ECLI:NL:RBMNE:2021:2403

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
20/3591
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). Eiseres had op 5 juni 2020 een aanvraag ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht werd afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 29 september 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.

Tijdens de zitting op 22 april 2021, waar ook andere zaken werden behandeld, is eiseres verschenen met haar gemachtigde. De rechtbank heeft in een andere zaak geoordeeld dat eiseres haar recht op bijstand vanaf 19 maart 2020 behoudt. Hierdoor heeft eiseres geen belang meer bij de beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld. Eiseres was door de intrekking van haar recht op bijstand genoodzaakt om een nieuwe aanvraag in te dienen, wat extra kosten met zich meebracht. De rechtbank heeft deze kosten vastgesteld op € 1.068,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door rechter J.A. Schuman, in aanwezigheid van griffier M. van Ettikhoven, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3591

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Boukich),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: W. van Beveren).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Bij besluit van 29 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2021, tezamen met de zaken
UTR 20/3574, UTR 20/3149, UTR 20/3975, UTR 20/3728 en UTR 21/324. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In een uitspraak van vandaag heeft de rechtbank in de zaak UTR 20/3149 geoordeeld dat eiseres haar recht op bijstand vanaf 19 maart 2020 behoudt. Daarom heeft eiseres geen belang meer bij beoordeling van dit beroep. De rechtbank verklaart het beroep daarom
niet-ontvankelijk.
2. De rechtbank ziet wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Eiseres was door de intrekking van het recht op bijstand immers genoodzaakt om een nieuwe aanvraag in te dienen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
(de rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.