ECLI:NL:RBMNE:2021:2393
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering na arbeidsongeschiktheid door een bedrijfsverkeersongeval
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. A.G.B. Bergenhenegouwen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. W.A. Postma. De eiser had een Ziektewet-uitkering ontvangen na een bedrijfsverkeersongeval en was van mening dat zijn uitkering ten onrechte was beëindigd per 22 december 2019. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zich op 27 augustus 2018 ziek had gemeld na een ongeval en dat zijn dienstverband op 23 juli 2019 was beëindigd. De rechtbank heeft de besluiten van het Uwv beoordeeld, waarbij het Uwv zich baseerde op rapporten van verzekeringsartsen. Eiser voerde aan dat zijn beperkingen waren onderschat en dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen, maar de rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv voldoende gemotiveerd was en dat eiser geen nieuwe medische informatie had ingediend die zijn standpunt kon onderbouwen.
De rechtbank concludeerde dat eiser in staat was om meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen, wat de beëindiging van de Ziektewet-uitkering rechtvaardigde. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.