ECLI:NL:RBMNE:2021:2379

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/3464
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering na medisch en arbeidskundig onderzoek met betwisting van de medische beoordeling

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van eiser, die als APK- en automonteur werkte en sinds 2013 arbeidsongeschikt is door rug- en knieklachten. Eiser ontving vanaf 2015 een loongerelateerde WIA-uitkering, maar na een herbeoordeling in 2020 concludeerde het Uwv dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep getoetst. Eiser betwistte de juistheid van deze beoordeling en voerde aan dat hij meer beperkingen heeft dan vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts zorgvuldig te werk is gegaan en dat de medische rapporten aan de vereisten voldeden. Eiser kon niet aantonen dat de medische beoordeling onjuist was, en de rechtbank vond geen aanleiding om aan de conclusies van de verzekeringsarts te twijfelen.

De rechtbank concludeerde dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat de geduide functies voor eiser geschikt waren, ondanks zijn beperkingen. Aangezien eiser per 26 april 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, was de beëindiging van de WIA-uitkering terecht. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3464

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. van der Werk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.H.J. van Kuilenburg).

Inleiding

Eiser werkte als APK- en automonteur voor gemiddeld 40,54 uur per week. Op 20 juni 2013 is hij uitgevallen voor dit werk vanwege rug- en knieklachten. Na afloop van de wachttijd is aan eiser per 18 juni 2015 een loongerelateerde uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De mate van arbeidsongeschiktheid bedroeg 67,86%.
Vanwege een operatie is eiser vanaf 1 juli 2016 volledig arbeidsongeschikt geacht. Per 6 januari 2017 is eiser parttime gaan werken als chauffeur schoolvervoer. Vanaf 13 maart 2017 valt eiser weer in de arbeidsongeschiktheidsklassen 35-80%. In 2018 heeft eiser nog een operatie ondergaan. Vanaf 1 april 2019 krijgt eiser een loonaanvullingsuitkering.
Begin 2020 vindt een herbeoordeling plaats op basis van een medisch en een arbeidskundig onderzoek. De uitkomst daarvan is dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 25 februari 2020 heeft verweerder de WIA-uitkering van eiser per 26 april 2020 beëindigd. Eiser is het daar niet mee eens en heeft een bezwaarschrift ingediend.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft meer beperkingen aangenomen dan de primaire verzekeringsarts en deze vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 10 februari 2020. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van verweerder vastgesteld dat twee geduide functies niet geschikt zijn voor eiser, maar dat hij ondanks de extra aangenomen beperkingen, in staat moet zijn om drie resterende geduide functies uit te oefenen. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser daarmee nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Met de beslissing op bezwaar van 10 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser daarom ongegrond verklaard. De beëindiging van de WIA-uitkering blijft dus in stand.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 12 mei 2021 op een Skype-zitting behandeld. Eiser was daarbij aanwezig en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

1. Eiser voert aan dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. Hij vindt dat hij meer beperkt is dan door deze verzekeringsarts is aangenomen. Eiser stelt niet in staat te zijn om 8 uur per dag en 40 uur per week te werken. Daarnaast is hij op de items ‘tillen/dragen’, ‘zitten’ en ‘zitten tijdens werk’ verdergaand beperkt. Ter onderbouwing hiervan is een rapport ingebracht van verzekeringsarts/medisch adviseur
S. Lok van Lechner Consult.
2. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat de beperkingen door verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig zijn beoordeeld en juist zijn vastgesteld.

De beoordeling door de rechtbank

Medische beoordeling
3. Bij haar beoordeling van de zaak stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
 op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
 voldoende begrijpelijk zijn.
De medische rapporten die de basis vormen voor verweerders besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiser aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de hierboven genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is echter in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiser zelf zijn medische situatie ervaart op basis van zijn klachten niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
4. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en de beschikbare medische informatie bij de beoordeling betrokken. Zij heeft de door de primaire verzekeringsarts aangenomen beperkingen naar aanleiding van haar onderzoek aangepast en aanvullende beperkingen aanmerkingen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 28 februari 2020 eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet en dat het onderzoek zorgvuldig is geweest. Het Uwv mocht zich op dit rapport baseren.
Urenbeperking
5. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan eiser gemiddeld ongeveer 8 uur per dag en 40 uur per week werken. Dit is een lichte urenbeperking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat met deze lichte urenbeperking voldoende rekening is gehouden met de licht verminderde energetische belastbaarheid vanwege de gehoorproblemen in combinatie met de chronische pijnklachten. Eiser is van mening dat hij niet in staat is om 8 uur per dag en 40 uur per week te werken en dat zijn klachten dan zullen toenemen. De rechtbank stelt vast dat de door eiser ingeschakelde medisch adviseur S. Lok in haar rapport heeft gemotiveerd dat zij geen aanknopingspunten ziet voor een verdergaande urenbeperking.
Wat vindt de rechtbank ervan?
6. Omdat deze medisch adviseur, net als de verzekeringsarts bezwaar en beroep, geen aanleiding ziet voor een verdergaande urenbeperking, geeft het rapport van de medisch adviseur de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de aangenomen urenbeperking niet ver genoeg gaat. Er zijn ook geen andere medische stukken overgelegd waaruit dit zou kunnen worden afgeleid.
Tillen of dragen, zitten en zitten tijdens werk
7. Eiser is licht beperkt voor tillen of dragen (item 4.14 inde FML), zitten en zitten tijdens werk (items 5.1 en 5.2). Uit het dossier blijkt dat eiser bij eerdere beoordeling in 2015 en 2016 zwaarder beperkt was voor deze items.
8. Medisch adviseur Lok van Lechner Consult heeft in haar rapport opgeschreven dat zij het niet navolgbaar vindt dat voor deze items in 2020 minder zware beperkingen zijn aangenomen, terwijl van een wezenlijke wijziging van de medische situatie op het gebied van de rug en knieën geen sprake is. De eerder aangenomen zwaardere beperkingen zijn onveranderd aan de orde, aldus Lok .
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft met een rapport van 7 april 2021 gereageerd op het standpunt van medisch adviseur Lok . Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat Lok er aan voorbij dat eiser een succesvolle ingreep onderging aan zijn knie waarna hij weer kon re-integreren en als chauffeur en monteur ging werken. Er is dus volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake van een situatie van ongewijzigd medische aard, want eiser is op 20 juni 2018 geopereerd en snel daarna op 11 juli 2018 al gedeeltelijk hervat in werk.
Wat vindt de rechtbank er van?
10. De rechtbank volgt dit standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Uit het dossier blijkt inderdaad dat eiser op 20 juni 2018 aan zijn knie is geopereerd. In een rapport van 13 juli 2018 van een verzekeringsarts staat vermeld dat de operatie voorspoedig is verlopen en dat eiser in een telefoongesprek op 11 juli 2018 heeft laten weten dat hij weer op arbeidstherapeutische basis is gaan werken. Eiser heeft op de zitting weliswaar verklaard dat zijn situatie na de operatie niet is verbeterd en dezelfde klachten heeft gehouden, maar dit heeft hij niet met medische stukken onderbouwd. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de primaire verzekeringsarts, die eiser medisch heeft onderzocht, in het rapport uiteen heeft gezet dat de eerdere beperkingen van maximaal vier uur per dag zitten en maximaal vijf kilo tillen en dragen te zwaar zijn ingeschat. Eiser kan gelet op het onderzoek en de zeer goede spierontwikkeling in staat kan worden geacht tien kilo te tillen of dragen.
11. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is.
Arbeidskundige beoordeling
12. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de aangepaste FML opnieuw naar de geduide functies gekeken. Twee geduide functies vindt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet geschikt. Drie resterende geduide functies zijn volgens de arbeidskundige bezwaar en beroep, gelet op de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde belastbaarheid, wel geschikt voor eiser.
Wat vindt de rechtbank er van?
13. Tegen de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft eiser geen beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat hij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat de functies eisers belastbaarheid niet overschrijden.
Uitkomst
14. Omdat uit het medisch en arbeidskundig onderzoek volgt dat eiser per 26 april 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd, heeft verweerder de WIA-uitkering van eiser per die datum terecht beëindigd. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
Proceskosten
15. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
3 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
(de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.