ECLI:NL:RBMNE:2021:2375
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om transitievergoeding na opzegging arbeidsovereenkomst door werknemer
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin een werknemer, aangeduid als [verzoeker], verzocht om toekenning van een transitievergoeding na zelf opzegging van zijn arbeidsovereenkomst met [verweerster] B.V. De werknemer had zijn dienstverband beëindigd op 1 december 2020, en stelde dat dit het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De werknemer voerde aan dat de werkgever de overeengekomen maandelijkse toeslag had stopgezet, niet adequaat had ingegrepen bij een verstoorde arbeidsrelatie, en tekort was geschoten in de re-integratie na zijn ziekmelding. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. R.G. Prakke, voerde verweer en betwistte de stellingen van de werknemer. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer geen recht had op de transitievergoeding, omdat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De rechter concludeerde dat de werkgever wel degelijk had ingegrepen in de problematiek, maar dat de werknemer zelf ook te maken had gehad met persoonlijke omstandigheden die bijgedragen hebben aan zijn situatie. Het verzoek van de werknemer werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.