ECLI:NL:RBMNE:2021:2365

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
16/166978-19(P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling na verkeersruzie met voorwaardelijk opzet

Op 4 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 mei 2019 in Hilversum betrokken was bij een verkeersruzie. De verdachte heeft geprobeerd om een andere verkeersdeelnemer, aangeduid als slachtoffer, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met zijn auto op hem in te rijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met de intentie handelde om het slachtoffer zwaar letsel toe te brengen, maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet. Dit houdt in dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn handelen tot zwaar lichamelijk letsel zou kunnen leiden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, die kan worden omgezet in 30 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is de verdachte voorwaardelijk de rijbevoegdheid ontzegd voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.

De uitspraak is gedaan na een zitting op 21 mei 2021, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een geldboete en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid had geëist, niet volledig overgenomen, maar heeft in plaats daarvan gekozen voor een taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/166978-19(P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .
(hierna te noemen: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. M. Lobregt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair:
op 25 mei 2019 te Hilversum heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door als bestuurder van een auto voornoemde [slachtoffer] aan te rijden, waardoor [slachtoffer] ten val is gekomen;
subsidiair:
op 25 mei 2019 te Hilversum, [slachtoffer] heeft mishandeld door als bestuurder van een auto voornoemde [slachtoffer] aan te rijden, waardoor [slachtoffer] ten val is gekomen;
meer subsidiair:
op 25 mei 2019 te Hilversum als bestuurder van een auto door zijn gedragingen gevaar op de weg heeft veroorzaakt dan wel het verkeer op de weg heeft gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde en acht het meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat er vanuit verdachte geen sprake is geweest van enig opzet. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) heeft op 26 mei 2019 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal aangiftegedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard:
Op 25 mei 2019 stond ik, met mijn scooter te wachten voor het spoor op de Schoolstraat te Hilversum. Toen we op het spoor reden zag ik dat de Opel een beweging naar links maakte in mijn richting met zijn auto. Ik voelde dat de auto mij aantikte. Ik voelde dat hij mij op mijn lichaam en scooter raakte. Ik weet niet precies waar hij mij aantikte. Ik heb hierop tegen de auto aangetrapt. Ik voelde hierna nogmaals dat ik werd geraakt door de auto tegen de rechterzijde. Ik weet niet meer waar ik geraakt werd maar het was op mijn lichaam en mijn scooter. Hierdoor kwam ik tegen de linker stoep aan van een aldaar gelegen vluchtheuvel. Ik viel hierdoor met scooter en al op de grond. Ik zag vervolgens dat de auto met zijn linker wiel over mijn scooter reed en vervolgens voelde ik dat het wiel tegen mijn lichaam aan kwam. Ik weet niet meer precies waar hij mij raakte maar ik voelde het overal. Ik voelde op dat moment pijn aan mijn lichaam. Ik zag vervolgens dat de auto tot stilstand kwam door een paal. Ik ben naar het ziekenhuis in Hilversum gebracht en daar bleek dat ik een aantal gebroken vingers had. Ik heb ook spieren gescheurd en schaafwonden op mijn hele lichaam. [2]
Een
proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige]op 25 mei 2019:
Ik hoorde dat zowel de Opel Corsa als de scooter accelereerden. Ik zag dat de jongeman op de scooter zijn rechterbeen vooruit stak. Ik zag dat de jongeman met gestrekt been vol tegen de linker buitenspiegel van de auto aantrapte. Ik hoorde dat de spiegel brak. Ik zag dat de Opel Corsa onmiddellijk na deze trap naar links kwam. Ik zag dat de Opel Corsa tegen de scooter aan kwam. Ik zag dat de scooter met de jongeman erop omviel. Ik zag dat de scooter op de vluchtheuvel terecht kwam, ik zag dat de jongeman op de grond terecht kwam. Ik zag dat de Opel Corsa al stuiterend de vluchtheuvel opreed. Ik zag dat het linker voorwiel van de Opel Corsa op de onderrug van de jongeman terecht kwam. Ik zag dat de Opel Corsa al stuiterend over de scooter heen reed. Ik zag dat de Opel Corsa tegen de gele verkeerspaal aan stil kwam te staan. [3]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 mei 2021, zakelijk weergegeven:
De scooter reed links van mij, ter hoogte van mijn portier. Ik stuurde met mijn auto naar links, om de scooter tot stilstand te brengen. Ik wilde hem blokkeren en dan aanspreken.
Bewijsoverwegingen
Voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte – al dan niet in voorwaardelijke vorm – opzet had op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, waarmee sprake zou zijn van een poging tot zware mishandeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte niet willens en wetens aangever aangereden om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, maar is er wel sprake geweest van voorwaardelijk opzet.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels
aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij aangever wilde laten stoppen (blokkeren), nadat aangever tegen de autospiegel van verdachte had aangeschopt. Verdachte reed in een auto en aangever reed op zijn scooter links naast verdachte, ter hoogte van zijn portier. Verdachte heeft met zijn rijdende auto naar links gestuurd, richting de rijdende scooter. Aangever is als gevolg hiervan met zijn scooter ten val gekomen en deels onder de auto terecht gekomen.
De rechtbank overweegt dat door met een auto – een vervoersmiddel met een niet te verwaarlozen massa – in te rijden op een persoon op een scooter, een zwakkere verkeersdeelnemer, de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan. Door de onvoorspelbaarheid van een aanrijding, de kwetsbaarheid van een scooterbestuurder, de krachten die vrijkomen en de aanwezigheid van diverse obstakels (stoepen, lantaarnpalen, andere verkeersdeelnemers) ter plaatse van de aanrijding, bestaat bijvoorbeeld de kans op gecompliceerde botbreuken of hoofd-/hersenletsel bij aangever. Op de foto’s in het dossier is te zien dat de auto van verdachte, net als de scooter, ook op de vluchtheuvel is belandt. Hierbij is de auto van verdachte enkel over een deel van de scooter gereden, maar dit had ook zomaar anders kunnen zijn. Verdachte had ook over aangever heen kunnen rijden, met alle gevolgen van dien. Verdachte had dit kunnen en moeten weten toen hij besloot naar links te sturen om aangever te blokkeren. Het voornoemd rijgedrag van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als zozeer gericht op het teweegbrengen van de aanrijding en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat hieruit de bewuste aanvaarding van die aanmerkelijke kans volgt.
Het primair ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:
op 25 mei 2019 te Hilversum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (rijdende op de Schoolstraat) met enige snelheid naar die
[slachtoffer] (die op een scooter reed) is toegereden en daarbij de auto naar de
linkerkant van de weg heeft bewogen en (vervolgens) die [slachtoffer] heeft
aangereden waardoor die [slachtoffer] (hard) ten val is gekomen, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair:
poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een geldboete van € 500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door tien dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van € 250,- voorwaardelijk, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vijf dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, bij het bepalen van een straf rekening te houden met de omstandigheid dat het slachtoffer zelf de agressor is geweest. Voorts is aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met het blanco strafblad van verdachte en zijn overige persoonlijke omstandigheden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met zijn auto naar links te sturen waar op dat moment het slachtoffer op een scooter reed. Het slachtoffer is door deze manoeuvre ten val gekomen en heeft daarbij letsel opgelopen. Het één en ander vond plaats in de context van een verkeersruzie. Hoewel uit het dossier volgt dat het slachtoffer als agressor een rol heeft gehad in deze hoog opgelopen verkeersruzie, is de rechtbank van oordeel dat op geen enkele wijze is te rechtvaardigen dat verdachte met zijn auto op het slachtoffer heeft ingestuurd. De gevolgen van een aanrijding met een kwetsbare verkeersdeelnemer, kunnen zeer ernstig zijn. Dat een verkeersruzie tot zo’n aanrijding kan leiden, draagt bij aan gevoelens van angst en onveiligheid bij getuigen en andere omstanders, maar vergroot ook in algemene zin de onrust in de samenleving. Mensen worden immers bang zelf ook slachtoffer te worden.
De rechtbank houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat verdachte, blijkens het hem betreffende Uittreksel justitiële documentatieregister van 17 december 2020, niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld, zijn spijt heeft betuigd, het feit bijna twee jaar geleden heeft plaatsgevonden, en de redelijke termijn van berechting met tien dagen is overschreden. Ook houdt de rechtbank rekening met het aandeel dat aangever als agressor zelf in de verkeersruzie heeft gehad.
De straf en maatregel
Alles afwegend, acht de rechtbank een taakstraf van 60 uren passend, te vervangen door 30 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht. Hoewel het bewezenverklaarde feit daarnaast de oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid rechtvaardigt, ziet de rechtbank vanwege het reeds genoemde tijdsverloop alsmede de verantwoordelijkheid die verdachte voor zijn handelen neemt aanleiding om daarvan af te zien en te volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden met een proeftijd van 2 jaren.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 179a Wegenverkeerswet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
60 (zestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis;
- ontzegt verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de ontzegging niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Tason Avila, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juni 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 mei 2019 te Hilversum, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een door hem, verdachte,
bestuurde personenauto (rijdende op de Schoolstraat) met enige snelheid naar die
[slachtoffer] (die op een scooter reed) is toegereden en daarbij de auto naar de
linkerkant van de weg heeft bewogen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft
aangereden waardoor die [slachtoffer] (hard) ten val is gekomen, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 mei 2019 te Hilversum, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer] heeft mishandeld door met een door hem, verdachte, bestuurde
personenauto (rijdende op de Schoolstraat) met enige snelheid naar die [slachtoffer]
(die op een scooter reed) is toegereden en daarbij de auto naar de linkerkant van
de weg heeft bewogen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft aangereden waardoor
die [slachtoffer] (hard) ten val is gekomen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 mei 2019 te Hilversum, in elk geval in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (Opel Corsa met kenteken [kenteken] ), daarmee
rijdende op de weg, de Schoolstraat, door op korte afstand naast [slachtoffer] (die
op een scooter reed met kenteken [kenteken] ) te rijden en/of (vervolgens) met
enige snelheid met de auto naar de linkerkant van de weg (waar die [slachtoffer] op
dat moment reed) te bewegen en/of in te sturen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] af
te snijden en/of aan te rijden waardoor die [slachtoffer] (hard) ten val is gekomen
(over vluchtheuvel), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg
werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg
werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 juli 2019, genummerd PL0900-2019152772, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 65. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 4 en 5.
3.Pagina’s 19 en 20.