ECLI:NL:RBMNE:2021:2362

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
9181117 UV 21-67
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S. Bokx-Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonvordering en wedertewerkstelling van werknemer bij Modis International B.V. in verband met thuiswerken door Corona en Brexit

In deze zaak vordert [eiser], een werknemer van Modis International B.V., dat de kantonrechter hem per direct ter beschikking stelt aan de European Space Agency (ESA) en hem toestaat zijn werkzaamheden vanuit het Verenigd Koninkrijk te verrichten. De vordering is ingegeven door de instructie van Modis aan [eiser] om terug te keren naar Nederland, wat Modis deed vanwege fiscale risico's die voortvloeien uit de Brexit en de Coronamaatregelen. De kantonrechter oordeelt dat de instructie van Modis onredelijk is, gezien de omstandigheden van de Coronapandemie en de instructies van ESA om thuis te werken. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] toe, inclusief de betaling van het loon over de maanden maart, april en mei 2021, en stelt dat Modis [eiser] moet toestaan om zijn werkzaamheden vanuit het Verenigd Koninkrijk te verrichten totdat de Coronamaatregelen zijn versoepeld. De kantonrechter wijst ook de vordering van Modis af om voorwaarden te verbinden aan de toewijzing van de vorderingen van [eiser]. De proceskosten worden toegewezen aan [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9181117 UV EXPL 21-67 VS/1257
Kort geding vonnis van 4 juni 2021
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. J.P. Wiewel,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Modis International B.V.,
gevestigd te Zaltbommel,
verder ook te noemen Modis,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. M. Hulstijn-Botter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 mei 2021 met producties (9)
  • de conclusie van antwoord tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling op 18 mei 2021. In verband met overheidsmaatregelen die zijn uitgevaardigd als gevolg van de uitbraak van het Corona-virus en de omstandigheid dat [eiser] in het buitenland verblijft, heeft deze zitting via Skype plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de zitting.
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Modis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Modis is een detacheringsorganisatie. Zij maakt onderdeel uit van het Modis netwerk en is wereldwijd HR-marktleider op het gebied van engineering, information technology en life sciences. Modis heeft ongeveer 700 werknemers – engineers, datawetenschappers, ontwerpers, ontwikkelaars, technici en onderzoekers – die worden ingezet op projecten bij verschillende opdrachtgevers.
2.2.
[eiser] heeft de Britse en [.] nationaliteit. Hij is met ingang van
1 december 2016 bij Modis in dienst getreden. [eiser] verdient een brutoloon van € 5.141,42 exclusief 8% vakantiegeld en een netto looncomponent van € 2.041,76.
2.3.
Sinds de aanvang van zijn dienstverband is [eiser] ter beschikking gesteld aan het European Space Research and Technology Centre (hierna: ESTEC), gevestigd te [plaatsnaam] . Dit is de Nederlandse vestiging van de European Space Agency (hierna: ESA). Modis en ESA werken al geruime tijd samen.
2.4.
In de arbeidsovereenkomst is met betrekking tot de plek waar [eiser] zijn werkzaamheden dient te verrichten het volgende bepaald:
“The employee will perform the tasks assigned to him in or from the employer's branch or seconded at the locations of the employer's clients. lf and insofar as the employer considers such to be useful and/or necessary, the employee will also be obliged to perform tasks on behalf of the employer's company and/or on behalf of the employer's clients other than the tasks which pertain wholly or partially to the aforementioned position."
In de overeenkomst (artikel 2 onder 4) staat verder, voor zover hier van belang:
“If the employee refuses to accept suitable employment or is unavailable for secondment, such may result in the employee not being entitled to salary, or in him having to take holiday without prejudice tot the other rights that the employer has in that instance.”
en in artikel 2 onder 5:
“The (repeated) refusal by the employee to accept a suitable position without reasonable grounds can constitute a legimate reason for summary dismissal.”
2.5.
Tot 1 maart 2020 verrichtte [eiser] zijn werkzaamheden op de ESTEC-locatie in [plaatsnaam] .
Als gevolg van de Coronapandemie voert ESTEC vanaf maart 2020 het beleid dat het werken op de ESTEC-locatie tot een minimum beperkt moet worden (hooguit een 10% bezetting). [eiser] werkt vanaf dat moment, met toestemming van Modis, vijf dagen per week vanuit huis in [woonplaats] .
2.6.
Eind augustus 2020 verwachtte ESTEC haar medewerkers weer terug op locatie in [plaatsnaam] . [eiser] bleef met toestemming van ESTEC en Modis vanuit huis werken omdat zijn zoon tot de Coronarisicogroep behoort.
Vanaf oktober 2020 stelde ESTEC haar medewerkers wederom in de gelegenheid de werkzaamheden vanuit huis te verrichten. Modis heeft [eiser] toestemming gegeven om (tijdelijk) vanuit het Verenigd Koninkrijk te werken.
2.7.
Modis vraagt per periode van thuiswerken een zogenoemde A1-verklaring bij de Sociale Verzekerings Bank (hierna: SVB) voor werknemers die vanuit het buitenland werkzaamheden voor Modis verrichten. De werknemer blijft in dat geval in Nederland verzekerd voor sociale verzekeringen. De A1-verklaring voor [eiser] liep op 31 januari 2020 af.
2.8.
Op 19 januari 2021 heeft Modis [eiser] verzocht om terug te keren naar Nederland. Modis had van de Britse belastingautoriteiten te horen gekregen dat zij, anders dan in 2020, vanaf 1 januari 2021 wel acht zullen slaan op alle aaneengesloten dagen dat werkzaamheden zijn verricht in het Verenigd Koninkrijk; de zogenoemde ‘183-dagen regeling’.
2.9.
[eiser] reageert op 21 januari 2021, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…)
As you know from Head of ESTEC Communications, there are strict measures in place for on-site work with a max 10% workforce presence. Thus the reasons I’m being asked tot return to the Netherlands are not clear. (…)
If there are other reasons for requesting my presence in the Netherlands I’d appreciate these are more clearly outlined. I understand there were Tax concerns from MODIS regarding teleworking from the UK. (…) But that it seems to me any such travel would not fall under the exceptions to the entry band based on the Government guidelines for travel to the Netherlands.
Based on the current pandemic situation and considering there is no plan for me to return to the site at ESTEC, on top of strict measures in place for on-site work, I would like to request to continue to tele-work from the UK at least until the end of February.
(…)”.
2.10.
Modis heeft het verzoek van [eiser] om in februari te mogen telewerken vanuit het Verenigd Koninkrijk afgewezen. Modis verwachtte dat [eiser] vanaf februari 2021 voor zijn werkzaamheden terug in Nederland. De eerste twee weken van februari 2021 heeft [eiser] vakantie opgenomen.
2.11.
Bij e-mailbericht van 16 februari 2021 meldt Modis het volgende:
“(…)
You are not allowed/ of have permission to work from the UK, this since 1st of February 2021
Your hour holidays are finished so unpaid leave will be implemented as per the 15th of February 2021
(…)”
2.12.
[eiser] reageert op 18 februari 2021 als volgt, voor zover hier van belang:
“(…)
I look forward in hearing from you regarding my request to tele-work from the U.K. until April 15th or an alternative plan that does not put my health and potentially of others at risk, nor measures that result into loss of decrease in salary. The pandemic due to spread of Coronavirus had imposed exceptional circumstances of all of us since March 2020 and I think it is important our actions don’t put people’s life and livelihoods at stake.
As per the European Space Agency latest communication, which I forwarded to you, there is no plan yet for my return to work on site. At present, I’m not being asked tot return tot work on-site at ESA’s premises in [plaatsnaam] . I have asked to be informed if this changes bus as per Mr. [A] most recent communication no such changes had been defined as of today.”
2.13.
Op 19 februari 2021 meldt Modis het volgende:
“ I am writing you this letter as reply to your e-mail of February 18 2021 in which you request to telework in the UK from February 2021 onwards. Unfortunately Modis is unable to approve this request.
The reason why we have explained several times. Due to Brexit there are no bilateral agreements anymore between The Netherlands and the UK. A direct consequence of this is that you perform work in the UK covered by a Dutch employment contract for a Dutch company you are directly liable to pay wage tax in the UK. For Modis this is exactly the same. We are forced to pay social premiums for you in both the Netherlands and the UK.
(…)
As long as you are in the UK you are not allowed to perform work for Modis and/or support the European Space Agency (to whom you are seconded) in any way, till you are back in the Netherlands.
As a result of this inability for you to perform work for which you are employed, I regret to tell you that per Monday the 15th of February Modis will implement unpaid leave for you.
(…)”.
2.14.
Modis heeft het salaris van [eiser] per 1 maart 2021 stopgezet.
2.15.
Partijen hebben over de kwestie gecorrespondeerd maar zijn niet tot overeenstemming gekomen.
2.16.
Modis heeft op 3 mei 2021 een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] bij de rechtbank Den Haag ingediend.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij wijze van voorlopige voorziening, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Modis veroordeelt:
I. om [eiser] per direct ter beschikking te stellen aan ESA en toe te staan en mogelijk te maken dat hij zijn werkzaamheden vanuit het Verenigd Koninkrijk verricht, zulks op straffe van de verbeuring van een direct opeisbare dwangsom van € 15.000,- en
€ 5.000,- per dag dat zij de veroordeling niet nakomt, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag;
II. tot de betaling van het overeengekomen loon over maart 2021, april 2021 en mei 2021 als gebruikelijk;
III. tot de betaling van de wettelijke verhoging van 50% ten aanzien van het loon over maart 2021 en april 2021;
IV. al haar verplichtingen op grond van de arbeidsovereenkomst met
[eiser] na te komen, zulks op straffe van de verbeuring van een direct opeisbare
dwangsom van € 15.000,- en € 5.000,- per dag dat zij de veroordeling niet nakomt, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag;
V. om binnen twee weken na dit vonnis afschriften van alle bescheiden aan [eiser] te verstrekken die hij nodig heeft om vast te kunnen stellen welke arbeidsvoorwaarden bij ESA gelden voor werknemers met gelijke dan wel gelijkwaardige functies, zulks op straffe van de verbeuring van een direct opeisbare dwangsom van € 15.000,- en € 5.000,- per dag dat zij de veroordeling niet nakomt, dan wel in door U.EA in goede justitie vast te stellen bedrag;
VI. tot de betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke
rente vanaf vijf dagen na datum van het in dezen te wijzen vonnis.
3.2.
Modis voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
3.3.
Modis vordert, onder de voorwaarde dat de kantonrechter de loonvordering van [eiser] toewijst en oordeelt dat Modis [eiser] weer ter beschikking moet stellen aan ESA, dat de kantonrechter daaraan primair de voorwaarde verbindt dat [eiser] voor het verrichten van zijn werkzaamheden voor Modis terugkeert naar Nederland en subsidiair dat wordt bepaald dat [eiser] alle extra kosten van Modis die het (langer) werken vanuit het Verenigd Koninkrijk met zich zal brengen voor zijn rekening neemt en dat Modis deze extra kosten zo nodig mag verrekenen met het salaris dat Modis aan [eiser] verschuldigd is. Verder vordert Modis dat [eiser] wordt veroordeeld om alle verplichtingen op grond van de arbeidsovereenkomst na te komen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In dit kort geding moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, worden beoordeeld of de vordering van [eiser] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat, vooruitlopend daarop, toewijzing mede gelet op de wederzijdse belangen reeds nu gerechtvaardigd is.
Het navolgende is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen en geen definitieve beslechting van het geschil.
Ter beschikking stellen aan ESA en loonvordering
4.2.
Omdat het hier gaat om een vordering tot toelating tot het werk en een loonvordering, is de spoedeisendheid van de zaak hiermee voldoende aannemelijk. De spoedeisendheid van die vordering is door Modis ook niet betwist.
4.3.
Modis staat [eiser] niet toe om zijn werkzaamheden voor ESA/ESTEC te verrichten zolang [eiser] niet voldoet aan de instructie van Modis om naar Nederland te komen. [eiser] heeft geen opvolging gegeven aan deze instructie en daarom heeft Modis het loon van [eiser] stopgezet. Modis stelt dat het uitgangspunt tussen partijen altijd is geweest dat [eiser] werkzaam was voor Modis in Nederland, op basis van een Nederlandse arbeidsovereenkomst. De belastingen en premies voor sociale zekerheid zouden in Nederland worden afgedragen en [eiser] zou zich in Nederland vestigen. Sinds eind januari 2021 is het volgens Modis noodzakelijk dat [eiser] voor het verrichten van zijn werkzaamheden terugkeert naar Nederland. Modis baseert haar instructie aan [eiser] (en aan een aantal andere werknemers dat in verband met de Coronapandemie thuis werkt vanuit het Verenigd Koninkrijk) op de stelling dat zij (en [eiser] ) fiscale (financiële) risico’s loopt als [eiser] zijn werkzaamheden vanuit huis blijft verrichten. [eiser] verblijft namelijk langer dan 183 dagen in het Verenigd Koninkrijk en daarom voldoet hij niet langer aan de zogenoemde ‘183-dagenregeling’. Als [eiser] zijn werkzaamheden vanuit het Verenigd Koninkrijk blijft voortzetten zal Modis ook in dat land belastingen en premies moeten afdragen. Dit brengt volgens Modis jaarlijks aanzienlijke kosten met zich mee: een bedrag van € 14.437,36 [bestaande uit € 11.205,60 aan employers UK social payments (13,8%); € 2.777,04 aan employers costs for pension (3,4 %), en € 454,72 aan employers costs apprenticeship levy (0,56%)].
[eiser] stelt – kort gezegd – dat de instructie van Modis om naar Nederland af te reizen onredelijk is. Modis heeft daarom onterecht het loon stopgezet en de mogelijkheid aan [eiser] onthouden om de overeengekomen arbeid voor ESA/ESTEC te verrichten.
4.4.
Overwogen wordt als volgt. Niet is in geschil dat [eiser] op grond van zijn arbeidsovereenkomst met Modis zijn werkzaamheden voor ESA/ESTEC in beginsel in [plaatsnaam] , Nederland, uit moet voeren. Dat heeft [eiser] ook altijd gedaan, tot maart 2020. Modis mag van [eiser] verlangen dat hij zijn werkzaamheden in Nederland uitvoert. Dat staat ook in artikel 7:660 BW: de werknemer moet zich houden aan de voorschriften omtrent het verrichten van de arbeid, alsmede aan die welke strekken ter bevordering van de goede orde in de onderneming die hem door de werkgever binnen de grenzen van algemeen verbindende voorschriften of overeenkomst, al dan niet tegelijk met andere werknemers, worden gegeven. Deze verplichting volgt uit de aard van het dienstverband en brengt de zeggenschap van de werkgever over de werknemer tot uitdrukking.
4.5.
Niet in geschil is dat de ‘Brexit’ (het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie op 31 januari 2020) consequenties kan hebben voor werknemers met de Britse nationaliteit die, zoals [eiser] , grensoverschrijdend werken.
De vraag die partijen verdeeld houdt is of de instructie van Modis aan [eiser] om zijn werkzaamheden in Nederland uit te voeren in verband met de gestelde fiscale consequenties voor Modis als [eiser] vanuit het Verenigd Koninkrijk blijft werken, redelijk is.
4.6.
[eiser] heeft de door Modis aan de instructie ten grondslag gelegde mededeling “
All bilateral agreements are cancelled and there is no flexibility anymore regarding working from the UK while employed in the Netherlands” gemotiveerd betwist. [eiser] stelt dat tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk nog steeds verdragen gelden die voorkomen dat dubbele loonbelastingen worden geheven en dat dubbele premies worden betaald voor sociale zekerheden. Modis heeft haar stelling dat er vanaf 31 januari 2021 wel sprake is van een nieuwe situatie voor wat betreft de afdracht van premies en heffingen in het Verenigd Koninkrijk niet nader geconcretiseerd. Zo heeft Modis de regelgeving waar zij zich op beroept niet in het geding gebracht, noch is de gestelde mededeling van de Britse belastingdienst op enigerlei wijze onderbouwd of is op andere wijze geconcretiseerd dat zij verplicht is om (voor [eiser] ) zowel in Nederland als in het Verenigd Koninkrijk afdrachten te doen. Dit betekent dat de kantonrechter in dit kort geding zonder nader onderzoek niet goed kan beoordelen of het standpunt van Modis hout snijdt en of de daarop gebaseerde instructie redelijk is. Deze onduidelijkheid in samenhang bezien en afgewogen tegen de bijzondere omstandigheden van dit moment – de Coronapandemie, de instructie van ESA/ESTEC aan haar werknemers om vanuit huis te werken, en het feit dat de zoon van [eiser] tot de Coronarisicogroep behoort – leiden tot het voorlopig oordeel dat op dit moment onvoldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat er sprake is van een redelijke grond voor de door Modis gegeven instructie. Dit betekent dat de weigering van [eiser] om die instructie op te volgen Modis geen aanleiding had mogen geven om de betaling van het loon te stoppen.
4.7.
Omdat [eiser] niet mag worden aangerekend dat hij zijn werkzaamheden niet kon uitvoeren en [eiser] zich steeds beschikbaar heeft gehouden om zijn werkzaamheden voor ESA/ESTEC vanuit huis te verrichten, heeft [eiser] jegens Modis aanspraak op betaling van het over de maanden maart tot en met mei 2021 ingehouden loon. De vordering van [eiser] zal daarom worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW zal worden toegewezen tot een percentage van maximaal 30%. Toekenning van de maximale wettelijke verhoging is in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter niet aangewezen.
4.9.
Ook de vordering die ertoe strekt dat Modis [eiser] ter beschikking stelt aan ESA en daarbij toestaat dat [eiser] zijn werkzaamheden vanuit het Verenigd Koninkrijk verricht, is toewijsbaar. Zoals uit het voorgaande volgt, heeft Modis onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een gegronde reden heeft om dit niet te doen/toe te staan. Daarbij is van belang dat [eiser] onweersproken heeft gesteld dat vanuit ESA/ESTEC geen verplichting bestaat om de werkzaamheden in Nederland te verrichten, dat thuiswerken op dit moment ESA-beleid is, dat ESA/ESTEC er geen bezwaar tegen heeft dat [eiser] zijn werkzaamheden vanuit huis verricht, en dat [eiser] feitelijk (zonder problemen) sinds maart 2020 ononderbroken vanuit huis heeft gewerkt.
4.10.
Omdat [eiser] zelf heeft aangegeven dat er sprake is van een tijdelijk probleem en hij aan Modis heeft toegezegd dat hij zijn werk weer vanuit Nederland zal verrichten zodra de Coronapandemie en de bijbehorende gezondheidsrisico’s en reisbeperkingen zijn afgenomen en ESA van mening is dat het voor [eiser] mogelijk is om ter plaatse bij ESTEC te werken, zal de kantonrechter de vordering in die zin toewijzen.
4.11.
Modis heeft verzocht bij toewijzing van de vordering tot wedertewerkstelling haar een redelijke termijn te geven van tenminste vier weken zodat zij in het kader van de opvolging van dit vonnis de tijd heeft om een (speciale) schaduwpayroll voor [eiser] op te zetten. Modis stelt dat zij, als [eiser] zijn werkzaamheden vanuit het Verenigd Koninkrijk blijft verrichten, parallelle payrolling-processen moet uitvoeren.
De kantonrechter ziet onvoldoende aanleiding om deze voorwaarde aan de veroordeling te verbinden. Het is vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat het opzetten van genoemde schaduwpayroll noodzakelijk is. Daarnaast is het aan Modis zelf om dit te regelen (op korte termijn) en valt niet in te zien waarom [eiser] zijn werkzaamheden voor ESA om die reden niet direct zou mogen hervatten.
4.12.
De gevorderde dwangsom wordt afgewezen. Er bestaat onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat Modis geen opvolging zal geven aan de veroordeling om [eiser] ter beschikking te stellen aan ESA/ESTEC.
Nakoming van de arbeidsovereenkomst
4.13.
Deze vordering is te ongespecificeerd om voor toewijzing in aanmerking te komen en zal dus worden afgewezen. Toewijzing daarvan zal onvermijdelijk tot executieproblemen leiden. De nevenvordering deelt hetzelfde lot.
Afgifte bescheiden
4.14.
De vordering van [eiser] tot het verkrijgen van een overzicht van alle arbeidsvoorwaarden van ESA (niet alleen het brutoloon maar alle overige vergoedingen, toeslagen en secundaire arbeidsvoorwaarden), zoals die golden ten tijde van de aanvang van zijn dienstverband en zoals die thans gelden voor de werknemers van ESA in gelijke of vergelijkbare functies (in elk geval voor de ESA-functie ‘ [functie] ’), is gegrond op artikel 843a Rv.
4.15.
[eiser] heeft toegelicht dat hij sinds 1 december 2016 onophoudelijk door Modis aan ESA ter beschikking is gesteld en hij meent dat hij daarom aanspraak heeft op gelijke arbeidsvoorwaarden als de werknemers van ESA in gelijke of gelijkwaardige functies. [eiser] wil onderzoeken hoe hoog zijn salaris op grond van de Wet Allocatie Arbeidskrachten Door Intermediairs (Waadi) zou moeten zijn in verband met het vaststellen van een toekomstige (loon)vordering op Modis.
4.16.
Dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen. Er bestaat in het Nederlandse recht geen algemene exhibitieplicht in de zin dat partijen jegens elkaar verplicht zijn en gedwongen kunnen worden tot het verschaffen van informatie en documenten, dit kan alleen bij wijze van uitzondering. De hoofdregel is dat partijen onder hen rustende bescheiden niet aan andere partijen hoeven af te geven. Voor een geslaagd beroep op de uitzonderingsgrond van artikel 843a Rv gelden de volgende cumulatieve voorwaarden: 1. de eiser dient een rechtmatig belang te hebben bij het gevorderde afschrift; 2. de inzagevordering moet betrekking hebben op bepaalde bescheiden; 3. de bescheiden waarvan afschrift wordt gevorderd moeten betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is; en 4. degene van wie de bescheiden worden gevraagd moet deze tot zijn beschikking of onder zijn berusting hebben.
4.17.
Naast de betwisting van de spoedeisendheid van deze vordering, heeft Modis ook gemotiveerd inhoudelijk verweer gevoerd ten aanzien van het rechtmatig belang van [eiser] en de vereiste rechtsbetrekking. Bovendien stelt Modis dat die gegevens helemaal niet tot haar beschikking staan. [eiser] wil inzage in de arbeidsvoorwaarden/arbeidscontracten die gelden tussen ESA en haar eigen werknemers. Modis is hierbij geen partij en het is de vraag of ESA die gegevens, die persoonsgegevens maar ook bedrijfsgevoelige informatie bevatten, aan Modis ter beschikking zal stellen.
De kantonrechter overweegt dat, los van de vraag of van [eiser] al dan niet gevergd zou kunnen worden dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht, er, mede in het licht van het verweer van Modis, nog te veel onduidelijk is om te kunnen concluderen dat aan de voorwaarden voor toewijzing van een exhibitievordering is voldaan. In dit kort geding is geen ruimte voor een nader onderzoek of bewijslevering. Voorshands kan dus niet worden geoordeeld dat de vordering van [eiser] in een bodemzaak voldoende kans van slagen heeft zodat daar in kort geding niet op vooruitgelopen kan worden.
De (voorwaardelijke) tegenvordering
4.18.
De kantonrechter komt toe aan een beoordeling van de voorwaardelijke tegenvordering van Modis omdat de vorderingen van [eiser] die strekken tot – kort gezegd – het mogen hervatten van zijn werkzaamheden voor ESA/ESTEC vanuit huis en betaling van zijn loon over de maanden maart, april en mei 2021, worden toegewezen.
Modis vordert dat aan voornoemde veroordeling de voorwaarde wordt verbonden dat [eiser] voor het verrichten van zijn werkzaamheden voor ESA terugkeert naar Nederland en, subsidiair, dat [eiser] alle extra kosten van Modis ten gevolge van het (langer) werken vanuit het Verenigd Koninkrijk voor zijn rekening neemt en/of verrekend mogen worden door Modis.
4.19.
De kantonrechter ziet geen aanleiding de gevraagde voorwaarden aan de veroordelingen te verbinden. Zoals hierboven (4.5) is overwogen is vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat de instructie aan [eiser] om zijn werkzaamheden in Nederland te verrichten in de gegeven omstandigheden redelijk is. Verder bestaat er onduidelijkheid over de regelgeving waar Modis zich op beroept en is het dus ook onduidelijk of Modis de op die regelgeving gebaseerde (en nu al geclaimde) kosten verschuldigd zal zijn. Overigens heeft [eiser] aan Modis voorgesteld (randnummer 3.2 in de dagvaarding) dat hij zelf bepaalde onvermijdelijke fiscale consequenties van het tijdelijk blijven werken vanuit het Verenigd Koninkrijk voor eigen rekening en risico neemt. Het is aan partijen om daar in de toekomst nadere afspraken over te maken, mocht dat nodig zijn.
4.20.
De vordering van Modis om [eiser] te veroordelen alle verplichtingen op grond van de arbeidsovereenkomst na te komen wordt afgewezen, om dezelfde reden als de gelijkluidende vordering van [eiser] (4.13).
Proceskosten
4.21.
Modis zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 109,65
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde €
747,00(tarief € 747,00)
Totaal € 1.363,65
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen als hierna vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
5.1.
veroordeelt Modis tot betaling van het overeengekomen loon over maart 2021, april 2021 en mei 2021, als gebruikelijk, vermeerderd met wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, te betalen tot een maximum van 30% vanaf de datum van opeisbaarheid van die bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Modis om [eiser] per direct ter beschikking te stellen aan ESA en toe te staan en mogelijk te maken dat [eiser] zijn werkzaamheden voor ESA/ESTEC vanuit het Verenigd Koninkrijk verricht, een en ander totdat de Coronamaatregelen in Nederland en het Verenigd Koninkrijk zodanig versoepeld zijn dat het werken op locatie vanuit ESA/ESTEC verwacht wordt;
5.3.
veroordeelt Modis tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Bokx-Boom, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2021.