ECLI:NL:RBMNE:2021:2360

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/4123
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door eiser met een geldige invalidenparkeerkaart

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, die in het bezit was van een geldige invalidenparkeerkaart, had op 7 augustus 2020 zijn auto geparkeerd zonder deze kaart zichtbaar achter de voorruit te plaatsen. De gemeente Almere had daarop een naheffingsaanslag van € 66,40 opgelegd, bestaande uit € 1,90 parkeerbelasting en € 64,50 naheffing. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 3 november 2020.

Tijdens de zitting, die via een Skypeverbinding plaatsvond, heeft eiser zijn situatie toegelicht. Hij gaf aan dat hij vergeten was zijn invalidenparkeerkaart mee te nemen en verzocht om de naheffingsaanslag kwijt te schelden uit redelijkheid en billijkheid, gezien zijn leeftijd van 66 jaar en zijn zorgen over zijn financiële situatie na zijn pensioen. De rechtbank overwoog dat, hoewel eiser beschikte over een geldige invalidenparkeerkaart, hij niet voldeed aan de voorwaarden omdat hij deze niet zichtbaar had geplaatst. De rechtbank oordeelde dat de gemeente de naheffingsaanslag terecht had opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door rechter mr. C.M. Dijksterhuis, in aanwezigheid van griffier mr. L.Y. Wong, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4123

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: T. Klinkhamer ).

Procesverloop

Op 7 augustus 2020 heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66,40.
In de uitspraak op bezwaar van 3 november 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skypeverbinding plaatsgevonden op 27 mei 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft zijn auto (kenteken: [kenteken] ) op 7 augustus 2020 geparkeerd aan de [locatie] te [plaats] . Er geldt daar betaald parkeren. Aan eiser is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66,40, bestaande uit € 1,90 parkeerbelasting en € 64,50 naheffing, omdat de auto van eiser zonder parkeervergunning was geparkeerd en eiser geen parkeerkaart had gekocht.
3. Eiser voert aan dat hij houder is van een invalidenparkeerkaart die geldig is tot
6 juni 2021. Op 7 augustus 2020 was hij vergeten deze parkeerkaart mee te nemen/achter de voorruit van de auto te plaatsen. Eiser verzoekt uit redelijkheid en billijkheid het bedrag van
€ 66,40 kwijt te schelden. Daarbij brengt eiser naar voren dat hij 66 jaar is, dat hij vergeetachtig is en dat hij zich zorgen maakt of hij volgend jaar als hij met pensioen gaat, in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien.
Oordeel rechtbank
4. Niet in geschil is dat eiser op 7 augustus 2020 over een geldige invalideparkeerkaart beschikte. Ook is niet in geschil dat eiser de invalideparkeerkaart op die dag niet achter de voorruit van de auto heeft geplaatst. Nu eiser dat niet heeft gedaan, heeft hij niet voldaan aan de voorwaarden die aan de invalidenparkeerkaart verbonden zijn. Verweerder heeft de naheffingsaanslag parkeerbelasting daarom terecht aan hem opgelegd.
Het is voor verweerder niet mogelijk om deze kwijt te schelden.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.Y. Wong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.