ECLI:NL:RBMNE:2021:2346

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/4779
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op basis van vermogen en erfenis

In deze zaak heeft eiseres op 13 februari 2020 een aanvraag voor bijstand ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Verweerder heeft eiseres meerdere keren de gelegenheid gegeven om aanvullende informatie te verstrekken, maar eiseres heeft hier niet op gereageerd. Bij besluit van 20 april 2020 heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Na bezwaar van eiseres heeft verweerder de aanvraag opnieuw beoordeeld en op 19 november 2020 de aanvraag afgewezen, wat heeft geleid tot het beroep van eiseres.

De rechtbank heeft op 18 mei 2021 uitspraak gedaan. Eiseres heeft aangevoerd dat zij over vermogen beschikt dat hoger is dan de vermogensgrens voor een alleenstaande, maar dat dit vermogen niet van haar alleen is. Het betreft een erfenis waarvan nog twee delen aan haar broers moeten worden uitbetaald. Eiseres stelt dat zij het geld op haar rekening houdt om in haar levensonderhoud te voorzien, maar dat zij hierdoor schulden opbouwt. De rechtbank overweegt dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij niet over het bedrag van € 65.000,- kan beschikken en dat de vooronderstelling dat zij over dit bedrag kan beschikken, niet is weerlegd.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat het vermogen op haar rekening niet van haar is en dat er geen sprake is van een daadwerkelijke terugbetalingsverplichting aan haar broers. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4779

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: W. van Beveren ).

Inleiding en procesverloop

Eiseres heeft op 13 februari 2020 een aanvraag voor bijstand ingediend. Verweerder heeft eiseres meermaals in de gelegenheid gesteld om nadere informatie te verschaffen. Eiseres heeft hierop niet gereageerd. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 20 april 2020 de aanvraag van eiseres buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Nadat eiseres hiertegen bezwaar had ingediend, heeft verweerder haar alsnog een termijn gegund om de verzochte informatie te verstrekken. Hierop heeft eiseres wel gereageerd. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 19 november 2020 het besluit van 20 april 2020 ingetrokken en de aanvraag van eiseres van 13 februari 2020 afgewezen.
Eiseres heeft tegen het besluit van 19 november 2020 (het bestreden besluit) beroep
ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2021 via Skype-verbinding. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat eiseres over vermogen beschikt dat hoger ligt dan de vermogensgrens voor een alleenstaande. Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat eiseres ten tijde van de aanvraag op verschillende rekeningen beschikte over een saldo van in totaal € 65.000,-. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij niet over dit bedrag kan beschikken. Er ontbreken verifieerbare gegevens ter onderbouwing van haar standpunt dat zij het saldo op haar rekening verschuldigd is aan haar broer.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat het vermogen op haar rekening niet van haar alleen is. Het vermogen komt uit een erfenis en er moeten nog twee delen van dit vermogen worden uitbetaald aan de andere erven, de broers van eiseres. Omdat eiseres niet over vermogen beschikt, heeft zij het geld op haar rekening gehouden om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Eiseres heeft aangevoerd dat zij dus van geld leeft dat niet van haar is en op deze manier bouwt zij schulden op. Eiseres heeft aan verweerder stukken gestuurd waaruit blijkt dat zij een onevenredig deel van de erfenis heeft ontvangen. Verweerder heeft eiseres niet goed geïnformeerd door pas in september 2020 aan haar te vertellen dat zij geen vermogen op haar rekening mag hebben. Volgens eiseres heeft verweerder haar aanvraag ten onrechte afgewezen. Verweerder onderkent namelijk dat het geld op de rekening van eiseres niet van haar is. Als verweerder wél rekening had gehouden met de twee andere erven, dan zou eiseres beschikken over een negatief saldo. Er zou dan geen sprake zijn van een vermogen dat boven de vermogensgrens uitkomt.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
4. Het gaat in dit geding om een besluit tot afwijzing van een aanvraag om bijstand. Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige openheid van zaken te geven. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren.
5. De rechtbank overweegt dat eiseres ten tijde van de aanvraag over verschillende rekeningen beschikte met een totaalsaldo van € 65.000,-. Een aantal van deze rekeningnummers stond op naam van eiseres en over de andere rekeningen had eiseres de beschikking. Dit rechtvaardigt naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de vooronderstelling dat eiseres over de op die rekeningen staande gelden ook de beschikking had, dan wel dat zij daarover redelijkerwijs kon beschikken. [1] Het is aan eiseres om aan te tonen dat deze vooronderstelling in haar geval niet opgaat. Eiseres is daarin niet geslaagd. Zij heeft niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd welk bedrag op de rekeningen de erfdelen van haar broers betreffen. Ook heeft zij niet aangetoond dat zij dit bedrag nog aan haar broers dient over de dragen. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [2] kunnen schulden in het kader van de toepassing van de bijstandswetgeving uitsluitend in aanmerking worden genomen, indien het feitelijk bestaan ervan in voldoende mate aannemelijk is geworden en tevens komt vast te staan dat aan die schuld een daadwerkelijke terugbetalingsverplichting is verbonden. Een schuld aan een familielid is veelal een schuld van vrijblijvende aard. Een belanghebbende heeft echter de mogelijkheid aannemelijk te maken dat sprake is van een daadwerkelijke verplichting tot betaling. Eiseres heeft hieromtrent echter geen stukken overgelegd. Eiseres heeft een verklaring van erfrecht overgelegd, maar daaruit blijkt slechts dat er drie erfgenamen zijn en dat ieder een gelijk deel ontvangt. Van een verband tussen de erfenis en het totaalsaldo op de rekeningen waarover eiseres kan beschikken, is onvoldoende gebleken.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier in niet in de gelegenheid
Om deze uitspraak te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 september 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN7848.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 mei 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW6792.