ECLI:NL:RBMNE:2021:2343
Rechtbank Midden-Nederland
- Verschoning
- Rechtspraak.nl
Verschoningsverzoek van een rechter in een bewind- en mentorschapszaak
Op 1 juni 2021 heeft de verschoningskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het verzoek tot verschoning van mr. P.J. Neijt, kantonrechter. Dit verzoek werd ingediend in het kader van een hoofdzaak waarin de heer [A] een klacht had ingediend tegen mevrouw [B], de bewindvoerder en mentor van mevrouw [C]. De klacht en het verzoek tot ontslag van de mentor zouden op 4 juni 2021 ter zitting worden behandeld. De verschoningskamer ontving het verzoek op 27 mei 2021, maar er vond geen mondelinge behandeling plaats. De beslissing op het verzoek werd per e-mail aan de betrokkenen meegedeeld en schriftelijk vastgelegd op 3 juni 2021.
Verzoeker, mr. P.J. Neijt, voerde twee redenen aan voor zijn verzoek tot verschoning. Ten eerste had hij eerder een zaak behandeld waarin de heer [A] en mevrouw [C] betrokken waren, wat volgens hem leidde tot een gerechtvaardigde vrees voor een gebrek aan partijdigheid. Ten tweede had hij zich een waardeoordeel gevormd over het handelen van de heer [A], wat ook van belang was in de hoofdzaak. De verschoningskamer oordeelde dat de eerste reden onvoldoende was om aan te nemen dat er een gebrek aan onpartijdigheid zou zijn. Echter, de tweede reden, waarbij verzoeker aangaf al een waardeoordeel te hebben, was voldoende om te concluderen dat het verzoek gegrond was.
De verschoningskamer verklaarde het verzoek tot verschoning gegrond en droeg de griffier op deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen en de president van de rechtbank. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 1 juni 2021, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.