ECLI:NL:RBMNE:2021:234

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
16/231171-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijke onvoorzichtigheid van vrachtwagenchauffeur op de A2

Op 31 oktober 2018 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de A2 te Nieuwegein, waarbij een vrachtwagenchauffeur, [verdachte], met hoge snelheid inreed op een stilstaande file. Dit resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bestuurster van een Ford Fiesta, [slachtoffer], die als gevolg van de aanrijding meerdere ernstige verwondingen opliep, waaronder een hersenkneuzing en een schedelfractuur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat dit aan zijn schuld te wijten was. De officier van justitie had gevorderd tot een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde, met inachtneming van de omstandigheden van de zaak en de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen een verkeersovertreding had begaan, maar dat zijn gedrag als ervaren vrachtwagenchauffeur onacceptabel was, gezien de omstandigheden van het ongeval. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uren op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, rekening houdend met de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/231171-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1959] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] te [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen verdachte en mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat te Eindhoven, en het slachtoffer [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
primair:op 31 oktober 2018 te Nieuwegein als bestuurder van een vrachtauto zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval op de weg A2 heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht dan wel zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:op 31 oktober 2018 te Nieuwegein als bestuurder van een vrachtauto door zijn gedragingen op de weg A2 gevaar op de weg heeft veroorzaakt dan wel het verkeer heeft gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het rijgedrag van verdachte als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend’ moet worden beschouwd voor wat betreft de mate van schuld van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Voor een
black outvan verdachte zijn te weinig aanknopingspunten. Wel zou sprake zijn geweest van ‘momentane onoplettendheid’. Het enkel over het hoofd zien van een op zich goed waarneembare verkeersdeelnemer is volgens de Hoge Raad onvoldoende om van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet te kunnen spreken. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde zou, aldus de raadsman, wel een veroordeling kunnen volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Het ongeval
Op woensdag 31 oktober 2018, omstreeks 16:58 uur, vond een verkeersongeval plaats op de A2 te Nieuwegein. [verdachte] , bestuurder van een trekker met oplegger, rijdend
over rijstrook 4 van de rijksweg A2, komende uit de richting van Vianen en gaande in de richting van Amsterdam/Den Haag, botste tegen de achterzijde van de Ford Fiesta,
kenteken [kenteken] , bestuurd door [slachtoffer] . [2]
De rijbaan was verdeeld in 5 rijstroken. De rijstroken 1 t/m 3 waren bestemd voor het rechtdoor gaande verkeer. De rijstroken 4 en 5 waren bestemd voor het rechts afslaande verkeer. [3]
De bestuurder van voertuig 1 (de rechtbank begrijpt: verdachte) reed met zijn voertuig met hoge snelheid tegen de achterzijde van voertuig 2. Voertuig 2 stond stil of nagenoeg stil als laatste voertuig in een (nagenoeg) stilstaande file op rijstrook 4. Vervolgens bleef voertuig 1 door rijden en drukte voertuig 2 tegen voertuig 4. Voertuig 4 werd tegen voertuig 3 gedrukt. Voertuig 3 werd tegen voertuig 8 gedrukt. Vervolgens bleef voertuig 1 door rijden waarbij voertuig 2 gehaakt bleef. Beide voertuigen reden/gleden schuin naar links over de gehele rijbaan en kwamen na ongeveer 90-100 m verder tot stilstand tegen de geleiderails in de middenberm. De bestuurders van de voertuigen 5, 6 en 7 zijn voor de voertuigen 1 en 2 naar links uitgeweken. De voertuigen 5 en 6 werden daarbij nog geraakt door voertuig 1. [4] Kennelijk remde de bestuurder van voertuig 1 niet, maar verminderde de snelheid geleidelijk, doordat voertuig 2 aan de voorzijde van voertuig 1 gehaakt bleef. [5]
Verbalisant [verbalisant] zag in de gegevens van tachograaf registratie van voertuig 1 vóór het tijdstip van de sterke snelheidsvermindering dat de snelheid van voertuig 1 gedurende ongeveer 1 minuut constant hoger lag dan 80 km/h. Hij zag dat de snelheid zelfs ongeveer 10 seconden 90-91 km/h was.
Op de plaats van het incident gold een maximum toegestane snelheid van 50 km/h, aangegeven door de elektronische signaleringsborden op de portalen bij 66,68 en 66,13. Ongeveer 500 m voor de plaats van het incident (66,68) stonden de elektronische signaleringsborden ingesteld op “50” met knipperen. De bestuurder heeft zijn snelheid niet verminderd naar de maximum toegestane snelheid van 50 km/h. Vervolgens bleek nergens uit dat hij na de botsing met voertuig 2 getracht heeft zijn voertuig zo snel mogelijk tot stilstand te brengen. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard:
‘Het klopt dat ik die dag een vrachtauto bestuurde, dat ik reed op de rijbaan die in het dossier rijbaan 4 wordt genoemd en dat ik tegen de auto van mevrouw [slachtoffer] ben gebotst. Ik kan niet verklaren hoe dat is gebeurd. Het kan kloppen dat ik harder dan 80 km/h reed. Ik herinner me nog wel dat ik de vrachtauto van [getuige 1] rechts passeerde.’ [7]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard:
‘De matrixborden voor rijbanen vier en vijf stonden op 50. Ik zag dat het verkeer op rijbaan 4 zo goed als stil stond. Ik reed zelf ongeveer 70 kilometer per uur op de derde rijbaan. Ik zag ineens een vrachtwagen aankomen die mij van rechts inhaalde. Dit ging met een behoorlijke vaart. De bestuurder raakte de blauwe auto.’ [8]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard:
‘Ik zag dat het verkeer op rijstrook 4 en 5 stil stond. Ik ben ook aangesloten.
Ik stond ongeveer 6 a 7 seconden stil op rijstrook 4. Plotseling hoorde ik een harde knal. De klap moet van achteren gekomen zijn.’ [9]
De gevolgen
Uit een geneeskundige verklaring blijkt het volgende:
[slachtoffer] was opgenomen van 31-10-2018 tot en met 15-11-2018 op de Intensive Care & Medium Care Algemene & Acute Neurochirurgie voor het specialisme Neurochirurgie. [10]
ConclusieHoog energetisch trauma 31-10 (auto versus vrachtwagen) met daarbij
1. Multipele contusiehaarden cerebellair (de rechtbank begrijpt: (een) hersenkneuzing(en))
2. Impressiefractuur occipitaal (de rechtbank begrijpt: een schedelfractuur)
3. Carotis dissectie (de rechtbank begrijpt: een gescheurd bloedvat in de hals)
4. Sinustrombose (de rechtbank begrijpt: trombose in de hersenen)
5. Longcontusie (de rechtbank begrijpt: een longkneuzing)
6. Perifere facialis parese (de rechtbank begrijpt: aangezichtsverlamming)
7. Gehoorverlies [11]
In een schriftelijke slachtofferverklaring van 12 januari 2021 schrijft [slachtoffer] :
‘Ik ben tot en met 14 december 2018 klinisch opgenomen geweest, vervolgens heb ik tot en met 8 maart 2019 poliklinisch gerevalideerd. Ik heb aan de aanrijding blijvend niet aangeboren hersenletsel overgehouden. Ik heb last van vermoeidheidsklachten, concentratieproblemen, mijn evenwicht en gehoor.’
4.3.2
Bewijsoverweging
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet dient te worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 van de Wegenverkeerswet houdt in, dat voor strafbaarheid tenminste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor ‘schuld’ is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en onoplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Met inachtneming van het hiervoor omschreven juridisch kader, overweegt de rechtbank ten aanzien van de schuld van verdachte als volgt.
Er zijn geen aanwijzingen dat de file heel plotseling is ontstaan. Met matrixborden werd al 500 meter voor de locatie van het ongeval aangegeven dat de maximaal toegestane snelheid ter plaatse op dat moment 50 km/h was. Uit de verkeersongevalanalyse blijkt dat verdachte op het moment van de aanrijding met een snelheid hoger dan 80 km/h heeft gereden en dat hij niet heeft geremd, noch voorafgaand aan, noch tijdens de aanrijding.
Het passeren van [getuige 1] weet verdachte zich nog te herinneren, zo blijkt uit zijn verklaring ter terechtzitting. [getuige 1] verklaart dat het verkeer op de rijbaan van verdachte op dat moment al zo goed als stil stond. Verdachte reed op dat moment al zeker een minuut harder dan 80 km/h. Alle voorwaarden om een aanrijding te veroorzaken (en niet meer te kunnen afwenden) waren op dat moment al geschapen. Verdachte reed op rijstrook vier. Volgens de getuigenverklaring van [getuige 2] stond het verkeer op die rijstrook al enige seconden stil. Verdachte is vervolgens op een zich recht voor hem bevindende, goed zichtbare, (nagenoeg) stilstaande auto gebotst.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op het voorgaande - anders dan de verdediging heeft bepleit - niet gezegd worden dat enkel sprake is geweest van een kort moment van onoplettendheid of het enkel over het hoofd zien van een andere verkeersdeelnemer.
Mede in aanmerking genomen dat verdachte een ervaren vrachtwagenchauffeur is, dat hij vanuit zijn hoge positie in de vrachtwagencabine een goed zicht had op de weg, alsmede dat hij zich in een (zware) vrachtauto voortbewoog over de snelweg die voor hem goed bekend is, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een aanmerkelijke mate van onoplettendheid en onvoorzichtigheid.
De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende is komen vast te staan dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 31 oktober 2018 te Nieuwegein als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (een vrachtauto), daarmee rijdende over de voor het openbaar
verkeer openstaande weg, te weten de A2, komende uit de richting van Vianen en
gaande in de richting van Amsterdam/Den Haag, zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- terwijl op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan van die A2 zich langzaam rijdende en/of stilstaande voertuigen bevonden (file),
- onvoldoende acht te slaan op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan en het zich voor hem, verdachte, bevindende langzaam rijdende en/of stilstaande verkeer op die rijbaan en
- onvoldoende afstand te houden van het voor hem, verdachte, bevindende verkeer en
- de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg/rijbaan kon overzien en deze vrij was en
- met onverminderde te hoge snelheid (ongeveer 83 km/u) op voornoemde file in te rijden
en
- een kettingbotsing te veroorzaken door (vervolgens) tegen zich in die file bevindende voertuigen te rijden en te botsen, waardoor de bestuurster van één van voornoemde voertuigen, te weten een Ford Fiësta (kenteken [kenteken] ) (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenkneuzing, een schedelfractuur en een gescheurd bloedvat in de hals en trombose in de hersenen en een longkneuzing en aangezichtsverlamming en gehoorverlies werd toegebracht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 60 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis,
- een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat enkel een bewezenverklaring kan volgen voor het subsidiair ten laste gelegde en dat een geldboete daarvoor passend zou zijn. Een (onvoorwaardelijke) ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen zou betekenen dat verdachte zijn baan als vrachtwagenchauffeur zou verliezen en is daardoor onwenselijk.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is, rijdend in een vrachtauto, met hoge snelheid op een file ingereden, is tegen de personenauto van [slachtoffer] gebotst en heeft daarmee een grote kettingbotsing veroorzaakt. [slachtoffer] , op dat moment 24 jaar oud en in de bloei van haar leven, heeft daardoor blijvend hersenletsel, met als gevolg daarvan gehoorverlies aan een oor en een beschadigd evenwichtsorgaan opgelopen, waar zij tot op heden de consequenties van ondervindt. Ze heeft lang moeten revalideren en de kans is groot dat zij nooit meer zal functioneren zoals voorheen. Verdachte had dit dienen te voorkomen, door op de weg de oplettendheid en voorzichtigheid te betrachten die – zeker van een ervaren vrachtwagenchauffeur – mag worden verwacht.
Op grond van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) wordt als uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval met aanmerkelijke schuld met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge, een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden gehanteerd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 10 december 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke rijontzegging onevenredig grote gevolgen heeft voor verdachte, omdat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als vrachtwagenchauffeur. Daarom zal de rechtbank, naast de oplegging van een taakstraf, volstaan met een geheel voorwaardelijke rijontzegging met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank slaat acht op het feit dat de redelijke termijn met enkele maanden is
overschreden. Dat dient op basis van door de Hoge Raad aangedragen uitgangspunten te
leiden tot een strafvermindering van vijf procent.
Indien het zou gaan om een ongeval dat recent zou hebben plaatsgevonden, dan was naar het
oordeel van de rechtbank een werkstraf van 140 uren passend geweest, gelet op de blijvende
gevolgen voor het slachtoffer. In verband met de geconstateerde termijnoverschrijding zal de
rechtbank nu volstaan met een werkstraf van 120 uren, conform de genoemde
oriëntatiepunten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 120 uren
(indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis), alsmede een
geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor
de duur van 6 maanden passend en geboden is (met aftrek van de tijd dat het rijbewijs
ingevorderd is geweest).

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
- bepaalt dat de ontzegging
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en B.M. Blom, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. R. Wijkstra en J. Broere, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 januari 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 31 oktober 2018, te Nieuwegein, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (een vrachtauto), daarmee rijdende over de voor het openbaar
verkeer openstaande weg, te weten de A2, komende uit de richting van Vianen en
gaande in de richting van Amsterdam/Den Haag, zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan van die A2 zich langzaam
rijdende en/of stilstaande voertuigen bevonden (file) en/of
- (daarbij) niet, althans onvoldoende acht te slaan op de voor hem, verdachte,
gelegen rijba(a)n(en) en/of het zich voor hem, verdachte, bevindende langzaam
rijdende en/of stilstaande verkeer op die rijba(a)n(en) en/of
- onvoldoende afstand te houden van het voor hem, verdachte, bevindende
verkeer en/of
- de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig
aan te passen dat hij in staat was om zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand te
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg/rijba(a)n(en) kon
overzien en deze vrij was en/of
- met onverminderde, althans met een (te) hoge snelheid (althans een hogere
snelheid dan ter plaatse was toegestaan, dan wel gelet op de omstandigheden ter
plaatse verantwoord was) (ongeveer 83 km/u) op voornoemde file in te rijden
en/of
- een kettingbotsing te veroorzaken door (vervolgens) tegen één of meer zich in
die file bevindende voertuigen te rijden en/of te botsen,
waardoor de bestuurster van één van voornoemde voertuigen, te weten de Ford
Fiësta (kenteken [kenteken] ) (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te
weten een hersenkneuzing en/of een schedelbasisfractuur en/of een gescheurd
bloedvat in de hals en/of trombose in de hersenen en/of een longkneuzing en/of
aangezichtsverlamming en/of gehoorverlies, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 31 oktober 2018, te Nieuwegein, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmee
rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de A2,
komende uit de richting van Vianen en gaande in de richting van Amsterdam/Den
Haag,
- terwijl op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan van die A2 zich langzaam
rijdende en/of stilstaande voertuigen bevonden (file) en/of
- (daarbij) niet, althans onvoldoende acht heeft geslagen op de voor hem,
verdachte, gelegen rijba(a)n(en) en/of het zich voor hem, verdachte, bevindende
langzaam rijdende en/of stilstaande verkeer op die rijba(a)n(en) en/of
- onvoldoende afstand heeft gehouden van het voor hem, verdachte, bevindende
verkeer en/of
- de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig
heeft aangepast dat hij in staat was om zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand
te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg/rijba(a)n(en) kon
overzien en deze vrij was en/of
- met onverminderde, althans met een (te) hoge snelheid (althans een hogere
snelheid dan ter plaatse was toegestaan, dan wel gelet op de omstandigheden ter
plaatse verantwoord was) (ongeveer 83 km/u) op voornoemde file is ingereden
en/of
- een kettingbotsing heeft veroorzaakt door (vervolgens) tegen één of meer zich in
die file bevindende voertuigen te rijden en/of te botsen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 september 2019, genummerd PL0900-2018314118, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 173. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 10.
3.Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 27.
4.Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 73.
5.Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 75.
6.Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 76.
7.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2021.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 123.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 120.
10.Een geschrift, inhoudende een brief van AIOS drs. W.M. Sluis, namens neurologe dr. S.M. Dorhout Mees, gericht aan de huisarts van [slachtoffer] , pagina 169.
11.Een geschrift, inhoudende een brief van AIOS drs. W.M. Sluis, namens neurologe dr. S.M. Dorhout Mees, gericht aan de huisarts van [slachtoffer] , pagina 172.