ECLI:NL:RBMNE:2021:2337

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 mei 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
UTR 19/1285
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep Wajong-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 19 mei 2021, staat het verzoek van de verzoeker centraal om vergoeding van zijn proceskosten. De verzoeker had eerder een Wajong-uitkering aangevraagd, maar deze was door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op 5 maart 2019 afgewezen. Hiertegen ging de verzoeker in beroep. Op 23 oktober 2020 heeft verweerder echter besloten dat het bezwaar van verzoeker gegrond was en heeft de eerdere beslissing herzien. Hierdoor trok verzoeker zijn beroep in en vroeg hij om vergoeding van de gemaakte proceskosten.

De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door verweerder vergoed moeten worden. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker vast op € 1.068,-, gebaseerd op de punten voor het indienen van het beroepschrift en de aanwezigheid bij de zitting, met een waarde per punt van € 534,-.

Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoeker betalen, zoals bepaald in artikel 8:41 Awb. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van het vastgestelde bedrag aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1285

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

(gemachtigde: mr. G.J.A.M. Gloudi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 5 maart 2019 beslist dat verzoeker geen Wajong-uitkering krijgt. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 23 oktober 2020 heeft verweerder beslist dat hij aan de bezwaren van verzoeker tegemoet komt en heeft zijn bezwaar alsnog gegrond verklaard. Verweerder heeft daarmee gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van diegene moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is bepaald welke kosten er dan vergoed moeten worden.
3. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het aanwezig zijn bij de zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
4. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.068,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 19 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.