ECLI:NL:RBMNE:2021:2334

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/4006
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep tegen terugbetalingsbesluit

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker had in beroep gegaan tegen een besluit van verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat hem verplichtte een bedrag van € 1.727,19 terug te betalen. Na een beslissing van verweerder op 26 januari 2021, waarin het bezwaar van verzoeker gegrond werd verklaard, trok verzoeker zijn beroep in en vroeg hij om vergoeding van zijn proceskosten.

De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de proceskosten van verzoeker moet vergoeden, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.068,-, bestaande uit 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,-. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoeker betalen, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid van de Awb. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4006

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

(gemachtigde: mr. J. Bel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 30 september 2020 beslist dat eiser een bedrag van € 1.727,19 aan verweerder moet terugbetalen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 26 januari 2021 heeft verweerder beslist dat hij aan de bezwaren van verzoeker tegemoet komt en heeft eisers bezwaar alsnog gegrond verklaard. Verweerder heeft daarmee gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van diegene moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal verweerder daarom veroordelen in de proceskosten van verzoeker. In het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is bepaald welke kosten er dan vergoed moeten worden.
3. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 1.068,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van
€ 534,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 534,- en een wegingsfactor 1).
4. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen. Dat volgt uit
artikel 8:41, zevende lid van de Awb. Verzoeker zal zich hiervoor dus tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.068,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 19 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.