ECLI:NL:RBMNE:2021:2332

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/4437
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K. de Bie. De zaak betreft een verzoek van verzoekster om vergoeding van kosten die zij heeft gemaakt in verband met een deskundigenonderzoek. Verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft op 26 oktober 2020 een besluit genomen waartegen verzoekster in beroep is gegaan, omdat verweerder geen beslissing had genomen over de verzochte vergoeding van de kosten voor het deskundigenonderzoek. Op 22 december 2020 heeft verweerder alsnog beslist op de verzochte vergoeding, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en een verzoek om vergoeding van proceskosten heeft ingediend.

De rechtbank overweegt dat, aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, er uit kan worden afgeleid dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten van verzoekster. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 267,-, gebaseerd op de punten en de waarde per punt zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast is verweerder ook veroordeeld tot betaling van het griffierecht aan verzoekster. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4437

uitspraak van de / enkelvoudige kamer van 19 april 2021 in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster,

(gemachtigde: mr. K. de Bie),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 26 oktober 2020 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan omdat verweerder geen beslissing heeft genomen over de verzochte vergoeding van de kosten voor een deskundigenonderzoek van [A]. Op 22 december 2020 heeft verweerder alsnog beslist op de verzochte vergoeding. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 267,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vaststelling van de vergoeding van de kosten voor een deskundigenonderzoek wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 267,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 19 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.