ECLI:NL:RBMNE:2021:2309

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
522091 / HA RK 21-108
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard na eindbeslissing door rechter

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 18 mei 2021 een verzoek ingediend tot wraking van mr. M.A.A.T. Engbers in een lopende zaak. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechter gewraakt worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, het wrakingsverzoek kan niet meer worden ingediend nadat de rechter een einduitspraak heeft gedaan. In de onderliggende zaak, die door de kinderrechter mr. A.C. Schroten werd behandeld, is op 4 mei 2021 een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling toegewezen. Tijdens een hoorzitting op 14 mei 2021 heeft de rechter de schorsing van de omgangsregeling in stand gelaten, wat een eindbeslissing betekende. Het wrakingsverzoek werd ingediend nadat deze beslissing was genomen, waardoor de rechter niet meer betrokken was bij de zaak. De wrakingskamer concludeert dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, en dat een mondelinge behandeling niet nodig is. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 522091 / HA RK 21-108
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
1 juni 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende in [woonplaats]
(verder te noemen: verzoeker),

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 18 mei 2021 een verzoek ingediend tot wraking van mr. M.A.A.T. Engbers (verder: de rechter) in de zaak met zaaknummer C/16/521415 / JE RK 21-855.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een procespartij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans aan een procespartij die daarvoor vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet daarom niet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken van een rechter nadat er een einduitspraak is gedaan.
2.3.
De hiervoor genoemde zaak met zaaknummer C/16/521415 / JE RK 21-855 betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: de GI) tot wijziging van de omgangsregeling op grond van artikel 1:265g BW. Bij beschikking van 4 mei 2021 heeft kinderrechter mr. A.C. Schroten dit verzoek toegewezen en beslist dat de omgangsregeling tussen vader (verzoeker) en de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , met ingang van 4 mei 2021 voor de duur van vier weken wordt geschorst. Overeenkomstig het door de Nederlandse kinderrechters gevoerde beleid heeft vervolgens een hoorzitting als omschreven in artikel 800, derde lid, Rv plaatsgevonden op 14 mei 2021. Tijdens de hoorzitting heeft de rechter mr. A.C. Schroten vervangen. De rechter had ter gelegenheid van de hoorzitting de keuze om de schorsing in stand te laten dan wel deze ongedaan te maken. In deze zaak heeft de rechter op de zitting van 14 mei 2021 mondeling beslist de schorsing in stand te laten. Die beslissing is een eindbeslissing, waarmee de behandeling van de zaak is geëindigd. Het wrakingsverzoek is gedaan nadat de rechter de mondelinge beslissing had genomen. Hieruit volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd gedaan. Volledigheidshalve merkt de wrakingskamer op dat het dossier betreffende het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] waar de behandeling van voornoemd verzoek van de GI deel van uitmaakt toegedeeld is aan mr. E.A.A. van Kalveen zodat die rechter aangewezen is om verdere beslissingen over dat gezag te nemen.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het wrakingsverzoek.
2.5.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in onderdeel 4.2.d, van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team familierecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. R.M. Berendsen en mr. G.A. Bos, als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.