ECLI:NL:RBMNE:2021:2304

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
16.058797.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor roekeloos rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 2 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 maart 2020 in Zeewolde een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, heeft met een snelheid tussen de 123,7 en 152,6 km/u gereden, terwijl de maximumsnelheid 100 km/u was. Tijdens het rijden heeft hij gevaarlijk rechts ingehaald en van rijstrook gewisseld, wat resulteerde in een aanrijding met meerdere voertuigen. Twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hebben zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een neurologisch beeld en een hersenschudding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich roekeloos heeft gedragen, wat heeft geleid tot de conclusie dat hij schuldig is aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een alcoholverbod.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.058797.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Foppen, advocaat te Harderwijk, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door de dochter van slachtoffer [slachtoffer 1] tijdens het spreekrecht naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
op 4 maart 2020 in Zeewolde als bestuurder van een motorrijtuig zich zodanig heeft gedragen (gebruik alcohol, te hard gereden, gevaarlijke inhaalmanoeuvres, snelheid niet aangepast) dat door zijn schuld een verkeersongeluk heeft plaatsgevonden waardoor
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht althans zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering van normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:
A. op 4 maart 2020 in Zeewolde na gebruik van alcohol (940 ugl) een voertuig heeft bestuurd;
en/of
B. op 4 maart 2020 in Zeewolde zich als bestuurder zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Verdachte had een fikse hoeveelheid sterke drank op en is daarna toch als bestuurder in zijn bedrijfsbus gestapt en weggereden. Ook tijdens het rijden is verdachte doorgegaan met het drinken van sterke drank. Bovendien heeft verdachte langere tijd harder gereden dan toegestaan. Hij reed tussen de 123,7 en 152,6 kilometer per uur (hierna: km/u), terwijl daar 100 km/u was toegestaan. Verder heeft hij met die snelheden rechts ingehaald en bijzonder gevaarlijk van rijbaan gewisseld, waardoor het ongeval is ontstaan. Bij dit ongeval heeft [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen en is bij [slachtoffer 2] tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaan.
Verdachte heeft de verkeersregels in ernstige mate geschonden. De gedragingen zijn, in samenhang gezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels. Al deze gedragingen van verdachte vallen onder artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Gelet op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval moet worden gesteld dat de verdachte zich roekeloos heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde roekeloosheid. Ten aanzien van het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen sprake is van feiten en omstandigheden waaruit af te leiden is dat door verdachte een buitengewoon onvoorzichtige gedraging heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan hij een zeer ernstig gevaar in het leven heeft geroepen en waarvan hij zich ook bewust was, of had moeten zijn. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden geconcludeerd dat de feiten zoals ze zijn gepleegd niet van zodanige ernst of gewicht zijn, dat aan de criteria voor een bewezenverklaring van roekeloosheid wordt voldaan. Er is geen sprake geweest van het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben op 22 april 2020 een proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 4 maart 2020, omstreeks 16.52 uur, heeft op de Ganzenweg, gelegen buiten de bebouwde kom van Zeewolde, een aanrijding plaatsgevonden waarbij een vijftal voertuigen betrokken zijn geweest. Gekomen ter hoogte van de turborotonde, reed een bedrijfsauto Toyota Proace met kenteken [kenteken] , hierna te noemen
voertuig 2(
de rechtbank begrijpt: de auto waarin getuige [getuige 1] reed), op rijstrook 1. De bestuurder van een bedrijfsauto Ford Transit custom met kenteken [kenteken] , hierna te noemen
voertuig 3(
de rechtbank begrijpt: de auto waarin verdachte reed)haalde voertuig 2 rechts in. Op rijstrook 1 remde het verkeer af omdat zij de turborotonde naderde. Een bedrijfsauto Fiat Talento met kenteken [kenteken] , hierna
voertuig 5(
de rechtbank begrijpt: de auto waarin getuige [getuige 2] reed), reed achter een Skoda Fabia met kenteken [kenteken] , hierna
voertuig 1(
de rechtbank begrijpt: de auto waarin getuige [getuige 3] reed). De Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] , hierna
voertuig 4(
de rechtbank begrijpt: de auto waarin slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reden)reed achter voertuig 5 op rijstrook 1. De bestuurder van voertuig 3 heeft zijn voertuig richting rijstrook 1 gestuurd en is met zijn voorzijde tegen de achterzijde van voertuig 4 gebotst. Voertuig 4 is als gevolg hiervan met de voorzijde tegen de geleiderail gebotst. Voertuig 3 is vervolgens met zijn voorzijde tegen de achterzijde van voertuig 5 gebotst, waardoor voertuig 5 met de voorzijde tegen de achterzijde van voertuig 1 is gebotst.
De ter plaatse toegestane maximumsnelheid voor weggebruikers bedroeg 100 km/u.
In de datamodule van voertuig 3 was een tracklog opgeslagen waaruit de posities van het voertuig middels coördinaten kon worden bepaald. Bij de opgeslagen coördinaten waren eveneens snelheden en events opgeslagen. Hierin is zichtbaar dat de gereden snelheid van voertuig 3 op de Ganzenweg gelegen heeft tussen de 152,6 en 123,7 km/u vóórdat het incident zich voltrok. Tevens kon worden opgemaakt dat de laatst
geregistreerde snelheid van voertuig 3, vlak vóór de botsing met voertuig 4, 123,7 km/u was en vlak na de botsing 99,6 kilometer per uur.
De oorzaak van het ongeval is gelegen in het feit dat de bestuurder van voertuig 3, vóórdat het incident zich voltrok, met een hogere snelheid reed dan ter plaatse was toegestaan. Tevens heeft de bestuurder van voertuig 3 de vóór hem stilstaande, dan wel langzaam rijdende voertuigen, te laat of niet opgemerkt. [2]
Getuige [getuige 2] heeft op 4 maart 2020 bij de politie een verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik reed in mijn auto voorzien van kenteken [kenteken] . Ik reed in de richting van de rotonde en het was erg druk in verband met het tijdstip. Ongeveer 100 meter voor de rotonde stonden de auto's stil. Ik rolde met mijn auto stapvoets naar voren met het voornemen om te remmen. Ik voelde toen van achter een klap. Ik keek in mijn linkerzijspiegel en ik zag een auto tegen de vangrail aan. Ik zag dat het een witte Volkswagen Polo was. Ik voelde kort daarna nog een klap van achteren. Ik weet zeker dat de 2e klap werd veroorzaakt door de auto met het kenteken [kenteken] . De auto werd bestuurd door een man. [3]
Getuige [getuige 1] heeft op 4 maart 2020 bij de politie een verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik reed in mijn werkbus, een Toyota Proace voorzien van kenteken [kenteken] . Ter hoogte van de Vogelweg, vlak voor de verkeerslichten reed ik links om een vrachtwagen te passeren. Opeens, uit het niets, werd ik van rechts ingehaald door een zilvergrijze bestelbus. Ik zag dat de bus schokkend reed. Ik zag hem soms naar links en soms naar rechts uitwijken.
Ik naderde de rotonde kruising Ganzenweg met de Harderdijk. Ik reed op de linkerbaan en ongeveer 200 meter voor de rotonde zag ik auto's stilstaan. Het staat dagelijks vast daar. Ineens werd ik wederom vanuit het niets rechts ingehaald door dezelfde zilverkleurige bus. Deze bus sneed mij vervolgens aan de rechterzijde af, zodat hij voor mij kwam te rijden. Ik moest vol in de remmen. Vervolgens zag ik dat deze zilveren bus vol tegen de witte Volkswagen reed. Deze stond stil op de linker rijbaan. Ik zag dat de bus met volle snelheid tegen de achterzijde, midden en rechts, van deze Volkswagen reed. Ik zag geen remlichten bij deze bus. Die vent reed als een raket. Hij haalde mij ineens als een gek in. Ik zag dat de bestuurder van de zilverkleurige bus zwalkend liep. [4]
Getuige [getuige 4] heeft op 4 maart 2020 bij de politie een verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik zag 2 bestelbussen een soort van ruziën met elkaar. Een lichtgrijze en een
donkergrijze. Ik zag dat de donkergrijze bus op de linkerbaan reed. Ik zag dat de lichtgrijze bus hem rechts inhaalde. Vervolgens schoot de lichtgrijze bus weer naar links, vlak voor de donkergrijze bus langs. Ik zag dat de lichtgrijze bus op een witte auto knalde die daar stilstond. De lichtgrijze bus wilde echt perse de donkergrijze bus voor zijn. [5]
Y. Feenstra, arts-assistent revalidatiegeneeskunde heeft mede namens M.C. van Egdom, revalidatiearts op 10 maart 2020 een verslag gemaakt van de bevindingen ten aanzien van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
De diagnose op 4 maart 2020 betreft:
1) neurologisch beeld met uitval rechts en een afasie;
2) fractuur anterieure zijde wervel;
3) ribfracturen
;
4) lapwond rechter enkel, wond ter plaatse van kruin op hoofd.
Patiënt heeft meerdere ribben en een ruggenwervel gebroken. Aanvankelijk was er sprake van forse afasie. [6]
A.R. Gjaltema, physician assistant, en J.M.A. Karsenberg-Kramer, revalidatiearts te Zwolle, hebben op 6 november 2020 een geneeskundige verklaring opgesteld met betrekking tot een onderzoek in maart 2020 naar [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Uitwendig waargenomen letsel: spierkrachtverlies beide benen, rechts meer dan links. Spasticiteit in beide benen, rechts meer dan links. Er is sprake van ruggenmergschade waarvoor een operatie volgt. Klachten zijn daardoor als gevolg van een incomplete dwarslaesie. Zoals nu in te schatten is sprake van blijvend letsel. [7]
B.F.L. Oude Grotebevelsborg, forensisch arts KNMG, heeft in een rapport van 4 mei 2021 onder meer het volgende geschreven:
Bij [slachtoffer 1] waren er neurologische verschijnselen van een iCVA mogelijk ten gevolge van een carotisdissectie, oftewel een doorbloedingsstoornis in (een deel van) de hersenen mogelijk op basis van een verscheuring van de binnenlaag van een slagader naar de hersenen. Echter, een combinatie van een iCVA met de later gediagnosticeerde druk op het ruggenmerg door plaatselijke vernauwing van het wervelkanaal is eveneens mogelijk. Een ongeval zoals een aanrijding door een voertuig kan een oorzaak zijn voor het ontstaan daarvan. Het aantreffen van de verschijnselen is
veel waarschijnlijkeronder een hypothese dat er een causaal verband is tussen het ongeval en het optreden van de verschijnselen, dan dat er geen causaal verband is tussen het ongeval en het optreden van de verschijnselen. [8]
[huisarts] , huisarts te [woonplaats] , heeft op 16 maart 2020 een geneeskundige verklaring opgesteld met betrekking tot [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Uitwendig waargenomen letsel: hoofdwond. Er is sprake van storingen in het bewustzijn, doordat [slachtoffer 2] een periode kwijt is in het geheugen. Ook is er sprake van oorsuizen. [9]
[slachtoffer 2] heeft op 12 maart 2020 bij de politie een getuigenverklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik reed en [slachtoffer 1]
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] )zat naast mij in de auto. Ik weet nog dat ik de Gooischeweg ben opgedraaid maar verder ben ik het helemaal kwijt. Ik ben door de ambulance naar het UMC gebracht. Daar bleek ik een hoofdwond te hebben op mijn achterhoofd die is gehecht en een hersenschudding. [10]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft op 13 augustus 2020 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt met betrekking tot een telefoongesprek met [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Direct na de aanrijding is hij naar de huisarts geweest in verband met hoofdpijn en oorsuizen. Dit oorsuizen kon wel een half jaar aanhouden. Op dit moment geeft de heer [slachtoffer 2] aan dat hij nog af en toe last heeft van oorsuizen. Zijn hoofdpijn was na een week of vijf over. [11]
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben op 6 maart 2020 een proces-verbaal rijden onder invloed opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Het onderzoeksresultaat van de ademanalyse van de adem van verdachte bedroeg 940 ug/l. [12]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb het ongeluk veroorzaakt. De feiten op de tenlastelegging kloppen. Voordat ik in de auto stapte heb ik wodka gekocht. Eerder op de dag had ik ook al alcohol gedronken. Ik reed flink door, maar ik reed hooguit 140 km/u. Het is een bekende weg voor mij, want ik rijd er bijna dagelijks.
Ik ergerde mij aan het verkeersgedrag van een ander. Ter hoogte van Lelystad Airport werd ik op een vreemde manier ingehaald. Ik heb rechts ingehaald en bij de rotonde probeerde ik vlak voor de botsing links in te voegen. Ik had ook op de rechterbaan kunnen blijven rijden, maar maakte de keuze om naar de linkerbaan te gaan. Ik heb mijn snelheid niet aangepast om in staat te zijn mijn auto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover ik de weg kon overzien en deze vrij was. Ik ben toen tegen de witte auto gebotst. [13]
Bij de politie heeft verdachte op 4 maart 2020 verder nog verklaard, zakelijk weergegeven:
In de 24 uur voor het ongeval heb ik ongeveer 2 liter wodka gedronken. Ik heb voor het ongeluk ongeveer een halve liter wodka gedronken in mijn busje. In de bekerhouder zit een fles met half gevuld cassis en half gevuld wodka. Rijdend nam ik af en toe een slokje. [14]
Bewijsoverweging
Feitelijke gedragingen en omstandigheden
Aan de hand van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte heeft een motorrijtuig bestuurd nadat hij een flinke hoeveelheid alcohol heeft genuttigd. Ook tijdens het rijden heeft verdachte sterke alcoholische drank gedronken, wat geresulteerd heeft in een ademanalyse van 940 ug/l. Daarbij heeft hij met een veel hogere snelheid gereden dan was toegestaan. Hij reed tussen de 123,7 en 152,6 km/u waar de maximum snelheid 100 km/u bedroeg. Hij heeft een andere bedrijfsauto rechts ingehaald, welk verkeersgevaarlijk gedrag al bij Lelystad Airport begon. Bij het naderen van de turborotonde op de Ganzenweg heeft verdachte dezelfde bedrijfsauto wederom rechts ingehaald om vervolgens plotseling op de linkerbaan voor te sorteren. De bedrijfsauto moest hierdoor hard remmen om een ongeluk te voorkomen. Op dat moment stonden meerdere auto’s stil voor de rotonde. Verdachte heeft, ondanks dat hij een rotonde nadere, geen snelheid geminderd tijdens de manoeuvre en is tegen de achterzijde van de Volkswagen Polo waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in zaten, aangebotst. Vlak voor de botsing was de snelheid van verdachte 123,7 km/u en vlak erna 99,6 km/u. De Volkswagen Polo is door de botsing tegen de bedrijfsauto van [getuige 2] gebotst en vervolgens tegen de vangrail aangekomen. Verdachte is eveneens tegen de achterzijde van de bedrijfsauto van [getuige 2] aangebotst. Hierdoor is de bedrijfsauto van [getuige 2] tegen de auto van [getuige 3] gebotst. Door dit ongeval heeft [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een neurologisch beeld met uitval rechts, forse afasie, een gebroken ruggenwervel, drie gebroken ribben, een wond op de enkel en op het hoofd, ruggenmergschade, een incomplete dwarslaesie, met spierkrachtverlies en spasticiteit in beide benen tot gevolg. [slachtoffer 2] heeft een hoofdwond, een hersenschudding, geheugenverlies, oorsuizen en hoofdpijnen opgelopen door het ongeval waardoor sprake is van tijdelijk ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden.
Artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
Om tot een veroordeling te kunnen komen voor overtreding van artikel 6 WVW, is onder meer vereist dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid. Daarbij wordt rekening gehouden met het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Ook geldt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gedragingen van verdachte, zoals die blijken uit de bewijsmiddelen, de conclusie rechtvaardigen dat de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval. De verdachte heeft immers met een forse hoeveelheid alcohol op en met een veel te hoge snelheid gereden. Het fors overschrijden van de toegestane snelheid en het gevaarlijke rijgedrag heeft zich niet beperkt tot het moment van de aanrijding maar strekte zich uit tot de minuten en kilometers daarvoor. Zelfs bij het naderen van een rotonde waarvoor op dat moment meerdere auto’s stonden te wachten, heeft verdachte zijn snelheid niet verlaagd. De snelheidslimiet ter plaatse was weliswaar 100 km per uur maar bij het naderen van een rotonde, waar op dat tijdstip – zoals verdachte wist, althans kon weten, omdat hij daar goed bekend is – sprake was van stilstaand en stapvoetsrijdend verkeer in de aanloop naar die rotonde was een veel lagere snelheid dan de maximaal toegestane vereist om die rotonde veilig te kunnen naderen en vervolgens nemen. De verdachte heeft rechts ingehaald en naar links gestuurd om zonder noodzaak in te voegen, de rotonde kon hij immers ook vanaf de rechter rijbaan oprijden. Uit de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte de bestelbus die door getuige [getuige 1] werd bestuurd heeft willen afsnijden in verband met de verkeersruzie die eerder ter hoogte van vliegveld Lelystad was ontstaan. [getuige 1] heeft door hard te remmen een aanrijding met verdachte weten te voorkomen. Verdachte heeft zijn snelheid vervolgens niet aangepast, althans heeft zijn snelheid niet zodanig kunnen aanpassen dat hij in staat was om zijn auto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was. Hierdoor is verdachte eerst tegen de auto gebotst waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in zaten en vervolgens tegen de bedrijfsauto van [getuige 2] .
Roekeloosheid
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of deze schuld ook is aan te merken als roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 WVW in samenhang met artikel 175, tweede lid WVW. Roekeloosheid is de zwaarste gradatie van schuld. Hiervan is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat verdachte zich hiervan bewust was of had moeten zijn.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke verkeersdelicten heeft de wetgever een verandering beoogd met betrekking tot de invulling van het begrip roekeloosheid. Hij heeft daarmee het toepassingsbereik willen verbreden. Per 1 januari 2020 is in artikel 5a WVW bepaald dat bepaalde verkeersgedragingen verboden zijn, omdat zij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Artikel 175, tweede lid WVW bepaalt dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag van de verdachte tevens als een overtreding van artikel 5a WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdacht zich schuldig heeft gemaakt aan een aantal van de in dit artikel (niet limitatief) genoemde gedragingen, te weten overschrijden van de krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid, gevaarlijk rechts inhalen en gevaarlijk van rijstrook wisselen waarna hij tegen andere voertuigen is gebotst. Ook wordt bij artikel 5a mede in aanmerking genomen de mate waarin de verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid WVW, te weten rijden onder invloed van alcohol. Vast staat dat verdachte een zeer forse hoeveelheid alcohol had genuttigd voorafgaand aan en tijdens het autorijden.
Door deze gedragingen van verdachte in de gegeven omstandigheden is er sprake geweest van ernstig verkeersgevaarlijk gedrag, omdat verdachte meerdere voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels heeft geschonden.
Opzet
Voor een overtreding van artikel 5a WVW moet het opzet van de verdachte zowel gericht zijn op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de verkeersregels opzettelijk heeft geschonden. Voor het beantwoorden van de vraag of het opzet ook gericht was op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De verdachte heeft gedurende langere tijd en over een langere afstand met een veel te hoge snelheid gereden, terwijl hij fors onder invloed van alcohol verkeerde. Gedurende de dag en zelfs tijdens het rijden heeft verdachte wodka gedronken, naar eigen zeggen om te ontspannen en zich te amuseren tijdens de autorit naar huis. Daarbij heeft hij tevens gevaarlijk rechts ingehaald en gevaarlijk van rijstroken gewisseld. Verdachte is bekend met dit traject en weet dat het rond het tijdstip dat hij daar reed, druk kan zijn. Verdachte had dus kunnen en moeten weten dat het verkeer daar regelmatig stil staat op dat tijdstip en had zijn snelheid daarop aan moeten passen. Dat heeft hij niet gedaan, integendeel. Er was bovendien voor verdachte geen enkele noodzaak om plotseling op de linkerbaan in te voegen, omdat er geen sprake was van het samenkomen van de rijbanen. Ook op de rechter rijstrook kan de rotonde opgereden worden. Uit de getuigenverklaringen, maar bovendien uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgt dat deze gevaarlijke manoeuvre van verdachte was ingegeven door de verkeersruzie die eerder was ontstaan en was gericht op het afsnijden van de bestelbeurs die werd bestuurd door getuige [getuige 1] . Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van de verdachte, in hun samenhang bezien, naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op de opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
Voor het vaststellen dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. Door met een dergelijk hoge snelheid van 123,7 km/u op een rotonde af te rijden, waarvoor meerdere auto’s stil staan en te wisselen van rijstrook, zonder dat de snelheid wordt aangepast, is het voorzienbaar dat hierdoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt.
De conclusie is dat de gedragingen van verdachte moeten worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee is de schuldgradatie van roekeloosheid, gelet op wat is bepaald in artikel 175, lid 2 WVW, gegeven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:
op 4 maart 2020 te Zeewolde, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (Ford Transit gekentekend [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Ganzenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
- na gebruik van alcoholhoudende drank (wodka) voorafgaand en tijdens het rijden en
- te rijden met een snelheid tussen de 123,7 en 160 kilometer per uur, een snelheid (veel) hoger dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur en
- (met die snelheid) meerdere malen een motorrijtuig (Toyota gekentekend [kenteken] ) rechts in te halen en na de laatste inhaalmanoeuvre vervolgens naar links te sturen waardoor de bestuurder van die Toyota hard moest remmen teneinde een aanrijding te voorkomen en
- zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- vervolgens tegen de achterzijde van een (ander) (stilstaand) motorrijtuig (Volkswagen Polo gekentekend [kenteken] ) aan te rijden/botsen, ten gevolge waarvan dat motorrijtuig tegen een ander motorrijtuig (Fiat Talento gekentekend [kenteken] ) en vervolgens de (linker)vangrail is gereden/gebotst en aldaar tot stilstand is gekomen en
- vervolgens tegen de achterzijde van die Fiat Talento aan te rijden/botsen waardoor laatstgenoemd motorrijtuig tegen de achterzijde van een ander motorrijtuig (Skoda Fabia gekentekend [kenteken] ) is gereden/gebotst

waardoor anderen zwaar lichamelijk letsel, te weten de bestuurder en passagier van die Volkswagen Polo,

- [slachtoffer 1] : neurologisch beeld met uitval rechts en (forse) afasie en een gebroken ruggenwervel en drie gebroken ribben en een wond op de enkel en het hoofd en ruggenmergschade en een (incomplete) dwarslaesie en spierkrachtverlies en spasticiteit in beide benen en
- [slachtoffer 2] : een hoofdwond en een hersenschudding en geheugenverlies en oorsuizen en hoofdpijnen,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een alcoholverbod en een contactverbod met [slachtoffer 1] ;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren met aftrek.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft het initiatief genomen tot mediation, welk traject is afgerond. Verdachte heeft vanaf het begin meegewerkt aan het onderzoek en openheid van zaken gegeven.
Door de reclassering is een gedeeltelijk voorwaardelijke straf geadviseerd, met bijzondere voorwaarden. Verdachte is bereid zich aan die voorwaarden te houden. Doordat hij zijn rijbewijs kwijt was, is hij ook zijn werk kwijtgeraakt. Hij heeft hard gewerkt om zijn leven op de rit te krijgen. Zo heeft hij zich laten opnemen in een detoxkliniek ‘Brijder’. Ook heeft hij sinds eind oktober 2020 weer een fulltime baan, waar hij al een promotie aangeboden heeft gekregen.
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en de ontzegging van de rijbevoegdheid te matigen om de positieve lijn niet te doorbreken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft als bestuurder van een bedrijfsauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft veel te hard gereden terwijl hij tevens fors onder invloed van alcohol verkeerde. Ook heeft hij gevaarlijk rechts ingehaald en heeft hij gevaarlijk van rijstrook gewisseld. Aangekomen bij de turborotonde heeft hij, ondanks dat er een rotonde was en hiervoor auto’s stil stonden, geen snelheid geminderd. Verdachte was bekend met de situatie ter plaatse en ervan op de hoogte dat het rond dat tijdstip doorgaans druk is (en er auto’s stil staan te wachten) op het laatste stuk van de weg voor de rotonde. Hij is van rijbaan gewisseld, zonder dat daar een noodzaak toe bestond. Vervolgens is hij met hoge snelheid, “als een raket” op de auto voor hem, een Volkswagen Polo, gebotst. Deze auto is doorgeschoten en eerst tegen de auto daarvoor, een Fiat Talento, gebotst en vervolgens tegen de vangrail aangekomen en tot stilstand gekomen. Verdachte is daarna eveneens tegen de Fiat Talento gebotst, waardoor deze auto op zijn beurt tegen de auto
daarvoor is gebotst.
Aan het ontstaan van dit ongeval heeft verdachte door roekeloos rijgedrag, schuld. Hij heeft met zijn handelen de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht, maar bovenal heeft zijn handelen aanzienlijke gevolgen gehad voor (met name) de inzittenden van de Volkswagen Polo waar verdachte achterop is gereden. Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft zwaar lichamelijk en blijvend letsel opgelopen en slachtoffer [slachtoffer 2] heeft zodanig letsel opgelopen dat hij daardoor tijdelijk ziek is geweest en verhinderd is geweest in de uitoefening van de normale bezigheden. Hoe groot de impact van dit ongeval is geweest op het leven van het slachtoffer [slachtoffer 1] en ook op dat van zijn directe familieleden, is duidelijk gebleken uit wat zijn dochter ter terechtzitting namens hem naar voren heeft gebracht. [slachtoffer 1] ondervindt nog dagelijks de gevolgen van het ongeval en zal nooit meer volledig herstellen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 10 augustus 2020. Daaruit volgt weliswaar dat verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor een strafbaar feit, maar dat enkele feit weegt naar het oordeel van de rechtbank niet in strafmatigende zin mee bij het bepalen van de op te leggen straf. Bovendien betreft de, weliswaar oude zaak een transactie in verband met rijden onder invloed en dus een soortgelijk feit.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 1 oktober 2020, uitgebracht door A. Foekens, reclasseringswerker bij GGZ Fivoor Den Haag. Uit dit advies blijkt het volgende.
Verdachte heeft aangegeven dat hij in de periode voor het ongeval weleens vaker onder invloed van alcohol heeft gereden. De reclassering is daarom van mening dat er sprake is van een beginnend delictpatroon ten aanzien van rijden onder invloed. In 2009 werden verdachte en zijn vrouw beide opgenomen ter detoxificatie van alcoholgebruik. Tot oktober 2019 leidde verdachte een maatschappelijk verantwoord bestaan. Tot februari 2020 had verdachte zijn alcoholgebruik goed onder controle, maar vanaf februari 2020 nam dit bij verdachte excessieve vormen aan. Naar aanleiding van het ongeval heeft verdachte zich aangemeld bij Brijder verslavingszorg en is zijn behandeling gestart. Het recidiverisico wordt door de reclassering als gemiddeld geschat.
Verdachte heeft veel gevoelens van schaamte en schuld jegens de slachtoffers en heeft via zijn raadsman een excuusbrief geschreven. Vanuit het slachtofferloket is de wens van [slachtoffer 1] voor een contactverbod doorgegeven.
De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, een alcoholverbod en een contactverbod met [slachtoffer 1] op te leggen. Ten aanzien van een straf heeft de reclassering aangegeven dat een langdurige gevangenisstraf een negatief effect kan hebben op de reeds ingezette behandeling, zijn financiële situatie en het solliciteren en dat verdachte in staat wordt geacht een taakstraf uit te voeren.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van het feit, niet met een andere dan een vrijheidsbenemende straf worden volstaan. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos rijgedrag bestaan geen oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank heeft daarom gekeken naar wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd en heeft in dit geval als uitgangspunt aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor het met zeer hoge mate van schuld veroorzaken van een verkeersongeval, waarvan zwaar lichamelijk letsel het gevolg is en waarbij fors alcoholgebruik in het spel is. Deze oriëntatiepunten nemen in dat geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van vier jaren als uitgangspunt.
Op initiatief van verdachte heeft een mediationtraject met een aantal van de slachtoffers plaatsgevonden, waarbij verdachte onder meer zijn excuses heeft aangeboden. Ook ter terechtzitting heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank oprecht berouw getoond. Verdachte heeft een meewerkende houding gehad in het onderzoek en hij heeft zich vrijwillig aangemeld bij Brijder verslavingszorg. Deze omstandigheden pleiten in het voordeel van de verdachte en de rechtbank houdt hier in strafverminderende zin rekening mee.
Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat de reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank vindt oplegging van deze voorwaarden belangrijk om te voorkomen dat verdachte in de toekomst weer (dit soort) strafbare feiten pleegt. De rechtbank zal daarom een deel van de straf die zij aan verdachte oplegt in voorwaardelijke vorm opleggen, zodat verdachte de noodzakelijke hulp en begeleiding kan krijgen.
Verdachte vormt naar het oordeel van de rechtbank een gevaar op de weg en daarom acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte gedurende een lange periode niet mag deelnemen aan het gemotoriseerd verkeer. Een ontzegging van de rijbevoegdheid als bijkomende straf is daarom passend en geboden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek, waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is. Als bijzondere voorwaarden zal aan verdachte worden opgelegd een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een alcoholverbod en een contactverbod.
Daarnaast zal aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen worden opgelegd voor de duur van 4 jaren.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5a, 6, 8, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op 2 oktober 1955, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* zich binnen 5 dagen volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij GGZ Reclassering Fivoor (Witte Singel 8, 2311 BG te Leiden) en vervolgens zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
* zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek en/of ademonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich, indien zijn behandeling bij de Brijder verslavingszorg niet afdoende lijkt, onder behandeling zal stellen van de forensische polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. De reclassering kan dan een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- ontzegt verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaar;
- bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mr. M.C. Danel en mr. N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juni 2021.
Mrs. M.C. Danel, N. van Esch en B.T. Feenstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 maart 2020 te Zeewolde, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (Ford
Transit gekentekend [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Ganzenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
- na gebruik van alcoholhoudende drank (wodka) voorafgaand en/of tijdens het rijden en/of
- te rijden met een snelheid tussen de 123,7 en 160 kilometer per uur, althans met een snelheid (veel) hoger dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur en/of
- ( met die snelheid) meerdere malen, althans eenmaal een motorrijtuig (Toyota gekentekend [kenteken] ) rechts in te halen en/of (na de laatste inhaalmanoeuvre) (vervolgens) (scherp) naar links te sturen waardoor de bestuurder van die Toyota een noodstop moest maken, althans hard moest remmen teneinde een aanrijding te voorkomen en/of
- zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( vervolgens) tegen de achterzijde van een (ander) (stilstaand) motorrijtuig (Volkswagen Polo gekentekend [kenteken] ) aan te rijden/botsen, ten gevolge waarvan dat motorrijtuig tegen een (ander) motorrijtuig (Fiat Talento gekentekend [kenteken] ) en/of (vervolgens) de (linker)vangrail is gereden/gebotst en aldaar tot stilstand is gekomen en/of
- ( vervolgens) tegen de achterzijde van die Fiat Talento aan te rijden/botsen waardoor laatstgenoemd motorrijtuig tegen de achterzijde van een (ander) motorrijtuig (Skoda Fabia gekentekend [kenteken] ) is gereden/gebotst waardoor (een) ander(en) zwaar lichamelijk letsel, te weten de bestuurder en/of passagier van die Volkswagen Polo,
- [slachtoffer 1] : neurologisch beeld met uitval rechts en/of (forse) afasie en/of een gebroken ruggenwervel en/of drie gebroken ribben en/of (een) wond(en) op de enkel en/of het hoofd en/of (een) scheur(en) in (een) ruggenwervel(s) en/of ruggenmergschade en/of een (incomplete) dwarslaesie en/of spierkrachtverlies en/of spasticiteit bij/in beide benen en/of
- [slachtoffer 2] : een hoofdwond en/of een hersenschudding en/of geheugenverlies en/of oorsuizen en/of hoofdpijnen,
of zodanig lichamelijk letsel werd(en) toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde of vierde lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
A.
hij op of omstreeks 4 maart 2020 te Zeewolde, als bestuurder van een voertuig (Ford Transit gekentekend [kenteken] ), dit
voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a en/of artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 940 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
en/of
B.
hij op of omstreeks 4 maart 2020 te Zeewolde, als bestuurder van een voertuig (Ford Transit gekentekend [kenteken] ), heeft
gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Ganzenweg en zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, door
- te rijden met een snelheid tussen de 123,7 en 160 kilometer per uur, althans met een snelheid (veel) hoger dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur en/of
- ( met die snelheid) meerdere malen, althans eenmaal een motorrijtuig (Toyota gekentekend [kenteken] ) rechts in te halen en/of (na de laatste inhaalmanoeuvre) (vervolgens) (scherp) naar links te sturen waardoor de bestuurder van die Toyota een noodstop moest maken, althans hard moest remmen teneinde een aanrijding te voorkomen en/of
- zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( vervolgens) tegen de achterzijde van een (ander) (stilstaand) motorrijtuig (Volkswagen Polo gekentekend [kenteken] ) aan te rijden/botsen, ten gevolge waarvan dat motorrijtuig tegen een (ander) motorrijtuig (Fiat Talento gekentekend [kenteken] ) en/of (vervolgens) de (linker)vangrail is gereden/gebotst en aldaar tot stilstand is gekomen en/of
- ( vervolgens) tegen de achterzijde van die Fiat Talento aan te rijden/botsen waardoor laatstgenoemd motorrijtuig tegen de achterzijde van een (ander) motorrijtuig (Skoda Fabia gekentekend [kenteken] ) is gereden/gebotst waardoor (een) ander(en) (zwaar) gewond is/zijn geraakt, te weten de bestuurder en/of passagier van die Volkswagen Polo, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 juni 2020, genummerd PL0900-2020067282, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 144. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 18, 22, 46 en 47.
3.Pagina 81.
4.Pagina’s 104, 107 en 108.
5.Pagina 76.
6.Pagina 96.
7.Pagina 143.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport Forensisch geneeskundig onderzoek van 4 mei 2021 van het Nederlands Forensisch Instituut, opgesteld door B.F.L. Oude Grotebevelsborg, forensisch arts KNMG, pagina 10.
9.Pagina 88.
10.Pagina 85.
11.Pagina 141.
12.Pagina’s 59 en 60.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 19 mei 2021.
14.Pagina 119.