4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben op 22 april 2020 een proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 4 maart 2020, omstreeks 16.52 uur, heeft op de Ganzenweg, gelegen buiten de bebouwde kom van Zeewolde, een aanrijding plaatsgevonden waarbij een vijftal voertuigen betrokken zijn geweest. Gekomen ter hoogte van de turborotonde, reed een bedrijfsauto Toyota Proace met kenteken [kenteken] , hierna te noemen
voertuig 2(
de rechtbank begrijpt: de auto waarin getuige [getuige 1] reed), op rijstrook 1. De bestuurder van een bedrijfsauto Ford Transit custom met kenteken [kenteken] , hierna te noemen
voertuig 3(
de rechtbank begrijpt: de auto waarin verdachte reed)haalde voertuig 2 rechts in. Op rijstrook 1 remde het verkeer af omdat zij de turborotonde naderde. Een bedrijfsauto Fiat Talento met kenteken [kenteken] , hierna
voertuig 5(
de rechtbank begrijpt: de auto waarin getuige [getuige 2] reed), reed achter een Skoda Fabia met kenteken [kenteken] , hierna
voertuig 1(
de rechtbank begrijpt: de auto waarin getuige [getuige 3] reed). De Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] , hierna
voertuig 4(
de rechtbank begrijpt: de auto waarin slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reden)reed achter voertuig 5 op rijstrook 1. De bestuurder van voertuig 3 heeft zijn voertuig richting rijstrook 1 gestuurd en is met zijn voorzijde tegen de achterzijde van voertuig 4 gebotst. Voertuig 4 is als gevolg hiervan met de voorzijde tegen de geleiderail gebotst. Voertuig 3 is vervolgens met zijn voorzijde tegen de achterzijde van voertuig 5 gebotst, waardoor voertuig 5 met de voorzijde tegen de achterzijde van voertuig 1 is gebotst.
De ter plaatse toegestane maximumsnelheid voor weggebruikers bedroeg 100 km/u.
In de datamodule van voertuig 3 was een tracklog opgeslagen waaruit de posities van het voertuig middels coördinaten kon worden bepaald. Bij de opgeslagen coördinaten waren eveneens snelheden en events opgeslagen. Hierin is zichtbaar dat de gereden snelheid van voertuig 3 op de Ganzenweg gelegen heeft tussen de 152,6 en 123,7 km/u vóórdat het incident zich voltrok. Tevens kon worden opgemaakt dat de laatst
geregistreerde snelheid van voertuig 3, vlak vóór de botsing met voertuig 4, 123,7 km/u was en vlak na de botsing 99,6 kilometer per uur.
De oorzaak van het ongeval is gelegen in het feit dat de bestuurder van voertuig 3, vóórdat het incident zich voltrok, met een hogere snelheid reed dan ter plaatse was toegestaan. Tevens heeft de bestuurder van voertuig 3 de vóór hem stilstaande, dan wel langzaam rijdende voertuigen, te laat of niet opgemerkt.
Getuige [getuige 2] heeft op 4 maart 2020 bij de politie een verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik reed in mijn auto voorzien van kenteken [kenteken] . Ik reed in de richting van de rotonde en het was erg druk in verband met het tijdstip. Ongeveer 100 meter voor de rotonde stonden de auto's stil. Ik rolde met mijn auto stapvoets naar voren met het voornemen om te remmen. Ik voelde toen van achter een klap. Ik keek in mijn linkerzijspiegel en ik zag een auto tegen de vangrail aan. Ik zag dat het een witte Volkswagen Polo was. Ik voelde kort daarna nog een klap van achteren. Ik weet zeker dat de 2e klap werd veroorzaakt door de auto met het kenteken [kenteken] . De auto werd bestuurd door een man.
Getuige [getuige 1] heeft op 4 maart 2020 bij de politie een verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik reed in mijn werkbus, een Toyota Proace voorzien van kenteken [kenteken] . Ter hoogte van de Vogelweg, vlak voor de verkeerslichten reed ik links om een vrachtwagen te passeren. Opeens, uit het niets, werd ik van rechts ingehaald door een zilvergrijze bestelbus. Ik zag dat de bus schokkend reed. Ik zag hem soms naar links en soms naar rechts uitwijken.
Ik naderde de rotonde kruising Ganzenweg met de Harderdijk. Ik reed op de linkerbaan en ongeveer 200 meter voor de rotonde zag ik auto's stilstaan. Het staat dagelijks vast daar. Ineens werd ik wederom vanuit het niets rechts ingehaald door dezelfde zilverkleurige bus. Deze bus sneed mij vervolgens aan de rechterzijde af, zodat hij voor mij kwam te rijden. Ik moest vol in de remmen. Vervolgens zag ik dat deze zilveren bus vol tegen de witte Volkswagen reed. Deze stond stil op de linker rijbaan. Ik zag dat de bus met volle snelheid tegen de achterzijde, midden en rechts, van deze Volkswagen reed. Ik zag geen remlichten bij deze bus. Die vent reed als een raket. Hij haalde mij ineens als een gek in. Ik zag dat de bestuurder van de zilverkleurige bus zwalkend liep.
Getuige [getuige 4] heeft op 4 maart 2020 bij de politie een verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik zag 2 bestelbussen een soort van ruziën met elkaar. Een lichtgrijze en een
donkergrijze. Ik zag dat de donkergrijze bus op de linkerbaan reed. Ik zag dat de lichtgrijze bus hem rechts inhaalde. Vervolgens schoot de lichtgrijze bus weer naar links, vlak voor de donkergrijze bus langs. Ik zag dat de lichtgrijze bus op een witte auto knalde die daar stilstond. De lichtgrijze bus wilde echt perse de donkergrijze bus voor zijn.
Y. Feenstra, arts-assistent revalidatiegeneeskunde heeft mede namens M.C. van Egdom, revalidatiearts op 10 maart 2020 een verslag gemaakt van de bevindingen ten aanzien van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
De diagnose op 4 maart 2020 betreft:
1) neurologisch beeld met uitval rechts en een afasie;
2) fractuur anterieure zijde wervel;
3) ribfracturen
;
4) lapwond rechter enkel, wond ter plaatse van kruin op hoofd.
Patiënt heeft meerdere ribben en een ruggenwervel gebroken. Aanvankelijk was er sprake van forse afasie.
A.R. Gjaltema, physician assistant, en J.M.A. Karsenberg-Kramer, revalidatiearts te Zwolle, hebben op 6 november 2020 een geneeskundige verklaring opgesteld met betrekking tot een onderzoek in maart 2020 naar [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Uitwendig waargenomen letsel: spierkrachtverlies beide benen, rechts meer dan links. Spasticiteit in beide benen, rechts meer dan links. Er is sprake van ruggenmergschade waarvoor een operatie volgt. Klachten zijn daardoor als gevolg van een incomplete dwarslaesie. Zoals nu in te schatten is sprake van blijvend letsel.
B.F.L. Oude Grotebevelsborg, forensisch arts KNMG, heeft in een rapport van 4 mei 2021 onder meer het volgende geschreven:
Bij [slachtoffer 1] waren er neurologische verschijnselen van een iCVA mogelijk ten gevolge van een carotisdissectie, oftewel een doorbloedingsstoornis in (een deel van) de hersenen mogelijk op basis van een verscheuring van de binnenlaag van een slagader naar de hersenen. Echter, een combinatie van een iCVA met de later gediagnosticeerde druk op het ruggenmerg door plaatselijke vernauwing van het wervelkanaal is eveneens mogelijk. Een ongeval zoals een aanrijding door een voertuig kan een oorzaak zijn voor het ontstaan daarvan. Het aantreffen van de verschijnselen is
veel waarschijnlijkeronder een hypothese dat er een causaal verband is tussen het ongeval en het optreden van de verschijnselen, dan dat er geen causaal verband is tussen het ongeval en het optreden van de verschijnselen.
[huisarts] , huisarts te [woonplaats] , heeft op 16 maart 2020 een geneeskundige verklaring opgesteld met betrekking tot [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Uitwendig waargenomen letsel: hoofdwond. Er is sprake van storingen in het bewustzijn, doordat [slachtoffer 2] een periode kwijt is in het geheugen. Ook is er sprake van oorsuizen.
[slachtoffer 2] heeft op 12 maart 2020 bij de politie een getuigenverklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik reed en [slachtoffer 1]
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] )zat naast mij in de auto. Ik weet nog dat ik de Gooischeweg ben opgedraaid maar verder ben ik het helemaal kwijt. Ik ben door de ambulance naar het UMC gebracht. Daar bleek ik een hoofdwond te hebben op mijn achterhoofd die is gehecht en een hersenschudding.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft op 13 augustus 2020 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt met betrekking tot een telefoongesprek met [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Direct na de aanrijding is hij naar de huisarts geweest in verband met hoofdpijn en oorsuizen. Dit oorsuizen kon wel een half jaar aanhouden. Op dit moment geeft de heer [slachtoffer 2] aan dat hij nog af en toe last heeft van oorsuizen. Zijn hoofdpijn was na een week of vijf over.
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben op 6 maart 2020 een proces-verbaal rijden onder invloed opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Het onderzoeksresultaat van de ademanalyse van de adem van verdachte bedroeg 940 ug/l.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb het ongeluk veroorzaakt. De feiten op de tenlastelegging kloppen. Voordat ik in de auto stapte heb ik wodka gekocht. Eerder op de dag had ik ook al alcohol gedronken. Ik reed flink door, maar ik reed hooguit 140 km/u. Het is een bekende weg voor mij, want ik rijd er bijna dagelijks.
Ik ergerde mij aan het verkeersgedrag van een ander. Ter hoogte van Lelystad Airport werd ik op een vreemde manier ingehaald. Ik heb rechts ingehaald en bij de rotonde probeerde ik vlak voor de botsing links in te voegen. Ik had ook op de rechterbaan kunnen blijven rijden, maar maakte de keuze om naar de linkerbaan te gaan. Ik heb mijn snelheid niet aangepast om in staat te zijn mijn auto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover ik de weg kon overzien en deze vrij was. Ik ben toen tegen de witte auto gebotst.
Bij de politie heeft verdachte op 4 maart 2020 verder nog verklaard, zakelijk weergegeven:
In de 24 uur voor het ongeval heb ik ongeveer 2 liter wodka gedronken. Ik heb voor het ongeluk ongeveer een halve liter wodka gedronken in mijn busje. In de bekerhouder zit een fles met half gevuld cassis en half gevuld wodka. Rijdend nam ik af en toe een slokje.
Feitelijke gedragingen en omstandigheden
Aan de hand van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte heeft een motorrijtuig bestuurd nadat hij een flinke hoeveelheid alcohol heeft genuttigd. Ook tijdens het rijden heeft verdachte sterke alcoholische drank gedronken, wat geresulteerd heeft in een ademanalyse van 940 ug/l. Daarbij heeft hij met een veel hogere snelheid gereden dan was toegestaan. Hij reed tussen de 123,7 en 152,6 km/u waar de maximum snelheid 100 km/u bedroeg. Hij heeft een andere bedrijfsauto rechts ingehaald, welk verkeersgevaarlijk gedrag al bij Lelystad Airport begon. Bij het naderen van de turborotonde op de Ganzenweg heeft verdachte dezelfde bedrijfsauto wederom rechts ingehaald om vervolgens plotseling op de linkerbaan voor te sorteren. De bedrijfsauto moest hierdoor hard remmen om een ongeluk te voorkomen. Op dat moment stonden meerdere auto’s stil voor de rotonde. Verdachte heeft, ondanks dat hij een rotonde nadere, geen snelheid geminderd tijdens de manoeuvre en is tegen de achterzijde van de Volkswagen Polo waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in zaten, aangebotst. Vlak voor de botsing was de snelheid van verdachte 123,7 km/u en vlak erna 99,6 km/u. De Volkswagen Polo is door de botsing tegen de bedrijfsauto van [getuige 2] gebotst en vervolgens tegen de vangrail aangekomen. Verdachte is eveneens tegen de achterzijde van de bedrijfsauto van [getuige 2] aangebotst. Hierdoor is de bedrijfsauto van [getuige 2] tegen de auto van [getuige 3] gebotst. Door dit ongeval heeft [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een neurologisch beeld met uitval rechts, forse afasie, een gebroken ruggenwervel, drie gebroken ribben, een wond op de enkel en op het hoofd, ruggenmergschade, een incomplete dwarslaesie, met spierkrachtverlies en spasticiteit in beide benen tot gevolg. [slachtoffer 2] heeft een hoofdwond, een hersenschudding, geheugenverlies, oorsuizen en hoofdpijnen opgelopen door het ongeval waardoor sprake is van tijdelijk ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden.
Artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
Om tot een veroordeling te kunnen komen voor overtreding van artikel 6 WVW, is onder meer vereist dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid. Daarbij wordt rekening gehouden met het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Ook geldt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gedragingen van verdachte, zoals die blijken uit de bewijsmiddelen, de conclusie rechtvaardigen dat de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval. De verdachte heeft immers met een forse hoeveelheid alcohol op en met een veel te hoge snelheid gereden. Het fors overschrijden van de toegestane snelheid en het gevaarlijke rijgedrag heeft zich niet beperkt tot het moment van de aanrijding maar strekte zich uit tot de minuten en kilometers daarvoor. Zelfs bij het naderen van een rotonde waarvoor op dat moment meerdere auto’s stonden te wachten, heeft verdachte zijn snelheid niet verlaagd. De snelheidslimiet ter plaatse was weliswaar 100 km per uur maar bij het naderen van een rotonde, waar op dat tijdstip – zoals verdachte wist, althans kon weten, omdat hij daar goed bekend is – sprake was van stilstaand en stapvoetsrijdend verkeer in de aanloop naar die rotonde was een veel lagere snelheid dan de maximaal toegestane vereist om die rotonde veilig te kunnen naderen en vervolgens nemen. De verdachte heeft rechts ingehaald en naar links gestuurd om zonder noodzaak in te voegen, de rotonde kon hij immers ook vanaf de rechter rijbaan oprijden. Uit de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte de bestelbus die door getuige [getuige 1] werd bestuurd heeft willen afsnijden in verband met de verkeersruzie die eerder ter hoogte van vliegveld Lelystad was ontstaan. [getuige 1] heeft door hard te remmen een aanrijding met verdachte weten te voorkomen. Verdachte heeft zijn snelheid vervolgens niet aangepast, althans heeft zijn snelheid niet zodanig kunnen aanpassen dat hij in staat was om zijn auto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was. Hierdoor is verdachte eerst tegen de auto gebotst waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in zaten en vervolgens tegen de bedrijfsauto van [getuige 2] .
Roekeloosheid
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of deze schuld ook is aan te merken als roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 WVW in samenhang met artikel 175, tweede lid WVW. Roekeloosheid is de zwaarste gradatie van schuld. Hiervan is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat verdachte zich hiervan bewust was of had moeten zijn.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke verkeersdelicten heeft de wetgever een verandering beoogd met betrekking tot de invulling van het begrip roekeloosheid. Hij heeft daarmee het toepassingsbereik willen verbreden. Per 1 januari 2020 is in artikel 5a WVW bepaald dat bepaalde verkeersgedragingen verboden zijn, omdat zij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Artikel 175, tweede lid WVW bepaalt dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag van de verdachte tevens als een overtreding van artikel 5a WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdacht zich schuldig heeft gemaakt aan een aantal van de in dit artikel (niet limitatief) genoemde gedragingen, te weten overschrijden van de krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid, gevaarlijk rechts inhalen en gevaarlijk van rijstrook wisselen waarna hij tegen andere voertuigen is gebotst. Ook wordt bij artikel 5a mede in aanmerking genomen de mate waarin de verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid WVW, te weten rijden onder invloed van alcohol. Vast staat dat verdachte een zeer forse hoeveelheid alcohol had genuttigd voorafgaand aan en tijdens het autorijden.
Door deze gedragingen van verdachte in de gegeven omstandigheden is er sprake geweest van ernstig verkeersgevaarlijk gedrag, omdat verdachte meerdere voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels heeft geschonden.
Opzet
Voor een overtreding van artikel 5a WVW moet het opzet van de verdachte zowel gericht zijn op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de verkeersregels opzettelijk heeft geschonden. Voor het beantwoorden van de vraag of het opzet ook gericht was op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De verdachte heeft gedurende langere tijd en over een langere afstand met een veel te hoge snelheid gereden, terwijl hij fors onder invloed van alcohol verkeerde. Gedurende de dag en zelfs tijdens het rijden heeft verdachte wodka gedronken, naar eigen zeggen om te ontspannen en zich te amuseren tijdens de autorit naar huis. Daarbij heeft hij tevens gevaarlijk rechts ingehaald en gevaarlijk van rijstroken gewisseld. Verdachte is bekend met dit traject en weet dat het rond het tijdstip dat hij daar reed, druk kan zijn. Verdachte had dus kunnen en moeten weten dat het verkeer daar regelmatig stil staat op dat tijdstip en had zijn snelheid daarop aan moeten passen. Dat heeft hij niet gedaan, integendeel. Er was bovendien voor verdachte geen enkele noodzaak om plotseling op de linkerbaan in te voegen, omdat er geen sprake was van het samenkomen van de rijbanen. Ook op de rechter rijstrook kan de rotonde opgereden worden. Uit de getuigenverklaringen, maar bovendien uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgt dat deze gevaarlijke manoeuvre van verdachte was ingegeven door de verkeersruzie die eerder was ontstaan en was gericht op het afsnijden van de bestelbeurs die werd bestuurd door getuige [getuige 1] . Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van de verdachte, in hun samenhang bezien, naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op de opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
Voor het vaststellen dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. Door met een dergelijk hoge snelheid van 123,7 km/u op een rotonde af te rijden, waarvoor meerdere auto’s stil staan en te wisselen van rijstrook, zonder dat de snelheid wordt aangepast, is het voorzienbaar dat hierdoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt.
De conclusie is dat de gedragingen van verdachte moeten worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee is de schuldgradatie van roekeloosheid, gelet op wat is bepaald in artikel 175, lid 2 WVW, gegeven.