4.3Het oordeel van de rechtbank
De verklaring van aangever [slachtoffer 1]
Plaats: [plaatsnaam 2]
Op 1 augustus 2020 ben ik in de tuin bezig. Ik hoor de achterdeur van mijn buurman [verdachte] open en dicht gaan. Hij doet dan de deur open, schreeuwt en doet de deur weer dicht.Nog geen minuut nadat ik de laatste keer de deur heb gehoord, voel ik een harde ruk van achteren aan mijn linkerschouder. Vervolgens voel ik een harde klap op de grond. Onze tuin is verhoogd. Ik merk dat ik achter mijn tuin lig, op de gemeentegrond, 40 cm lager dan mijn tuin. Ik ben over het hekje heen gevallen. Ik voel veel pijn op mijn schouder en bij mijn ribben. Als ik opkijk zie ik [verdachte] bij mijn tuindeur. Ik weet dat het [verdachte] was die mij een ruk gaf omdat er verder nooit iemand buiten is ‘s avonds laat. Toen ik in de tuin lag voelde ik erg veel pijn aan mijn ribben en schouder. Het deed zoveel pijn dat ik bijna geen lucht meer kreeg, ik was heel kortademig.
De geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 1]
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 1]
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 2-8-2020
Overige van belang zijnde informatie: miltruptuur, waarvoor opname intensive care en radiologische coiling van de milt. Pt. moet beschouwd worden als hypospleen en moet dus levenslang hiervoor gevaccineerd worden.
Geschatte duur van genezing: 3-6 maanden.
De letselrapportage betreffende [slachtoffer 1]
Naam: [slachtoffer 1]
Datum letselonderzoek: 01-09-2020
Prognose
Verwachting blijvende schade: Ja
Toelichting: Bloeden van de milt is gestopt door dichtmaken van aanvoerende bloedvaten milt tijdens ingreep door interventieradiologen.
Patiënt wordt sindsdien beschouwd als hypospleen, wat betekent dat hij een chronisch (blijvend) verminderde miltfunctie houdt.
De verklaring van getuige [getuige 1]
Gisteravond, 1 augustus 2020, zaten we in de tuin toen [verdachte] weer begon uit te dagen. [verdachte] kwam uit zijn woning, sprong over de heg en rende op [slachtoffer 1] af. Ik zag dat [verdachte] een harde duw gaf tegen de zijkant van het lichaam van [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] door deze harde duw ten val kwam.
De 112-melding van [getuige 2]
[..] : Ik woon in [adres 4] [plaatsnaam 2] , en ik heb hier een buurman die naar mijn andere buren toe rent en ik hoor een hele luide knal. Ik heb geen idee of het een wapen is, of dat hij iets omver gooit.
[....] : Waar woont die man, weet je dat?
[..] : [.] . Hij is bekend bij de politie.
[..] : [verdachte] ja. Ik hoorde hem zeggen: “Jullie komen allemaal op mij af en je moet anders gewoon met me praten. Nou word ik m’n huis uit gezet.” En toen hoorde ik hem naar binnen gaan, toen hoorde ik hem naar buiten lopen. Ik zag hem op ze af stormen en zeggen: “Jullie komen met z’n drieën op me af, je durft wel he?” Toen hoorde ik een knal, ik zag hem omkijken richting mij.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft begaan. De rechtbank licht dat als volgt toe.
De rechtbank acht het door de verdediging naar voren gebrachte alternatieve scenario niet aannemelijk geworden. Ten eerste omdat het naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is dat aangever zelf zou zijn gevallen als gevolg van het gooien van een bloempot en daar het geconstateerde letsel aan de milt aan heeft opgelopen, en ten tweede omdat het alternatieve scenario geen steun vindt in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen. De rechtbank merkt daarbij expliciet op dat verbalisanten hebben gezocht naar de aanwezigheid van een (kapotte) bloempot, maar deze in de gehele omgeving niet hebben aangetroffen
(pagina 94 van het dossier). Daarentegen bevat het dossier wel ondersteunend bewijs voor de lezing van aangever. Hoewel tussen de verschillende getuigenverklaringen discrepanties bestaan in de manier waarop verdachte is gevallen – door duwen dan wel trekken – staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat aangever is gevallen door toedoen van verdachte. Nu ook de onafhankelijke getuige [getuige 2] in haar 112-melding verklaart dat zij zag dat verdachte op aangever afstormde en daarna een knal hoorde, is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende steunbewijs voor de aangifte en is de rechtbank er ook van overtuigd dat verdachte de ten laste gelegde mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft begaan. Dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel volgt uit het feit dat aangever zijn hele leven een chronisch (blijvend) verminderde miltfunctie houdt.
De aangifte van [slachtoffer 2]
Ter aanvulling heb ik nog een verklaring van een medewerker van de [slachtoffer 3] waarvan de naam om veiligheidsredenen en uit angst voor represailles niet wordt opgenomen in de aangifte. Bij ons in het systeem staat het volgende vermeld:“ [verdachte] neemt op 9 juli 11.35 uur contact op met [slachtoffer 3] . Meneer klinkt erg gefrustreerd en hij schreeuwt. Meneer hangt op na onderstaande boodschap: “[…] Mijn leven is kapot maar als mijn leven eraan gaat, dan dat van jullie ook. […]”.
Een e-mail van de frontoffice aan [.....] van [slachtoffer 3]
Van: [e-mailadres 1]
Aan: [.....] ( [e-mailadres 2] )
Onderwerp: Telefoongesprek dhr. [verdachte] , [adres 3]
9 juli 12:02
Ik werd om 11.35 uur gebeld door dhr. [verdachte] . [adres 3] . Meneer hing op nadat hij de volgende dingen had gezegd: “[…] Mijn leven is kapot, maar als mijn leven eraan gaat, dan dat van jullie ook! […]”.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte geuite bewoordingen ‘mijn leven is kapot, maar als mijn leven eraan gaat, dan dat van jullie ook’ op zichzelf staand een bedreigend karakter hebben welke bedreiging tegen het leven is gericht. Ook heeft de tenlastegelegde uitlating voor wat betreft de context waarin zij is geuit een duidelijk bedreigend karakter. Daarbij neemt de rechtbank mee dat bij de [slachtoffer 3] bekend was dat verdachte de medewerkers vaak (bedreigend) benaderde. In die context mocht de medewerker van de [slachtoffer 3] ervan uitgaan dat deze bewoordingen een serieus bedreigend karakter hadden, waarmee bij die medewerker de redelijke vrees kon ontstaan dat aan de bewoordingen uitvoering zou worden gegeven.
Een gedragsaanwijzing en de uitreiking aan verdachte in persoon
Beveelt de verdachte zich te onthouden van elke vorm van contact (zowel direct als indirect) met de volgende personen:
- [slachtoffer 2] ;
- [G] ;
- [getuige 1] .
De gedragsaanwijzing gaat in met ingang vanaf de dag van uitreiking en blijft van kracht voor een periode van 90 dagen.
De gedragsaanwijzing jegens [verdachte] , heb ik, ondergetekende, op
23-12-2020 uitgereikt aan de geadresseerde in persoon.
De aanhouding van verdachte
Op 1 januari 2021 meldde aangeefster [slachtoffer 2] bij de wijkagent [F] dat zij, op haar Facebookaccount dat haar volledige naam vermeldt, een bericht had ontvangen van het Facebookaccount van ‘ [account 3] ’. De tekst in dit bericht luidde:
Gelukkig nieuw jaar he
Succes met je kanker zooitje
Kanker gek jij leg tusse zes
Plankjes
Idioot
Gebeurd met je
Naar aanleiding van de melding door mevrouw [slachtoffer 2] werden bij Facebook gegevens gevorderd over het aanmaken en gebruik van het facebookaccount ‘ [account 3] ’, Facebook [nummer] . Facebook verstrekte van dit IP-adres het volgende geregistreerde gebruik:IP Address 2001 : [IP Address 2001]
Het IP adres [IP Address 2001] behoort bij provider Vodafone Ziggo.
Bij Vodafone Ziggo werden gegevens gevorderd van dit IP adres.
Hierop werd de volgende informatie verstrekt: [adres 6] , [postcode 3] .
Verdachte [verdachte] werd op 11 oktober 2020, in verband met artikel 84 Wetboek van Strafvordering (opheffing schorsing), aangehouden in de woning [adres 6] te [plaatsnaam 3] .
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat de ten laste gelegde berichten naar aangeefster zijn verstuurd met het Facebookaccount ‘ [account 3] ’ vanaf een IP-adres dat is verbonden aan het adres [adres 6] te [plaatsnaam 3] . Verdachte is eerder op dit adres aangehouden. Gelet hierop en gelet op de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat een ander de berichten heeft verstuurd, niet aannemelijk. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 6 ten laste gelegde, te weten het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, heeft begaan.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5
Verdachte heeft de onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 mei 2021;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 27 oktober 2020, met als bijlage screenshots van berichten verstuurd door verdachte, pagina 160 tot en met 185;
- een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 31 oktober 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 193.
- een proces-verbaal van bevindingen van 2 maart 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , met bijlage, pagina 207 tot en met 210.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
- de bekennende verklaring van verdachte in de raadkamer van 22 maart 2021;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 12 maart 2021, met bijlage, pagina 219 tot en met 227;
- een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 12 maart 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , pagina 228.
Bewijsoverweging
Uit het voorgaande volgt, dat de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het onder feit 2, feit 3 en feit 5 tenlastegelegde, te weten een bedreiging, en tweemaal een belediging, heeft begaan.