ECLI:NL:RBMNE:2021:2284

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
16/203465-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel, bedreiging en belediging in Leusden

Op 1 augustus 2020 heeft de verdachte [verdachte] [slachtoffer 1] mishandeld, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, namelijk een gescheurde milt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] met kracht aan de schouder heeft getrokken, waardoor deze ten val kwam. De mishandeling leidde tot een ziekenhuisopname en blijvende schade voor het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 8 juli 2020 tot en met 1 januari 2021 [slachtoffer 2] bedreigd en beledigd via sociale media. De rechtbank heeft de bedreigingen als ernstig en bedreigend gekwalificeerd, wat leidde tot angst bij het slachtoffer. De verdachte heeft ook een gedragsaanwijzing overtreden door contact te hebben met [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 204 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling. Tevens zijn er vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers. De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/203465-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
verblijvende aan de [adres 2] , [postcode 2] te [plaatsnaam 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 april 2021 en 18 mei 2021. De zaak is inhoudelijk behandeld op 18 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de reclasseringswerker [A] , en de benadeelde partijen en hun raadslieden, mr. J.W. Janssens, advocaat te Houten, namens [slachtoffer 1] en mr. [slachtoffer 4] , advocaat te Amsterdam, namens [slachtoffer 2] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 1 augustus 2020 te Leusden [slachtoffer 1] heeft mishandeld, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
feit 2:in de periode van 8 juli 2020 tot en met 1 januari 2021 te Leusden [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 3:in de periode van 8 juli 2020 tot en met 1 januari 2021 te Leusden en/of te Amersfoort opzettelijk [slachtoffer 2] in het openbaar heeft beledigd;
feit 4:op 9 juli 2020 te Leusden (een medewerker van) de [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
feit 5:op 16 januari 2021 te Leusden opzettelijk [slachtoffer 4] heeft beledigd;
feit 6:in de periode van 23 december 2020 tot en met 2 januari 2021 te Leusden opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing door contact te hebben met [slachtoffer 2] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 4 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte verklaard dat de broer van aangever hem heeft geslagen en dat aangever een bloempot naar zijn hoofd heeft gegooid. Volgens verdachte is aangever daarna gestruikeld en heeft hij zo zijn verwonding aan zijn milt opgelopen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier geen onafhankelijke bron bevat die de lezing van aangever ondersteunt (de getuigen zijn allemaal familieleden van aangever) en dat de verklaring van verdachte, zowel in de aangifte als bij de rechter-commissaris, zeer gedetailleerd en consistent is. In de verklaring van aangever en tussen de verklaringen van de getuigen onderling bestaan daarentegen inhoudelijke verschillen.
Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat de tenlastegelegde woorden op verschillende manieren kunnen worden uitgelegd. Volgens de raadsman volgt onvoldoende uit het dossier dat de medewerker van de [slachtoffer 3] uit de door verdachte geuite woorden kon afleiden dat het zijn bedoeling was het leven te nemen dan wel een zware mishandeling te plegen.
Ten aanzien van feit 2, 3, 5 en 6 heeft de raadsman geen verweer gevoerd. Verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van feit 3 en feit 6 verklaard dat niet hij, maar een vriend de berichten naar [slachtoffer 2] met het account ‘ [account 3] ’ heeft verstuurd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1
Bewijsmiddelen
De verklaring van aangever [slachtoffer 1]
Plaats: [plaatsnaam 2]
Op 1 augustus 2020 ben ik in de tuin bezig. Ik hoor de achterdeur van mijn buurman [verdachte] open en dicht gaan. Hij doet dan de deur open, schreeuwt en doet de deur weer dicht. [2] Nog geen minuut nadat ik de laatste keer de deur heb gehoord, voel ik een harde ruk van achteren aan mijn linkerschouder. Vervolgens voel ik een harde klap op de grond. Onze tuin is verhoogd. Ik merk dat ik achter mijn tuin lig, op de gemeentegrond, 40 cm lager dan mijn tuin. Ik ben over het hekje heen gevallen. Ik voel veel pijn op mijn schouder en bij mijn ribben. Als ik opkijk zie ik [verdachte] bij mijn tuindeur. Ik weet dat het [verdachte] was die mij een ruk gaf omdat er verder nooit iemand buiten is ‘s avonds laat. Toen ik in de tuin lag voelde ik erg veel pijn aan mijn ribben en schouder. Het deed zoveel pijn dat ik bijna geen lucht meer kreeg, ik was heel kortademig. [3]
De geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 1]
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 1]
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 2-8-2020
Overige van belang zijnde informatie: miltruptuur, waarvoor opname intensive care en radiologische coiling van de milt. Pt. moet beschouwd worden als hypospleen en moet dus levenslang hiervoor gevaccineerd worden.
Geschatte duur van genezing: 3-6 maanden. [4]
De letselrapportage betreffende [slachtoffer 1]
Naam: [slachtoffer 1]
Datum letselonderzoek: 01-09-2020 [5]
Prognose
Verwachting blijvende schade: Ja
Toelichting: Bloeden van de milt is gestopt door dichtmaken van aanvoerende bloedvaten milt tijdens ingreep door interventieradiologen.
Patiënt wordt sindsdien beschouwd als hypospleen, wat betekent dat hij een chronisch (blijvend) verminderde miltfunctie houdt. [6]
De verklaring van getuige [getuige 1]
Gisteravond, 1 augustus 2020, zaten we in de tuin toen [verdachte] weer begon uit te dagen. [verdachte] kwam uit zijn woning, sprong over de heg en rende op [slachtoffer 1] af. Ik zag dat [verdachte] een harde duw gaf tegen de zijkant van het lichaam van [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] door deze harde duw ten val kwam. [7]
De 112-melding van [getuige 2]
[..] : Ik woon in [adres 4] [plaatsnaam 2] , en ik heb hier een buurman die naar mijn andere buren toe rent en ik hoor een hele luide knal. Ik heb geen idee of het een wapen is, of dat hij iets omver gooit.
[....] : Waar woont die man, weet je dat?
[..] : [.] . Hij is bekend bij de politie.
[..] : [verdachte] ja. Ik hoorde hem zeggen: “Jullie komen allemaal op mij af en je moet anders gewoon met me praten. Nou word ik m’n huis uit gezet.” En toen hoorde ik hem naar binnen gaan, toen hoorde ik hem naar buiten lopen. Ik zag hem op ze af stormen en zeggen: “Jullie komen met z’n drieën op me af, je durft wel he?” Toen hoorde ik een knal, ik zag hem omkijken richting mij. [8]
Bewijsoverweging
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft begaan. De rechtbank licht dat als volgt toe.
De rechtbank acht het door de verdediging naar voren gebrachte alternatieve scenario niet aannemelijk geworden. Ten eerste omdat het naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is dat aangever zelf zou zijn gevallen als gevolg van het gooien van een bloempot en daar het geconstateerde letsel aan de milt aan heeft opgelopen, en ten tweede omdat het alternatieve scenario geen steun vindt in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen. De rechtbank merkt daarbij expliciet op dat verbalisanten hebben gezocht naar de aanwezigheid van een (kapotte) bloempot, maar deze in de gehele omgeving niet hebben aangetroffen
(pagina 94 van het dossier). Daarentegen bevat het dossier wel ondersteunend bewijs voor de lezing van aangever. Hoewel tussen de verschillende getuigenverklaringen discrepanties bestaan in de manier waarop verdachte is gevallen – door duwen dan wel trekken – staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat aangever is gevallen door toedoen van verdachte. Nu ook de onafhankelijke getuige [getuige 2] in haar 112-melding verklaart dat zij zag dat verdachte op aangever afstormde en daarna een knal hoorde, is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende steunbewijs voor de aangifte en is de rechtbank er ook van overtuigd dat verdachte de ten laste gelegde mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft begaan. Dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel volgt uit het feit dat aangever zijn hele leven een chronisch (blijvend) verminderde miltfunctie houdt.
Ten aanzien van feit 4
Bewijsmiddelen
De aangifte van [slachtoffer 2]
Ter aanvulling heb ik nog een verklaring van een medewerker van de [slachtoffer 3] waarvan de naam om veiligheidsredenen en uit angst voor represailles niet wordt opgenomen in de aangifte. Bij ons in het systeem staat het volgende vermeld: [9] “ [verdachte] neemt op 9 juli 11.35 uur contact op met [slachtoffer 3] . Meneer klinkt erg gefrustreerd en hij schreeuwt. Meneer hangt op na onderstaande boodschap: “[…] Mijn leven is kapot maar als mijn leven eraan gaat, dan dat van jullie ook. […]”. [10]
Een e-mail van de frontoffice aan [.....] van [slachtoffer 3]
Van: [e-mailadres 1]
Aan: [.....] ( [e-mailadres 2] )
Onderwerp: Telefoongesprek dhr. [verdachte] , [adres 3]
9 juli 12:02
Ik werd om 11.35 uur gebeld door dhr. [verdachte] . [adres 3] . Meneer hing op nadat hij de volgende dingen had gezegd: “[…] Mijn leven is kapot, maar als mijn leven eraan gaat, dan dat van jullie ook! […]”. [11]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte geuite bewoordingen ‘mijn leven is kapot, maar als mijn leven eraan gaat, dan dat van jullie ook’ op zichzelf staand een bedreigend karakter hebben welke bedreiging tegen het leven is gericht. Ook heeft de tenlastegelegde uitlating voor wat betreft de context waarin zij is geuit een duidelijk bedreigend karakter. Daarbij neemt de rechtbank mee dat bij de [slachtoffer 3] bekend was dat verdachte de medewerkers vaak (bedreigend) benaderde. In die context mocht de medewerker van de [slachtoffer 3] ervan uitgaan dat deze bewoordingen een serieus bedreigend karakter hadden, waarmee bij die medewerker de redelijke vrees kon ontstaan dat aan de bewoordingen uitvoering zou worden gegeven.
Ten aanzien van feit 6
Bewijsmiddelen
Een gedragsaanwijzing en de uitreiking aan verdachte in persoon
Beveelt de verdachte zich te onthouden van elke vorm van contact (zowel direct als indirect) met de volgende personen:
- [slachtoffer 2] ;
- [G] ;
- [getuige 1] .
De gedragsaanwijzing gaat in met ingang vanaf de dag van uitreiking en blijft van kracht voor een periode van 90 dagen. [12]
De gedragsaanwijzing jegens [verdachte] , heb ik, ondergetekende, op
23-12-2020 uitgereikt aan de geadresseerde in persoon. [13]
De aanhouding van verdachte
Op 1 januari 2021 meldde aangeefster [slachtoffer 2] bij de wijkagent [F] dat zij, op haar Facebookaccount dat haar volledige naam vermeldt, een bericht had ontvangen van het Facebookaccount van ‘ [account 3] ’. De tekst in dit bericht luidde:
Gelukkig nieuw jaar he
Succes met je kanker zooitje
Kanker gek jij leg tusse zes
Plankjes
Idioot
Gebeurd met je
Naar aanleiding van de melding door mevrouw [slachtoffer 2] werden bij Facebook gegevens gevorderd over het aanmaken en gebruik van het facebookaccount ‘ [account 3] ’, Facebook [nummer] . Facebook verstrekte van dit IP-adres het volgende geregistreerde gebruik: [14] IP Address 2001 : [IP Address 2001]
Het IP adres [IP Address 2001] behoort bij provider Vodafone Ziggo.
Bij Vodafone Ziggo werden gegevens gevorderd van dit IP adres.
Hierop werd de volgende informatie verstrekt: [adres 6] , [postcode 3] .
Verdachte [verdachte] werd op 11 oktober 2020, in verband met artikel 84 Wetboek van Strafvordering (opheffing schorsing), aangehouden in de woning [adres 6] te [plaatsnaam 3] . [15]
Bewijsoverweging
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat de ten laste gelegde berichten naar aangeefster zijn verstuurd met het Facebookaccount ‘ [account 3] ’ vanaf een IP-adres dat is verbonden aan het adres [adres 6] te [plaatsnaam 3] . Verdachte is eerder op dit adres aangehouden. Gelet hierop en gelet op de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat een ander de berichten heeft verstuurd, niet aannemelijk. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 6 ten laste gelegde, te weten het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, heeft begaan.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5
Verdachte heeft de onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 mei 2021;
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 27 oktober 2020, met als bijlage screenshots van berichten verstuurd door verdachte, pagina 160 tot en met 185;
  • een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 31 oktober 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 193.
  • een proces-verbaal van bevindingen van 2 maart 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , met bijlage, pagina 207 tot en met 210.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Ten aanzien van feit 5
  • de bekennende verklaring van verdachte in de raadkamer van 22 maart 2021;
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 12 maart 2021, met bijlage, pagina 219 tot en met 227;
  • een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 12 maart 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , pagina 228.
Bewijsoverweging
Uit het voorgaande volgt, dat de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het onder feit 2, feit 3 en feit 5 tenlastegelegde, te weten een bedreiging, en tweemaal een belediging, heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op 1 augustus 2020 te [plaatsnaam 2] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met kracht aan/tegen de schouder te rukken en/of te duwen, waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en tegen een hekje is gekomen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurde milt, ten gevolge heeft gehad;
ten aanzien van feit 2:
op meerdere momenten in de periode van 8 juli 2020 tot en met 1 januari 2021 te [plaatsnaam 2] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
- verkrachting, en
- enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [slachtoffer 2] schriftelijk de volgende woorden toe te voegen:
- “ Ik ga jouw neuken” en
- “ Ik ga jou neuken in je kankerhersen” en
- “ Dit is wat het je gaat kosten, je leven. Wnat ik laat dit nooit meer los, ik ga je beroemd maken” en
- “ Ik ga jouw leven kapot maken” en
- “ Maak je helemaal kapot tot er niks meer van jouw over is” en
- “ Ik ga met een paar dagen [slachtoffer 2] haar kop eraf hakken” en
- “ Kanker gek, jij leg tusse zes plankjes, idioot, gebeurd met je”;
ten aanzien van feit 3:
op meerdere momenten in de periode van 8 juli 2020 tot en met
1 januari 2021 te [plaatsnaam 2] opzettelijk [slachtoffer 2] , in het openbaar en bij geschrift en bij afbeelding, heeft beledigd, door op Facebook (op het account “ [account 1] ”) en op Instagram (op het account “ [account 2] ”) de volgende teksten te plaatsen:
- “ Kankermongool” en/of “Vieze vuole machts mosbruiker” bij een foto van die [slachtoffer 2] en
- “ Vieze kut lesbie” en/of “Kankermongool” en/of “Kankerwijf” in een printscreen van een
whatsappgesprek met die [slachtoffer 2] en/of door op Facebook via een privébericht (via 'Messenger') (met het account " [account 3] ”)
- “ Kankergek” en/of “Idioot” naar die [slachtoffer 2] te sturen;
ten aanzien van feit 4:
op 9 juli 2020 te [plaatsnaam 2] (een medewerker van) de [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die die medewerker en/of de [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen
“Mijn leven is kapot, maar als mijn leven eraan gaat, dan dat van jullie ook.”;
ten aanzien van feit 5:
op 16 januari 2021 te [plaatsnaam 2] opzettelijk [slachtoffer 4] , door een toegezonden of aangeboden geschrift en/of afbeelding, heeft beledigd, door die [slachtoffer 4] meerdere e-mails te sturen met de teksten:
“Jij moet zo dom lopen lullen vriend met je leugens heb gewoon sleutels kankermongool me spullen weg gooien en mij dr schild geven magkees volgende keer ben ik er hij moetje zegge als ik naast je zit met je domme leugens mafkees advocaat stomme mongool” en
“Stomme idioot die je rondloopt kanker leugenaar dat je bent” en
“Er zijn foto's en bewijzen mafkees waar is me kankerlijer alles gaat betaald worden idioot dat kernonderzoek loopt” en
“Vertegenwoordiger van ke moeders kut mafkees” en
“Straat advocaat stuk strond zal je even voor lul zette volgende keer mongooltje” en
“Hen de sleutels vuile kankermongool”;
ten aanzien van feit 6:
in de periode van 23 december 2020 tot en met 2 januari 2021 te [plaatsnaam 2] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 23 december 2020 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, geen (direct en/of indirect) contact mocht hebben met [slachtoffer 2] door op Facebook via een privébericht via ‘Messenger’ met het account “ [account 3] ”
- “ Kankergek” en “Idioot” naar die [slachtoffer 2] te sturen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
feit 2:
bedreiging met verkrachting en enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3 en feit 5:
telkens: eenvoudige belediging;
feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 6:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 208 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en dhr. [slachtoffer 4] en een locatieverbod ten aanzien van de [straatnaam] in [plaatsnaam 2] voor de duur van 2 (twee) jaren, te vervangen door vijf (5) dagen hechtenis bij elke overtreding van de maatregel, met een maximum van 6 (zes) maanden. De officier van justitie heeft gevorderd de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zich in de opgemaakte rapportage herkent en hij vindt dat hij hulp nodig heeft, met name van de heer [A] . Verdachte hoopt begeleiding en behandeling en/of medicatie te krijgen. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, overstijgt de straf die volgens de oriëntatiepunten van de LOVS zou moeten worden opgelegd. De raadsman verzoekt de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel van korte duur op te leggen met een proeftijd van twee jaar, met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De raadsman verzet zich niet tegen de gevorderde 38v-maatregel en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge. Hiermee heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van [slachtoffer 1] . Een dergelijk feit is erg ingrijpend voor het slachtoffer. In dit geval heeft [slachtoffer 1] ernstig letsel overgehouden aan de mishandeling en zal hij zijn leven lang moeten leven met een verminderde miltfunctie.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van [slachtoffer 4] en aan bedreiging en belediging van [slachtoffer 2] . Bedreigingen veroorzaken niet alleen gevoelens van angst, maar tasten ook de persoonlijke integriteit aan van hen tegen wie de bedreigingen zijn gericht. De bedreigingen hebben een hele grote impact gehad op [slachtoffer 2] , zoals blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. Het was zelfs zo erg dat zij op advies van de politie samen met haar partner enige tijd heeft moeten onderduiken. Dit heeft uiteraard ingrijpende gevolgen voor haar en haar partner gehad. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 12 april 2021, waaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren geen soortgelijke feiten heeft gepleegd.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsadvies van 10 december 2020, opgesteld door [D] . Daaruit blijkt dat verdachte een gebrekkige emotie- en agressieregulatie heeft als gevolg van zijn persoonlijkheidsstoornis. Dit, in combinatie met onder meer de omstandigheid dat hij mogelijk zijn woning zou kwijtraken en daarmee de mogelijkheid om zijn dochter te kunnen ontvangen, hebben ertoe geleid dat verdachte zich niet kon beheersen. Verdachte is niet in staat om op zichzelf te wonen met ambulante begeleiding. De reclassering ziet mogelijkheden om het gedrag van verdachte door middel van interventies te veranderen. Volgens de reclassering is van belang dat wordt ingezet op begeleid wonen en niet op zelfstandig wonen in combinatie met ambulante begeleiding. Verdachte heeft intensieve begeleiding nodig om maatschappelijk gezien overeind te blijven en niet over te gaan tot het plegen van strafbare feiten. De reclassering adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met [slachtoffer 1] , de medewerkers van de woningbouwvereniging, en een locatieverbod ten aanzien van de [straatnaam] in [plaatsnaam 2] en het gemeentehuis van [plaatsnaam 2] .
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia-rapport van 20 november 2020, opgesteld door [E] . Daaruit blijkt dat verdachte een beneden gemiddeld intelligente man is met een borderline persoonlijkheidsstoornis, die zich kenmerkt door een zeer gebrekkige emotie- en agressieregulatie. Zonder voldoende externe structuur is verdachte onvoldoende in staat zijn leven adequaat vorm te geven. Hij is wel in staat hulp te accepteren, wat in het recente verleden geleid heeft tot langdurig relatief stabiel functioneren. De onderzoeker adviseert het tenlastegelegde feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over.
De straf
Gelet op de ernst en de hoeveelheid feiten is slechts een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend.
Verdachte heeft echter al lange tijd in voorlopige hechtenis gezeten en gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte waarbij verdachte hulp nodig heeft, is de rechtbank van oordeel dat het niet wenselijk is dat verdachte terug naar de gevangenis moet. Daarbij heeft de rechtbank mede gelet op de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de feiten. Daarom zal de rechtbank een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is het daarnaast van belang dat aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd om verdachte hulp te bieden in het kader van bijzondere voorwaarden en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste straf passend, maar heeft, anders dan de officier van justitie, het aantal dagen voorarrest berekend op 104 dagen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 204 dagen, met aftrek van het voorarrest waarvan 100 dagen voorwaardelijk, een passende straf. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van de in het rapport als bijzondere voorwaarden genoemde contactverboden en het locatieverbod. De rechtbank zal een contactverbod opleggen in de vorm van de hierna te noemen maatregel.
Vrijheidsbeperkende maatregelen
Ook is de rechtbank van oordeel dat vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aangewezen zijn om de kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten in te perken. Deze maatregelen houden in een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Een locatieverbod acht de rechtbank niet noodzakelijk. De maatregelen zijn voor de duur van 2 (twee) jaren, te vervangen door vijf (5) dagen hechtenis bij elke overtreding van de maatregel, met een maximum van 6 (zes) maanden. Omdat er ernstig rekening gehouden moet worden dat de verdachte wederom strafbare feiten zal begaan tegen deze personen of zich belastend tegen hen zal gedragen, zal de rechtbank de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.417,00. Dit bedrag bestaat uit € 917,00 materiële schade en € 3.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van de wettelijke rente.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet is onderbouwd en daarom niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
[slachtoffer 1] heeft in totaal € 917,00 gevorderd ter zake van veraangenamingskosten ziekenhuisopname, parkeer- en vervoerskosten, behoefte huishoudelijke hulp en verzorging voor de duur van vier weken, en behoefte huishoudelijke hulp voor de duur van drie weken.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de schadeposten behoefte huishoudelijke hulp en verzorging voor de duur van vier weken, en behoefte huishoudelijke hulp voor de duur van drie weken worden toegewezen. De benadeelde partij heeft als gevolg van het strafbare feit zwaar lichamelijk letsel opgelopen en heeft gesteld dat hij huishoudelijke hulp en mantelzorg nodig had in de eerste weken na de operatie. Dit is door de verdediging niet betwist. De verdediging heeft slechts gezegd dat er geen onderbouwing van deze kosten is. Als huishoudelijke hulp en mantelzorg worden verleend door familie, zoals in dit geval, dan zullen zij dat niet in rekening brengen.
Toch kan worden bepaald dat voor deze hulp een vergoeding moet worden betaald. Uit jurisprudentie volgt immers dat de kosten wel kunnen worden vergoed, indien dit normale werkzaamheden zijn die door professionele hulpverlening worden verricht, ook als in feite de werkzaamheden worden verricht door personen die daarvoor geen kosten in rekening (kunnen) brengen. De vergoeding voor de huishoudelijke hulp wordt in dat geval vastgesteld middels een abstracte schadeberekening. De benadeelde partij heeft de berekening naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en de rechtbank zal het bedrag van
€ 729,00 toewijzen. Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank is van oordeel dat de schadeposten veraangenamingskosten ziekenhuisopname en parkeer- en vervoerskosten onvoldoende zijn onderbouwd (ook voor een abstracte schadeberekening). Dat er daadwerkelijk veraangenamingskosten zijn gemaakt is niet gebleken terwijl dit gemakkelijk had kunnen worden aangetoond en met betrekking tot parkeer- en vervoerskosten geldt dat niet alle reiskosten kunnen worden aangemerkt als materiele schade, dus zonder een onderbouwing kan de rechtbank dit niet beoordelen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft € 3.500,00 aan immateriële schade gevorderd. Omdat sprake is van lichamelijk letsel, komt de benadeelde partij in aanmerking voor toekenning van immateriële schadevergoeding. De rechtbank acht, gelet op vergelijkbare zaken en op de omstandigheden van het geval, een bedrag van € 2.500,00 passend en waardeert de schade op dat bedrag. De rechtbank zal de vordering daarom tot een bedrag van € 2.500,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Totaal
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 3.229,00 toewijzen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.229,00, te vermeerderen met de gevorderde rente vanaf 1 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 42 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.2
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.124,50. Dit bedrag bestaat uit € 124,50 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2, 3 en 6 ten laste gelegde.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van de wettelijke rente.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
Materiële schade
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadepost lunch
10-10-2020 slechts zou moeten worden toegewezen tot een bedrag van € 13,75, nu vergoeding van de lunch voor twee personen is ingediend, terwijl slechts de schade van [slachtoffer 2] voor vergoeding in aanmerking komt. De reiskosten en de lunch op 9 oktober en 11 oktober zijn niet onderbouwd.
Immateriële schade
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de gevorderde immateriële schade niet is onderbouwd, maar dat er wel een schadevergoeding zou moeten volgen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering te matigen tot een bedrag van € 500,00.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
[slachtoffer 2] heeft in totaal € 124,50 gevorderd ter zake van een lunch op 9, 10 en 11 oktober 2020, reiskosten en slaapmedicatie.
De schadeposten lunch op 9, 10 en 11 oktober 2020 en slaapmedicatie zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en ook is komen vast te staan dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Het gaat dan in totaal om een bedrag van € 83,50. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen. Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot de dag van volledige betaling.
De schadepost reiskosten is niet onderbouwd. Niet alle reiskosten kunnen worden aangemerkt als materiele schade, dus zonder een onderbouwing kan de rechtbank dit niet beoordelen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering
niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft € 1.000,00 aan immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte. Zij heeft als gevolg van de bedreigingen zelfs moeten onderduiken. Gelet op de ernst van de normschending en de gevolgen voor de benadeelde partij is de rechtbank van oordeel dat zozeer voor de hand ligt dat de benadeelde hierdoor schade heeft geleden dat zij heeft op immateriële schadevergoeding. De rechtbank acht, gelet op de omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare zaken, een bedrag van € 500,00 passend en waardeert de schade op dat bedrag. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot de dag van volledige betaling. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Totaal
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 583,50 toewijzen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 583,50, te vermeerderen met de gevorderde rente vanaf 1 januari 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 11 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 184a, 266, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 204 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
100 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij [A] van Reclassering Nederland op het adres [adres 5] te [plaatsnaam 3] . Verdachte blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door forensische polikliniek [instelling 1] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* verblijft bij [instelling 2] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee (2) jaren;
- beveelt dat verdachte zich onthoudt van contact met
* [slachtoffer 1] , geboren op [1992] ;
* [slachtoffer 2] , geboren op [1962] ;
* [slachtoffer 4] , geboren op [1963] ;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door vijf (5) dagen hechtenis, met een maximum van zes (6) maanden;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 3.229,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 3.229,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 42 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 583,50;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 583,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 11 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Duker, voorzitter, mrs. R.L.M. van Opstal en
N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juni 2021.
mr. R.L.M. van Opstal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 1 augustus 2020 te Leusden [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met kracht) aan/tegen de schouder althans het lichaam te trekken en/of te rukken en/of te duwen (waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen, en al dan niet tegen een hekje en/of paaltje althans (scherp) voorwerp is gekomen), terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurde milt althans letsel aan de milt, ten gevolge heeft gehad;
(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 8 juli 2020 tot en met 1 januari 2021 te Leusden, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- verkrachting, en/of
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
door die [slachtoffer 2] (schriftelijk) de volgende woorden toe te voegen:
- " Ik ga jouw neuken" en/of
- " Ik ga jou neuken in je kankerhersen" en/of
- " Ik weet waar je woont en een volgende stap is een steen door je ruit gooien" en/of
- " Dit is wat het je gaat kosten, je leven. Wnat ik laat dit nooit meer los, ik ga je beroemd maken" en/of
- " Ik ga jouw leven kapot maken" en/of
- " Maak je helemaal kapot tot er niks meer van jouw over is" en/of
- " Ik ga met een paar dagen [slachtoffer 2] haar kop eraf hakken" en/of
- " Kanker gek, jij leg tusse zes plankjes, idioot, gebeurd met je"
althans woorden van gelijkende dreigende aard of strekking;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 8 juli 2020 tot en met 1 januari 2021 te Leusden en/of te Amersfoort, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 2] , in het openbaar en/of in haar tegenwoordigheid bij geschrift en/of bij afbeelding, heeft beledigd, door op Facebook (op het account " [account 1] ") en/of op Instagram (op het account " [account 2] ") althans een openbaar toegankelijke internetpagina de volgende teksten te plaatsen:
- " Kankermongool" en/of "Vieze vuole machts mosbruiker" bij een foto van die [slachtoffer 2] en/of
- " Vieze kut lesbie" en/of "Kankermongool" en/of "Kankerwijf" in een printscreen van een
whatsappgesprek met die [slachtoffer 2] en/of door op Facebook via een privébericht (via 'Messenger') (met het account " [account 3] ")
- " Kankergek" en/of "Idioot" naar die [slachtoffer 2] te sturen;
(Artikel art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 9 juli 2020 te Leusden, althans in Nederland, (een medewerker van) de [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die die medewerker en/of de [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen
"Mijn leven is kapot, maar als mijn leven eraan gaat, dan dat van jullie ook.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks 16 januari 2021 te Leusden, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 4] ,
door een toegezonden of aangeboden geschrift en/of afbeelding, heeft beledigd,
door die [slachtoffer 4] meerdere e-mails te sturen met de teksten:
"Jij moet zo dom lopen lullen vriend met je leugens heb gewoon sleutels kankermongool me spullen weg gooien en mij dr schild geven magkees volgende keer ben ik er hij moetje zegge als ik naast je zit met je domme leugens mafkees advocaat stomme mongool" en/of
"Stomme idioot die je rondloopt kanker leugenaar dat je bent" en/of
"Er zijn foto's en bewijzen mafkees waar is me kankerlijer alles gaat betaald worden idioot dat kernonderzoek loopt" en/of
"Vertegenwoordiger van ke moeders kut mafkees" en/of
"Straat advocaat stuk strond zal je even voor lul zette volgende keer mongooltje" en/of
"Hen de sleutels vuile kankermongool";
(Artikel art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
6
hij in of omstreeks de periode van 23 december 2020 tot en met 2 januari 2021 te Leusden, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 23 december 2020 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, geen (direct en/of indirect) contact mocht hebben met [slachtoffer 2] door op Facebook via een privébericht (via 'Messenger') (met het account " [account 3] ")
- " Kankergek" en/of "Idioot" naar die [slachtoffer 2] te sturen;
(Artikel art 184a Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2020248188, PL0900-2020327769 en PL1300-2021052191, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 239. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 4 augustus 2020, pagina 25.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 4 augustus 2020, pagina 26.
4.Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 1] van 11 september 2020, opgesteld door [B] , chirurg, pagina 104.
5.Een geschrift, te weten een letselrapportage betreffende [slachtoffer 1] van 1 september 2020, opgesteld door [C] , forensisch arts KNMG, GGD Regio [regio] , pagina 105.
6.Een geschrift, te weten een letselrapportage betreffende [slachtoffer 1] van 1 september 2020, opgesteld door [C] , forensisch arts KNMG, GGD Regio [regio] , pagina 106.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 2 augustus 2020, pagina 40.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 september 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , pagina 119.
9.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 27 oktober 2020, pagina 163.
10.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 27 oktober 2020, pagina 164.
11.Een geschrift, te weten een e-mail van [.....] aan [slachtoffer 3] van 9 juli 2020, pagina 202.
12.Een geschrift, te weten een gedragsaanwijzing van 23 december 2020, in het dossier opgenomen onder ‘Gedragsaanwijzing’.
13.Een geschrift, te weten een akte van uitreiking in persoon op 23 december 2020, in het dossier opgenomen onder ‘Akte gedragsaanwijzing’.
14.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 maart 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , pagina 207.
15.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 maart 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , pagina 208.