In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht. Eiseres had een aanvraag ingediend voor urgentie voor een sociale huurwoning, welke was toegewezen op 8 mei 2020. Echter, in het bestreden besluit van 17 september 2020 werd het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de door eiseres aangevoerde gronden niet konden leiden tot vernietiging van het besluit.
De rechtbank overwoog dat de urgentie van eiseres op 9 november 2020 was verlopen en dat zij geen verlenging had aangevraagd. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het zoekprofiel dat was vastgesteld, omdat zij vond dat haar situatie aanleiding had moeten geven voor een tweede zoekprofiel. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden van eiseres niet voldoende waren om een tweede zoekprofiel vast te stellen, aangezien er voldoende passende woningen beschikbaar waren in de regio Utrecht.
Daarnaast betoogde eiseres dat de maximale huurprijs voor de woningen waarop zij kon reageren onjuist was vastgesteld. De rechtbank was van mening dat de maximale huurprijs correct was vastgesteld op basis van de Woningwet en het inkomen van eiseres. Eiseres had ook aangevoerd dat de urgentie op maatschappelijke gronden had moeten worden toegekend, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet aan de orde was, aangezien de aanvraag was gedaan op basis van financiële problemen.
Tot slot werd de hardheidsclausule uit de Huisvestingsverordening besproken. De rechtbank oordeelde dat de situatie van eiseres niet bijzonder genoeg was om toepassing van de hardheidsclausule te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.