ECLI:NL:RBMNE:2021:2229

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
9018811
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en bewijsvoering bij ontvreemding van een mobiele telefoon door een werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, de besloten vennootschap [verweerster] B.V. [verzoekster] was sinds 1989 in dienst bij [verweerster] en werd op 31 december 2020 op staande voet ontslagen. De reden voor het ontslag was het wegnemen van een mobiele telefoon die niet van haar was, wat door de werkgever werd gekwalificeerd als een dringende reden voor ontslag. [verzoekster] verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en haar weer toe te laten op het werk, stellende dat zij de telefoon per ongeluk had meegenomen en dat dit geen grond voor ontslag op staande voet was.

De kantonrechter heeft de procedure besproken op een zitting op 13 april 2021, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De werkgever heeft camerabeelden overgelegd ter ondersteuning van hun standpunt dat [verzoekster] de telefoon opzettelijk had ontvreemd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de camerabeelden niet overeenkomen met de verklaring van [verzoekster], die stelde dat zij de telefoon per ongeluk had meegenomen. De rechter concludeerde dat [verzoekster] doelbewust handelde en dat er voldoende grond was voor het ontslag op staande voet.

De kantonrechter oordeelde dat de gevolgen van het ontslag voor [verzoekster] groot waren, maar dat dit niet betekende dat de werkgever niet mocht ontslaan. De werkgever moet kunnen vertrouwen op de integriteit van zijn medewerkers, vooral in een functie waar met vertrouwelijke post en pakketten wordt gewerkt. De verzoeken van [verzoekster] om een vergoeding werden afgewezen, omdat het dienstverband per direct was geëindigd en er geen recht op loon of vergoedingen bestond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9018811 UE VERZ 21-35 MvdH/40201
Beschikking van 12 mei 2021
inzake
[verzoekster],
wonend in [woonplaats] ,
die verder [verzoekster] zal worden genoemd,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.E.S. Dolmans,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
die verder [verweerster] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. A.E. Vos.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Hoe deze procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift van [verzoekster] , dat op 9 februari 2021 door de griffie is ontvangen;
- het verweerschrift tevens (voorwaardelijk) verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerster] , ontvangen op 31 maart 2021;
- de brief met productie 9 van [verzoekster] , ontvangen op 12 april 2021.
1.2.
De zaak is op een zitting met de rechter besproken op 13 april 2021. Mr. Dolmans en mr. Vos hebben toen pleitaantekeningen voorgelezen en overhandigd. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

2.Waar gaat het om?

2.1.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1963, is sinds 1 januari 1989 in dienst gekomen van [verweerster] . Zij werkt bij het sorteercentrum van [verweerster] in [plaatsnaam] (als Allround Medewerker Sorteren) voor een bruto maandloon van € 904,72 (exclusief 8% vakantiegeld) op basis van een werkweek van 13,75 uur.
2.2.
Op 31 december 2020 heeft [verweerster] [verzoekster] in een telefoongesprek op staande voet ontslagen omdat [verzoekster] op 23 december 2020 in de hal van het sorteercentrum een mobiele telefoon heeft weggenomen die niet van haar was. [verweerster] heeft haar diezelfde dag een brief gestuurd waarin deze reden voor het ontslag is benoemd. In de brief staat toegelicht dat [verzoekster] een vertrouwensfunctie heeft en dat zij door het wegnemen van de telefoon niet eerlijk en integer heeft gehandeld.
2.3.
Het primaire (belangrijkste) verzoek van [verzoekster] is dat de kantonrechter het ontslag op staande voet vernietigt en [verweerster] verplicht om haar weer toe te laten op het werk. [verzoekster] zegt dat zij is vergeten om de door haar gevonden telefoon aan haar leidinggevende af te geven en dat deze vergeetachtigheid geen grond is voor een ontslag op staande voet. Als de kantonrechter het ontslag niet vernietigt en de arbeidsovereenkomst op het verzoek van [verweerster] ontbindt, verzoekt [verzoekster] om toekenning van transitievergoeding en een billijke vergoeding van
€ 50.000,00 voor haar ontslag.
Mocht [verzoekster] op staande voet worden ontslagen? Ja.
2.4.
Alleen als er een dringende reden voor ontslag bestaat, mag een werkgever een werknemer ontslaan zonder schriftelijke instemming van die werknemer (zie artikel 7:677 lid 1 BW en artikel 7:678 BW). Zo’n dringende reden kan bestaan als de werknemer zich zó gedraagt, dat het niet redelijk is om van de werkgever te verlangen dat hij hem nog in dienst houdt. Wanneer de rechter dit beoordeelt, moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden die in het specifieke geval spelen (zoals de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, hoe lang hij al voor de werkgever werkte, hoe hij heeft gefunctioneerd en wat het ontslag op staande voet voor gevolgen voor hem heeft). Ook als het ontslag voor de werknemer grote gevolgen heeft, kan de dringende reden toch maken dat een onmiddellijke
beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. Bij zo’n ontslag om een dringende reden moet die reden dan wel ‘onverwijld’ (wat hier zoiets wil zeggen als ‘zo snel mogelijk’) aan de werknemer worden gemeld. De werkgever is de partij die moet bewijzen dat er een dringende reden bestaat voor het ontslag op staande voet.
2.5.
In dit geval heeft [verweerster] gesteld dat [verzoekster] de gevonden mobiele telefoon heeft gestolen. Om dat te onderbouwen en te bewijzen heeft [verweerster] onder meer op de zitting camerabeelden laten zien en de heer [A] , security medewerker bij [verweerster] , laten verklaren over het gesprek met [verzoekster] op 30 december 2020. Op de camerabeelden is te zien dat [verzoekster] op 23 december 2020 de publiek toegankelijke hal van het postsorteercentrum van [verweerster] betreedt. Ze loopt vervolgens op het tourniquet af waarachter zich het alleen voor personeel toegankelijke gebied bevindt. Voordat ze het tourniquet door wil gaan, kijkt [verzoekster] naar rechts waar de brievenbus voor rouwpost staat. Bovenop deze brievenbus ligt de mobiele telefoon die een uitzendkracht een paar minuten eerder is vergeten. [verzoekster] stapt dan uit de rij voor het tourniquet en gaat naast de brievenbus staan. Als alle collega’s gepasseerd zijn en er niemand meer voor het tourniquet staat, pakt [verzoekster] de telefoon, en loopt zij in een beweging door het tourniquet terwijl ze naar iets in haar handen kijkt. Volgens [verzoekster] handelde ze gedachteloos. Ze heeft op de zitting verklaard dat ze in de ene hand de gevonden mobiele telefoon had en in de andere hand een snoepje waarvan ze het papiertje aan het afhalen was. Daar keek ze naar toen ze door het tourniquet liep. [verzoekster] zegt dat ze de telefoon toen niet heeft uitgezet zoals wordt aangenomen door [verweerster] . [verzoekster] heeft verklaard dat ze nadat ze het tourniquet was doorgelopen en bij haar kluisje stond een uitzendkracht was tegengekomen, daarmee aan de praat was geraakt en vervolgens de mobiele telefoon waarschijnlijk achteloos in haar jaszak heeft gedaan en de jas in haar kluisje heeft gestopt.
2.6.
De camerabeelden sluiten niet aan op de verklaring van [verzoekster] . De kantonrechter ziet daarin niet het handelen van iemand die verstrooid is maar iemand die doelbewust wacht met het pakken van de telefoon tot iedereen weg is. Als het niet de bedoeling van [verzoekster] was om de telefoon weg te nemen dan had het voor de hand gelegen dat ze direct na het oppakken van de mobiele telefoon naar de dichtstbijzijnde balie (dat is de balie waar de uitzendkrachten zich melden) in de publiek toegankelijke hal was gelopen om een gevonden voorwerp te melden. In het gesprek de dag voor het ontslag op staande voet met [A] en zijn collega [B (voornaam)] van de afdeling Security heeft [verzoekster] , zo heeft [A] op de zitting verklaard, ook in eerste instantie gezegd dat zij met de mobiele telefoon was terug gelopen naar de balie voor de uitzendkrachten. Toen dit verhaal op grond van de camerabeelden onjuist bleek, heeft [verzoekster] aan [B (voornaam)] verteld dat zij de telefoon heeft meegenomen en thuis heeft opgeborgen en dat ze niet weet waarom ze dit heeft gedaan. Deze verklaring is door [B (voornaam)] en [A] opgenomen in het door hen beide ondertekende verslag van het gesprek dat zij op 30 december 2020 met [verzoekster] hadden. Dit alles maakt de verklaring van [verzoekster]
dat zij achteloos heeft gehandeld toen zij de telefoon meenam, ongeloofwaardig. De kantonrechter is er daardoor van overtuigd dat [verzoekster] de telefoon doelbewust heeft meegenomen. Ze heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan ontvreemding van iets dat niet van haar is. Steun aan deze overtuiging biedt de verklaring van [verweerster] dat het de uitzendkracht ondanks talrijke pogingen niet is gelukt om contact te maken met zijn telefoon. De kantonrechter acht het om die reden aannemelijk dat de telefoon is uitgeschakeld en dat het de bedoeling was dat de telefoon onbereikbaar zou zijn. Dat sluit aan bij een doelbewuste handelwijze om de telefoon te ontvreemden.
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat het voorgaande voor [verweerster] voldoende grond oplevert voor een ontslag op staande voet. De gevolgen van het ontslag zijn voor [verzoekster] persoonlijk groot doordat zij na een lang dienstverband een deel van haar maandelijkse inkomsten is verloren en haar zoon haar hypotheek moet betalen. Dit maakt niet dat [verweerster] haar niet mocht ontslaan. [verweerster] moet haar medewerkers die werken op het sorteercentrum onvoorwaardelijk kunnen vertrouwen omdat zij voortdurend omgaan met pakjes en post van derden. [verzoekster] heeft dit vertrouwen door haar handelwijze geschaad en [verweerster] daardoor geen andere mogelijkheid gelaten dan over te gaan tot een ontslag op staande voet.
Moet [verzoekster] nog een vergoeding krijgen? Nee.
2.8.
Door het ontslag op staande voet is het dienstverband van [verzoekster] per direct geëindigd en hoeft [verweerster] haar daarom geen loon meer te betalen vanaf 31 december 2020. Ook een transitievergoeding of billijke vergoeding is hierdoor niet aan de orde. Deze verzoeken van [verzoekster] moeten daarom worden afgewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de verzoeken van [verzoekster] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021