Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[belanghebbende sub 1],
[belanghebbende sub 2],
[belanghebbende sub 3],
[belanghebbende sub 4],
[belanghebbende sub 5],
[belanghebbende sub 6],
[belanghebbende sub 7],
[belanghebbende sub 8],
[belanghebbende sub 9],
1.De procedure
- de e-mail van 4 mei 2021 van mr. Sivro namens verzoekster met bijlagen;
- de brief van 6 mei 2021 van belanghebbenden met bijlagen.
- verzoekster en mr. Sivro, en
- de rechter.
2.Het wrakingsverzoek
Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraakvan januari 2014 had de rechter de zaak niet mogen behandelen, omdat de rechter een nauwe aanverwant is van mevrouw [A] en laatstgenoemde een bekende is van belanghebbende onder 4. De rechter noemde belanghebbende onder 4. bij haar roepnaam die alleen bij familie, vrienden en kennissen bekend is. Ook waren de rechter en verzoekster in 1991 bij een lezing in [woonplaats] , waar zij een gezamenlijk diner hebben gevolgd en met elkaar hebben gesproken. Daarnaast heeft verzoekster op 9 april jl. verzocht om de zitting te verplaatsen. Dat verzoek is zonder een (begrijpelijke) motivering afgewezen. Verder meent verzoekster dat de spoedeisendheid ontbreekt, waardoor er onvoldoende belang is bij een kort geding. De zaak behoorde te worden doorverwezen naar een bodemprocedure. De rechter heeft de aard van het geschil miskend en het verzoek om aanhouding voor overleg dan wel het geven van een tussenvonnis afgewezen/geen uitspraak over gedaan. Op basis hiervan concludeert verzoekster dat er sprake is van subjectieve en objectieve partijdigheid van de rechter.