ECLI:NL:RBMNE:2021:2215

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
519932/ HA RK 21-78
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wegens niet tijdig indienen

In deze wrakingszaak hebben verzoekers, bestaande uit zes personen, op 6 en 11 april 2021 een verzoek tot wraking ingediend tegen de behandelend kantonrechter mr. D.C.P.M. Straver. Dit verzoek volgde op een zitting die op 19 januari 2021 had plaatsgevonden, waar de verzoekers zich benadeeld voelden door de houding van de rechter. De verzoekers voelden zich niet gehoord en zagen de rechter als vooringenomen. De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun wrakingsverzoeken, omdat deze niet tijdig zijn ingediend. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoekers al op of kort na de zitting van 19 januari 2021 op de hoogte waren van de feiten en omstandigheden die ten grondslag lagen aan hun verzoek. De verzoekers hadden tweeëneenhalve maand gewacht met het indienen van hun verzoek, wat volgens de wrakingskamer niet als tijdig kon worden aangemerkt. De wrakingskamer verklaarde de verzoeken tot wraking niet-ontvankelijk en droeg de griffier op deze beslissing toe te zenden aan alle betrokken partijen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 21 mei 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie Lelystad
zaaknummer: 519932/ HA RK 21-78
Beslissing van de meervoudige kamer voor behandeling van wrakingszaken van 21 mei 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv)

1.[verzoeker sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [verzoeker sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

3. [verzoeker sub 3] .

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching
en

4.[verzoeker sub 4] ,

wonende te [woonplaats] ,

5. [verzoeker sub 5] ,

wonende te [woonplaats] ,

6. [verzoeker sub 6] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. T.F.W. Bijloo
verder te noemen: verzoekers,
Hierbij is belanghebbende:
Gemeente De Ronde Venen,
zetelende te Mijdrecht,
advocaat mr. V.T. Acar,
verder te noemen: belanghebbende.

1.De procedure

1.1.
Verzoekers 1. tot en met 3. hebben op 6 april 2021 een verzoek tot wraking ingediend tegen de behandelend kantonrechter mr. D.C.P.M. Straver (verder: de rechter) in de zaken met nummers 8402060 UC EXPL 20-2127 en 7876291 UC EXPL 19-6773. Verzoekers 4. tot en met 6. hebben zich op 11 april 2021 achter het wrakingsverzoek geschaard. De rechter heeft op 20 april 2021 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.
1.2.
Verder heeft de wrakingskamer ontvangen:
- de brief van 8 april 2021 van belanghebbende met bijlagen.
1.3.
Het wrakingsverzoek is op 7 mei 2021 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Daarbij waren aanwezig:
  • mevrouw [A] namens [verzoeker sub 2] ,
  • mr. Huurman via een Skypeverbinding,
  • mevrouw [verzoeker sub 4] ,
  • mevrouw [verzoeker sub 5] ,
  • de heer [B] namens mevrouw [verzoeker sub 6] ,
  • mr. Bijloo via een Skypeverbinding.
1.4.
Ter zitting is de verklaring van de heer [verzoeker sub 2] overgelegd en samengevat voorgedragen door mevrouw [verzoeker sub 5] .
1.5.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekers hebben ter onderbouwing van hun wrakingsverzoeken het volgende naar voren gebracht. Op 19 januari 2021 vond in onderhavige zaken de gevoegde behandeling van de vordering tot nakoming van de huurovereenkomst en schadevergoedingsvordering van verzoekers 1. tot en met 3. en de vordering van belanghebbende tot nakoming van de gesloten overeenkomsten met verzoekers plaats. De rechter heeft ten opzichte van verzoekers een minachtende houding aangenomen door denigrerende uitspraken te doen die bij verzoekers de vrees van vooringenomenheid hebben gewekt. Daarnaast heeft de rechter de indruk gewekt dat zij haar oordeel al klaar had. Verzoekers hebben hierdoor ervaren dat zij een andere positie hebben dan belanghebbende. Daarnaast werden verzoekers niet in de gelegenheid gesteld om uit te leggen waarom de uitspraak van het College van de Rechten van de Mens is overgelegd. De rechter is slechts ingegaan op de vordering van belanghebbende, waardoor de schadevergoedingsvordering van verzoekers niet meer aan bod is gekomen dan wel voor hun gevoel is weggewoven. Verzoekers voelen zich door de rechter niet gezien en gehoord.
2.2.
Op de mondelinge behandeling hebben verzoekers aanvullend opgemerkt dat het proces-verbaal geen juiste weergave is van wat is gezegd. Er zijn dingen weggelaten of anders geformuleerd.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek
van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de
rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 37 Rv moet een wrakingsverzoek gedaan worden, zodra de feiten en omstandigheden aan verzoeker(s) bekend zijn geworden. Als een wrakingsverzoek te laat wordt ingediend, wordt de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
3.2.
De wrakingskamer beoordeelt de wrakingsverzoeken aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven.
3.3.
De wrakingskamer verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun wrakingsverzoeken wegens het niet tijdig indienen daarvan. Zij legt hieronder uit waarom.
3.4.
Verzoekers hebben op 6 en 11 april jl. hun wrakingsverzoeken ingediend, waaraan de houding en wijze van behandeling door de rechter op de zitting van 19 januari jl. ten grondslag ligt. Op de zitting hebben zij toegelicht waarom zij tweeëneenhalve maand hebben gewacht met hun wrakingsverzoeken. Tijdens de zitting bekroop hen al het gevoel dat de rechter vooringenomen was. Zij wilden echter niet lichtvaardig met het middel van wraking omspringen. Uit respect hebben zij na de mondelinge behandeling niet onmiddellijk een wrakingsverzoek ingediend, maar hebben zij eerst overleg gevoerd met Art. 1 Midden Nederland en andere adviseurs. Ook omdat er na de zitting geen andere proceshandelingen hebben plaatsgevonden, zijn er volgens verzoekers geen redenen om het wrakingsverzoek niet inhoudelijk te behandelen.
3.5.
De wrakingskamer begrijpt op zichzelf dat verzoekers in deze procedure zorgvuldig te werk wilden gaan, maar komt tot het oordeel dat de wrakingsverzoeken tweeëneenhalve maand na de zitting van 19 januari jl. niet meer als tijdig in de zin van artikel 37 Rv kunnen worden aangemerkt. Verzoekers waren op of kort na de zitting al op de hoogte van alle feiten en omstandigheden waarop het door hun ingediende verzoek tot wraking steunt. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat het niet tijdig indienen van het wrakingsverzoek niet verschoonbaar is en daarom tot niet-ontvankelijkheid moet leiden.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart de verzoeken tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekers, de rechter, andere betrokken partijen en de president van deze rechtbank.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.C. Stijnen (voorzitter), mr. A. van Dijk en mr. A.C. van den Boogaard als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. J.J. Terpstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2021.
de griffier is buiten staat deze beslissing te ondertekenen de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open