ECLI:NL:RBMNE:2021:2212
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E. Bongers, had bezwaar gemaakt tegen een noodbevel dat door de burgemeester van [naam gemeente 1] was opgelegd. Dit noodbevel verbood verzoeker om van 3 april tot 30 mei 2021 in een specifiek gebied van het centrum van [naam gemeente 1] te zijn, wat een directe impact had op zijn bedrijfsvoering. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter vroeg om nadere onderbouwing van het spoedeisend belang.
Verzoeker stelde dat het gebiedsverbod zijn normale leven en de continuïteit van zijn bedrijf ernstig in gevaar bracht. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat verzoeker onvoldoende had aangetoond dat er een onomkeerbare situatie zou ontstaan als het besluit niet werd geschorst. De voorzieningenrechter merkte op dat het gebiedsverbod al enkele weken van kracht was en dat verzoeker niet had onderbouwd dat zijn bedrijf in een financiële noodsituatie zou komen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. S. Westerhof, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep of verzet open.