ECLI:NL:RBMNE:2021:2208

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
UTR 20/2634-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake omgevingsvergunning voor zonnepark

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2021 uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 24 december 2020, waarin zijn beroep tegen een omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant stelde dat hij als belanghebbende moest worden aangemerkt, omdat hij een persoonlijk belang had bij het zonnepark, dat zou leiden tot negatieve gevolgen voor de biodiversiteit en zijn woon- en leefsituatie. De rechtbank oordeelde echter dat de opposant geen belanghebbende was, omdat hij geen zicht had op de locatie van het zonnepark en de afstand van zijn woning tot de planlocatie ongeveer 1.1 kilometer was. De rechtbank benadrukte dat zonder gevolgen van enige betekenis, de opposant niet kan worden aangemerkt als belanghebbende. De rechtbank verwierp de argumenten van de opposant, waaronder de verwijzing naar petities en de participatie van burgers, en concludeerde dat er buiten redelijke twijfel geen reden was om de eerdere uitspraak te herzien. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de eerdere uitspraak bleef in stand. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2634 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2021 op het verzet van

[opposant], te [woonplaats], opposant

Procesverloop

Opposant heeft tegen het besluit van 9 juni 2020 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde (het bestreden besluit) beroep ingesteld. Met dit besluit is aan [bedrijf] B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een zonnepark op de locatie [adres] in [woonplaats].
Bij uitspraak van 24 december 2020 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2021. Opposant is verschenen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B]. Namens vergunninghouder [bedrijf] B.V. is haar gemachtigde mr. L.P.W. Mensink verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het bestreden besluit.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak aan dat de rechtbank hem ten onrechte niet als belanghebbende heeft aangemerkt. Hij stelt dat hij een voldoende objectief, actueel en persoonlijk belang heeft bij het bestreden besluit waarmee het zonnepark [zonnepark] gerealiseerd mag worden. Het objectieve belang blijkt uit het feit dat bij de behandeling van de verklaring van geen bedenkingen 1497 petities en ondersteuningsverklaringen zijn overhandigd aan de gemeenteraad. Verder voert opposant aan dat de rechtbank bij de beoordeling is uitgegaan van het woonadres, maar hij is van mening dat dit te beperkt is. De locatie waar het zonnepark is voorzien ligt in de zone tussen de [straat 1] en de [straat 2] en is in de structuurvisie aangewezen als dagrecreatieve zone. Opposant vindt dat hij als regelmatige bezoeker van dit gebied belanghebbende is. Verder betoogt opposant dat de rechtbank ten onrechte geen rekening gehouden heeft met de gevolgen voor de natuur. Het zonnepark zal leiden tot een grote afname van insecten en heeft dus gevolgen voor de biodiversiteit. Volgens opposant is het 100 meter criterium in dit geval niet van toepassing, omdat de gemeente Zeewolde alle bewoners in de wijk [wijk] heeft geïnformeerd over de plannen en geen enkele bewoner woont binnen 100 meter van de locatie van het zonnepark. Ook wijst opposant erop dat participatie en betrokkenheid van burgers bij ruimtelijke ontwikkelingen in gemeentelijk beleid staat vermeld.
4. Het college en vergunninghouder vinden dat de rechtbank terecht en in lijn met de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft geoordeeld dat opposant geen belanghebbende is.
5. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
6. In de rechtspraak van de Afdeling is het belanghebbende criterium nader ingevuld. Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het bestreden besluit toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit dient als correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft betrokkene geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene zijn, wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. [1]
7. Niet in geschil is dat opposant vanuit zijn woning geen zicht heeft op de locatie waar het zonnepark gerealiseerd gaat worden (de planlocatie). Ook is tussen partijen niet in geschil dat de kortste afstand tussen de woning van opposant en de planlocatie hemelsbreed ongeveer 1.1 kilometer is. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 24 december 2020 overwogen dat, wanneer zicht op de planlocatie ontbreekt, afstanden groter dan ongeveer 100 meter in beginsel niet leiden tot het aannemen van belanghebbendheid. Gelet op de vaste rechtspraak van de Afdeling heeft de rechtbank terecht de afstand tussen de planlocatie en de woning van opposant betrokken bij de beoordeling van de vraag of opposant belanghebbende is bij het bestreden besluit. Over het aangevoerde dat het 100 meter-criterium in dit geval niet van toepassing is, overweegt de rechtbank dat deze afstand gezien moet worden als indicatie en dat het geen harde grens is, omdat het best zo zou kunnen zijn dat iemand die op een grotere afstand van een voorziene ontwikkeling woont daar feitelijke gevolgen van enige betekenis van kan ondervinden. Daarom moet, zoals ook op de zitting is besproken, gekeken worden naar de feitelijke
ruimtelijkegevolgen die opposant van het zonnepark kan gaan ondervinden.
8. Opposant heeft op de zitting toegelicht dat hij zeer regelmatig in het plangebied wandelt of fietst en volop geniet van de aanwezige natuur. Hij vreest dat als gevolg van het zonnepark de biodiversiteit zal afnemen. De rechtbank begrijpt dat dit een belangrijk punt is voor opposant, maar de omstandigheid dat hij vaak en graag door de natuur wandelt, onderscheidt hem niet voldoende van anderen die in de omgeving van de planlocatie wandelen om te kunnen spreken van een persoonlijk belang. Het gaat daarbij niet alleen om andere personen die aan het bosgebied wonen en het gebied regelmatig bezoeken, maar om alle anderen personen die het gebied regelmatig bezoeken, ongeacht waar zij wonen. Opposant heeft zijn stelling dat door het zonnepark insecten in de omgeving zullen verdwijnen, niet met bewijsstukken onderbouwd. De rechtbank kan er daarom niet vanuit gaan dat bij de woning van opposant en in zijn tuin sprake zal zijn van een afname van insecten als gevolg van het zonnepark.
9. De verwijzing van opposant naar ondertekende petities en ondersteuningsverklaringen, waaruit blijkt dat ook vele anderen het niet eens zijn met de realisatie van het zonnepark, levert ook geen objectief of persoonlijk belang op, omdat dit niets zegt over de feitelijke gevolgen van het zonnepark op de plek waar opposant woont en leeft. Dit geldt ook voor het argument van opposant dat burgerparticipatie in gemeentelijke beleid wordt genoemd en dat de gemeente alle bewoners van de wijk [wijk] op 17 september 2019 heeft benaderd over de vergunningaanvraag. Ook die omstandigheid heeft geen feitelijke gevolgen voor de woon- en leefomgeving van opposant. Het staat de gemeente vrij om bewoners te benaderen over een vergunningaanvraag, maar dat maakt die bewoners nog geen belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb.
10. Wat opposant op de zitting naar voren heeft gebracht over het ontbreken van het maatschappelijk draagvlak en de verklaring van geen bedenkingen, zijn inhoudelijk beroepsgronden tegen het bestreden besluit en dit kan pas aan de orde komen als het verzet gegrond is en het beroep ontvankelijk is. Tot die conclusie komt de rechtbank niet.
11. In wat opposant heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om te oordelen dat hij, gelet op de ruimtelijke uitstraling van het zonnepark, ter plaatse van zijn woon- en leefsituatie gevolgen van enige betekenis van het zonnepark zal gaan ondervinden. De rechtbank is van oordeel dat buiten redelijke twijfel staat dat opposant geen belanghebbende is bij het bestreden besluit. De rechtbank ziet dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 24 december 2020. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 24 december 2020 in stand blijft.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is uitgesproken op 4 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271