ECLI:NL:RBMNE:2021:2196

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
21/641
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit dat op 22 december 2020 bekend was gemaakt. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit te worden ingediend. Dit betekent dat het beroepschrift uiterlijk op 2 februari 2021 bij de rechtbank ontvangen had moeten zijn. Echter, de rechtbank ontving het beroepschrift pas op 3 februari 2021, wat te laat is.

De rechtbank heeft in overweging genomen dat eiseres in eerste instantie niet van plan was om beroep in te stellen vanwege persoonlijke omstandigheden. Eiseres heeft geprobeerd hulp te vragen aan haar pro deo advocaat, maar ontving geen reactie. Uiteindelijk heeft zij op aanraden van haar familie toch beroep ingesteld. De rechtbank toont begrip voor de situatie van eiseres, maar oordeelt dat dit geen geldige reden is voor de te late indiening van het beroep. De verantwoordelijkheid om tijdig beroep in te stellen ligt bij eiseres, en zij had een andere gemachtigde kunnen inschakelen toen zij geen gehoor kreeg van haar advocaat.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 van de Awb en dat het beroep daarom niet inhoudelijk kan worden behandeld. Er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en griffier P.W. Hogenbirk, en is openbaar gemaakt op 6 mei 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/641

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van
22 december 2020.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiseres is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 22 december 2020. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 2 februari 2021 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 3 februari 2021. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
4. Eiseres heeft aangegeven dat zij in eerste instantie niet van plan was om er werk van te maken. Dit vanwege privé omstandigheden. Zij heeft wel geprobeerd hulp te vragen aan haar pro deo advocaat maar daar heeft ze niks meer van gehoord. Uiteindelijk heeft eiseres op aanraden van haar zus en zwager toch beroep ingesteld.
5. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiseres. Dit is echter geen geldige reden voor het niet op tijd instellen van het beroep. Het is ook onder deze omstandigheden de verantwoordelijkheid van eiseres om op tijd beroep in te stellen, zo nodig op nader aan te voeren gronden (pro forma). Eiseres had, toen zij geen gehoor kreeg bij haar pro deo advocaat, een andere (professionele) gemachtigde kunnen inschakelen om namens haar beroep in te stellen.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb). Het beroep zal daarom niet inhoudelijk worden behandeld.
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 6 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.