ECLI:NL:RBMNE:2021:2195

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
21/1158
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening zonder verschoonbare termijnoverschrijding

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht behandeld. Eiser heeft zijn beroepschrift te laat ingediend, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van verweerder op 7 december 2020 bekend is gemaakt, en dat het beroepschrift uiterlijk op 18 januari 2021 ingediend had moeten zijn. Eiser heeft het beroepschrift echter pas op 11 maart 2021 ingediend, wat te laat is.

Eiser heeft aangevoerd dat de vertraging te wijten was aan een fout in de adressering en dat hij in december door medische redenen mogelijk afgeleid was. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiser, maar oordeelt dat dit geen geldige reden is voor de te late indiening van het beroep. De verantwoordelijkheid om tijdig beroep in te dienen ligt bij eiser, en hij had ook iemand kunnen inschakelen om hem te helpen.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en zal het beroep niet inhoudelijk behandelen. Er is geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en griffier P.W. Hogenbirk, en is openbaar gemaakt op 20 mei 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1158

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 3 december 2020.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In een zaak die valt onder de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr), zoals deze zaak, moet een beroepschrift worden ingediend binnen zes weken na de datum waarop dat besluit is genomen of - als het besluit pas later bekend is gemaakt - binnen zes weken na de datum van bekendmaking (artikel 26c van de Awr). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 7 december 2020. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 18 januari 2021 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 11 maart 2021. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser heeft aangegeven dat hij zijn beroep te laat heeft ingediend vanwege een hinderlijke fout in de adressering. Eiser heeft het niet ontvangen van een reactie op zijn beroepschrift onterecht geweten aan de bekende drukte bij de rechtbanken. Daarnaast geeft eiser aan dat hij in december vanwege medische redenen mogelijk iets was afgeleid en dat hij daardoor de fout in de adressering niet heeft opgemerkt.
5. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiser. Dit is echter geen geldige reden voor het niet op tijd instellen van het beroep. Het is ook onder deze omstandigheden de verantwoordelijkheid van eiser om op tijd beroep in te dienen en om – bij uitblijven van een ontvangstbevestiging van het beroep – op tijd contact op te nemen met de rechtbank om na te vragen of het beroep ontvangen is. Eiser had ook – gelet op zijn medische situatie – iemand anders, bijvoorbeeld een (professioneel) gemachtigde, kunnen inschakelen om namens hem beroep in te stellen.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb). Het beroep zal daarom niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Voor een vergoeding van de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.