In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt geoordeeld over de beroepen van eisers tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. De beroepen zijn ingediend tegen de uitspraken op bezwaar van 15 januari 2021, maar zijn te laat ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraken op bezwaar op 19 januari 2021 zijn bekendgemaakt, waardoor de beroepschriften uiterlijk op 2 maart 2021 ingediend hadden moeten zijn. De rechtbank ontving de beroepschriften echter pas op 3 maart 2021, wat betekent dat deze te laat zijn ingediend.
Eisers hebben aangevoerd dat zij problemen ondervonden met het inloggen via DigiD en dat zij zich vergist hadden in de verzenddatum. Ondanks hun verzoek om coulant te zijn, oordeelt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn van openbare orde is. Dit houdt in dat de termijn niet kan worden gewijzigd en dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk kan behandelen, tenzij er sprake is van verontschuldigbare omstandigheden. De rechtbank concludeert dat de problemen met inloggen en de vergissing in de verzenddatum niet onder deze uitzonderingen vallen.
Daarom verklaart de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank wijst ook op het feit dat er geen aanleiding is voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en griffier P.W. Hogenbirk, en is openbaar gemaakt op 20 mei 2021.