ECLI:NL:RBMNE:2021:2191

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
20/4362-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak tegen GGZ Klachtencommissie

Deze uitspraak betreft het verzet van de opposant tegen de beslissing van de rechtbank van 25 januari 2021, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde in een zaak tegen de GGZ Klachtencommissie Patiënten en Naasten Utrecht. De opposant had beroep ingesteld tegen een brief van de GGZ van 17 november 2020. De rechtbank oordeelde dat de GGZ geen bestuursorgaan is en derhalve geen publiekrechtelijke bevoegdheden heeft, waardoor er geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak, wat hen in staat stelde om zonder zitting te beslissen, conform artikel 8:54 van de Awb.

In het verzet heeft de opposant betoogd dat hij wel degelijk in beroep kan gaan bij de rechtbank. De rechtbank heeft echter bevestigd dat de eerdere uitspraak correct was en dat de opposant de mogelijkheid heeft om een procedure te starten bij de Geschillencommissie Wet kwaliteit, klachten en geschillen (Wkkgz). De rechtbank heeft de argumenten van de opposant in zijn verzetschrift overwogen, maar is tot de conclusie gekomen dat het verzet ongegrond is. De uitspraak van 25 januari 2021 blijft dan ook in stand. Er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. De beslissing is uitgesproken op 29 april 2021 door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4362-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2021 op het verzet van

[opposant], te [woonplaats], opposant.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen de brief van
17 november 2020 van de GGZ Klachtencommissie Patiënten en Naasten Utrecht (hierna: GGZ).
In de uitspraak van 25 januari 2021 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
Opposant heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft zich in de uitspraak van 25 januari 2021 onbevoegd verklaard, omdat de GGZ geen bestuursorgaan is en GGZ dus geen publiekrechtelijke bevoegdheden heeft. Er is daarom geen sprake van een besluit in de zin van 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 25 januari 2021 niet juist was.
3. Opposant is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank van 25 januari 202. Hij vindt dat hij wel in beroep kan gaan bij de rechtbank.
4. De rechtbank volgt de uitspraak van 25 januari 2021. In rechtsoverweging 4 van de uitspraak staat beschreven waarom de bestuursrechter niet bevoegd is. De tekst die opposant aanhaalt in zijn verzetschrift doelt op de procedure bij de Geschillencommissie Wet kwaliteit, klachten en geschillen (Wkkgz). Zoals ook blijkt uit de brief van 17 november 2020 staat het opposant vrij om een procedure te starten bij deze Geschillencommissie.
5. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van
25 januari 2021 in stand blijft.
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 29 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.