In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Eiser had beroep aangetekend tegen een besluit van 11 september 2020, maar heeft het griffierecht van € 48,- niet op tijd betaald. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat het niet nodig was; de zaak kon niet inhoudelijk worden behandeld door het ontbreken van tijdige betaling van het griffierecht. De rechtbank heeft eiser op 3 december 2020 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Aangezien het griffierecht niet op tijd is ontvangen en eiser geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging, concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen en griffier P.W. Hogenbirk, en is openbaar gemaakt op 29 april 2021.