ECLI:NL:RBMNE:2021:2186

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
20/143
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht en onbekendheid eiser

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De zaak betreft een beroep ingesteld door een onbekende eiser(es) tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Gemeente Blaricum. De gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels MRE, heeft namens de onbekende eiser(es) beroep ingesteld, maar het griffierecht van € 48,- is niet op tijd betaald. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat het niet tijdig betalen van het griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, zoals vastgelegd in artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De gemachtigde heeft wel een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat de financiële positie van de onbekende eiser(es) niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de gemachtigde meerdere keren in de gelegenheid gesteld om de identiteit van de eiser(es) kenbaar te maken, maar dit is niet gebeurd binnen de gestelde termijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de identiteit van de eiser(es) niet binnen de beroepstermijn is bekendgemaakt en het griffierecht niet is betaald. De rechtbank heeft beslist dat er geen aanleiding is voor een vergoeding van de proceskosten en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/143

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2021 in de zaak tussen

Onbekende eiser(es),

(beweerdelijk gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en

de heffingsambtenaar van de Gemeente Blaricum, verweerder.

Procesverloop

Mr. D.A.N. Bartels MRE (Bartels) heeft beweerdelijk namens onbekende eiser(es) beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder van 12 december 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet (op tijd) betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 48,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar men niets aan kan doen.
4. Bij brief van 16 april 2020 is door Bartels een beroep op betalingsonmacht gedaan en verzocht om uitstel van het betalen van griffierecht. De rechtbank heeft gevraagd om dit verzoek nader te onderbouwen, waar Bartels bij brief van 9 juni 2020 op heeft gereageerd. Ter onderbouwing hiervan heeft hij verschillende brieven van rechtbanken en een draagkrachtverklaring van zijn vennootschap [vennootschap] B.V. overlegd. Dit verzoek is naar het oordeel van de rechtbank terecht bij brief van 23 oktober 2020 afgewezen. Aangezien gemachtigde namens een onbekend (rechts)persoon beroep heeft ingesteld, is de financiële positie van deze (rechts)persoon, namens wie beroep is ingesteld, van belang. Een onderbouwing daarvan is achterwege gebleven. Vervolgens heeft de rechtbank Bartels op 22 oktober 2020 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat het griffierecht binnen vier weken betaald moet worden aan de rechtbank.
5. Bartels heeft bij brief van 26 oktober 2020 wederom een beroep gedaan op betalingsonmacht en verzocht om uitstel van het betalen van griffierecht. De brief was nagenoeg identiek aan de brief van 10 april 2020, zodat de rechtbank kan volstaan met een verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen.
6. De rechtbank heeft het bedrag niet (op tijd) ontvangen. Hier is geen geldige reden voor gegeven.
7. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb). Het beroep zal daarom niet inhoudelijk worden behandeld.
8. Verder stelt Bartels in het beroepschrift beroep in namens belanghebbende met daarbij de opmerking dat de gemeente anoniem uitspraak heeft gedaan, zonder gegevens van de persoon namens wie hij beroep instelt te vermelden. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb er niet toe strekken om het mogelijk te maken beroep in te stellen namens nog onbekende personen. De in artikel 8:1, in samenhang met de artikelen 6:7 en 6:11 van de Awb, neergelegde regeling met betrekking tot de beroepstermijn brengt met zich dat de identiteit van degenen namens wie beroep wordt ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn. Deze rechtspraak is ook van toepassing in het belastingrecht.
9. In dit geval liep de beroepstermijn tot en met 23 januari 2020. Bartels heeft binnen die termijn geen stukken overlegd waaruit de identiteit van degene namens wie hij beroep heeft ingesteld blijkt, zoals een machtiging met daarop de gegevens van eiser(es). De identiteit van eiser(es) was dus niet binnen de beroepstermijn bekend. Het is eveneens vaste rechtspraak van de Afdeling dat een dergelijk verzuim zich niet leent voor herstel. Dat betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.
10. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
11. Voor een vergoeding van de proceskosten is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 29 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.