In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De zaak betreft een beroep ingesteld door een onbekende eiser(es) tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Gemeente Blaricum. De gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels MRE, heeft namens de onbekende eiser(es) beroep ingesteld, maar het griffierecht van € 48,- is niet op tijd betaald. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat het niet tijdig betalen van het griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, zoals vastgelegd in artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De gemachtigde heeft wel een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat de financiële positie van de onbekende eiser(es) niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de gemachtigde meerdere keren in de gelegenheid gesteld om de identiteit van de eiser(es) kenbaar te maken, maar dit is niet gebeurd binnen de gestelde termijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de identiteit van de eiser(es) niet binnen de beroepstermijn is bekendgemaakt en het griffierecht niet is betaald. De rechtbank heeft beslist dat er geen aanleiding is voor een vergoeding van de proceskosten en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.