ECLI:NL:RBMNE:2021:2178

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4430
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bedrijfskrediet aan zelfstandige en aansprakelijkheid van B.V. voor terugbetaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een aanvraag had ingediend voor een bedrijfskapitaal van € 10.000,- op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo1), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten als verweerder. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, dat het bedrijfskapitaal aan hem was toegekend, omdat hij van mening was dat het krediet aan zijn B.V. toegekend had moeten worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, ondanks dat zijn B.V. ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel, als zelfstandige kan worden aangemerkt en dat hij terecht de aanvraag heeft ingediend. De rechtbank concludeert dat verweerder het bedrijfskrediet terecht aan eiser heeft toegekend, maar dat de B.V. ook aansprakelijk had moeten worden gesteld voor de terugbetaling van het krediet. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de aansprakelijkheid van de B.V. in acht moet worden genomen. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4430

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten, verweerder

(gemachtigde: A. Marsman- de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 14 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om een bedrijfskapitaal van € 10.000,- op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo1) toegekend.
Bij besluit van 23 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2021 via een skype beeld- en geluidverbinding. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Op 8 april 2020 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een bedrijfskrediet van € 10.000,- voor de doorlopende bedrijfskosten van zijn bedrijf [bedrijf 1] B.V. Bij het primaire besluit is hem het bedrijfskrediet toegekend. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt omdat het krediet volgens hem aan de B.V. toegekend had moeten worden. Dit bezwaar is door verweerder in het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij primair van mening is dat het bedrijfskrediet niet op zijn naam gezet had mogen worden omdat hij niet aangemerkt kan worden als zelfstandige zoals neergelegd in artikel 2, eerste lid, van de Tozo1. Subsidiair stelt hij dat het bedrijfskrediet ten onrechte niet mede op naam van de B.V. staat.
3. Uit de artikelen 1 en 2, gelezen in samenhang met artikel 11 van de Tozo1 volgt dat de zelfstandige de aanvrager is. Uit de tekst van de Tozo1 volgt ook dat het krediet ook wordt toegekend aan de zelfstandige. Anders dan eiser heeft gesteld moet hij worden aangemerkt als zelfstandige en heeft hij terecht de aanvraag ingediend. Dat niet eiser maar zijn BV staat ingeschreven in de Kamer van Koophandel, betekent niet dat eiser niet kan worden aangemerkt als zelfstandige. De rechtbank verwijst naar de Nota van Toelichting op de Tozo, Staatsblad 2020, 118, blz 11:
“(…). Als zelfstandige wordt derhalve niet alleen degene met een eenpersoonsbedrijf of -beroep aangemerkt, maar ook degene wiens positie in economisch opzicht daarmee overeenkomt en die werkzaam is in een samenwerkingsverband of in een rechtspersoon.(…)”.
Hieruit volgt dat is beoogd om ook degenen die werkzaam zijn in een B.V. aan te merken als zelfstandige en ook aan hen de mogelijkheid wordt geboden om een aanvraag in te dienen.
4. De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder het bedrijfskrediet terecht heeft toegekend aan eiser.
5. Voorts volgt uit artikel 11 van de Tozo1 dat indien sprake is van een B.V., de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de uit de bijstandsverlening voortvloeiende verplichtingen mede moet worden aanvaard door de B.V.. Verweerder heeft zich in het verweerschrift en ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat [bedrijf 1] B.V. door verweerder mede aansprakelijk had moeten worden gesteld voor terugbetaling van het toegekende bedrijfskrediet en dat dit ten onrechte niet in het bestreden besluit is vermeld. Ter zitting hebben partijen voorts geconcludeerd dat niet alleen [bedrijf 1] B.V. betreft maar dat ook [bedrijf 2] B.V. aansprakelijk had moeten worden gesteld voor terugbetaling van het bedrijfskrediet. Ook dit is ten onrechte niet in het bestreden besluit vermeld.
6. Gelet hierop is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit,
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Beijl, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.