ECLI:NL:RBMNE:2021:2174

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
16-088939-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zes mannen voor oplichting en witwassen in Utrecht

Op 26 mei 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zes mannen die betrokken waren bij verschillende oplichtingen en het witwassen van geldbedragen die voortkwamen uit deze oplichtingen. De rechtbank oordeelde dat hun handelen het vertrouwen van de slachtoffers in elektronisch bankieren heeft geschaad. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot straffen die variëren van taakstraffen tot gevangenisstraffen. De zaak kwam aan het licht na meerdere aangiften van slachtoffers die waren opgelicht via Marktplaats. De verdachten hielpen anderen bij het plegen van deze oplichtingen en maakten gebruik van de bankrekeningen van de slachtoffers om de oplichtingsgelden te verplaatsen. De rechtbank sprak enkele verdachten vrij van bepaalde feiten, maar oordeelde dat zij medeplichtig waren aan het witwassen van de verkregen gelden. De rechtbank legde een taakstraf van 40 uur op aan de hoofdverdachte, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast werden de verdachten veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die de bedragen die zij door de oplichtingen verloren hadden, terugkregen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-088939-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 mei 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1998] in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres ] in [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zitting van 8 april 2021. Verdachte was bij de zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek is op de zitting van 12 mei 2021 gesloten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte en de officier van justitie, mr. T. Tanghe.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
in de periode van 17 juli 2017 tot en met 24 juli 2017 anderen heeft geholpen bij de oplichting van [slachtoffer 1] in Utrecht of Delft (
primair),
dan welin de periode van 22 juli 2017 tot en met 24 juli 2017 op dezelfde plek samen met anderen € 186,95 heeft witgewassen (
subsidiair),
dan welin de eerstgenoemde periode en op dezelfde plek anderen heeft geholpen bij het witwassen van dat bedrag (
meer subsidiair);
op 20 juli 2017 anderen heeft geholpen bij de oplichting van [slachtoffer 2] in Utrecht of Amsterdam (
primair),
dan welop die datum en plek samen met anderen € 267,- heeft witgewassen (
subsidiair),
dan welop die datum en plek anderen heeft geholpen bij het witwassen van dat bedrag (
meer subsidiair);
in de periode van 20 juli 2017 tot en met 21 juli 2017 anderen heeft geholpen bij de oplichting van [slachtoffer 3] in Utrecht of Hoogkarspel (
primair),
dan welin die periode en op die plek samen met anderen € 240,- heeft witgewassen (
subsidiair),
dan welop in die periode datum en op die plek anderen heeft geholpen bij het witwassen van dat bedrag (
meer subsidiair);
in de periode van 24 september 2017 tot en met 25 september 2017 anderen heeft geholpen bij de oplichting van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in Utrecht of Ermelo (
primair),
dan welop in die periode datum en op die plek samen met anderen € 1.168,78 heeft witgewassen (
subsidiair),
dan welop in die periode en op die plek anderen heeft geholpen bij het witwassen van dat bedrag (
meer subsidiair);
in de periode van 25 september 2017 tot en met 27 september 2017 anderen heeft geholpen bij de oplichting van [slachtoffer 6] in Utrecht of Breda (
primair),
dan welop in die periode en op die plek samen met anderen € 1.268,78 heeft witgewassen (
subsidiair),
dan welop in die periode en op die plek anderen heeft geholpen bij het witwassen van dat bedrag (
meer subsidiair).

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich vijf keer heeft schuldig gemaakt aan schuldwitwassen.
4.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte verklaart dat hij zijn pinpas heeft uitgeleend aan een bewoner van [instelling] , waar verdachte destijds ook verbleef. Diegene had zijn bankpas weken in bezit en had gezegd dat hij de bankpas nodig had omdat hij zelf geen bankpas had. Verdachte wist niet dat er geld dat afkomstig was van misdrijven op de rekening zou komen. Verdachte verklaart verder dat zijn rekening in beheer was bij [instelling] . Hij had af en toe wel de beschikking over zijn bankpas, maar maakte nooit zelf gebruik van internetbankieren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak feiten 1, 2 en 3
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte op de hoogte was van de Marktplaatsoplichtingen die zich in juli 2017 afspeelden. Er zijn ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat er crimineel geld op zijn rekening zou worden overgemaakt toen hij zijn pinpas aan zijn huisgenoot uitleende. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van die feiten.
Feiten 4 en 5
Op 5 oktober 2017 deed [slachtoffer 4] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op 24 september 2017 een WhatsApp-bericht kreeg van iemand die zich voordeed als zijn dochter. Zijn ‘dochter’ vroeg hem bedragen van € 489,77 en € 679,01 over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] . Dat heeft hij gedaan. Later kwam hij erachter dat hij niet door zijn dochter was benaderd en dat hij was opgelicht. [2]
Op 29 september 2017 deed [slachtoffer 6] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij op 25 september 2017 een WhatsApp-bericht kreeg van iemand die zich voordeed als haar dochter. Diegene vroeg haar om bedragen van € 679,01 en € 589,77 over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] . Dat heeft [slachtoffer 6] gedaan. Later kwam [slachtoffer 6] erachter dat hij was opgelicht. [3]
Het rekeningnummer [rekeningnummer] stond op naam van [verdachte] . [4]
Uit de rekeningafschriften van rekening [rekeningnummer] blijkt dat op 26 september 2017 € 670,- en € 300,- is gepind bij de ING op de Neude in Utrecht en € 20,- is gepind bij de ING op de Voorstraat in Utrecht. [5]
Op 19 juli 2018 heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij langer dan een jaar vóór het verhoor zijn pas had uitgeleend aan ‘ [verdachte] ’. Daarna had hij [verdachte] twee of drie dagen niet gezien. Er was toen heel veel geld op zijn rekening gestort en er weer afgehaald. Verdachte verklaarde dat hij via zijn internetbankierenapp erachter kwam dat het geld op zijn rekening was gestort en er af was gehaald. Verdachte wist toen dat het niet goed zat. Toen hij [verdachte] weer zag heeft hij hem aangesproken. Daarna gaf [verdachte] zijn pas terug. [6]
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij de pinpas in juli 2017 aan [verdachte] heeft gegeven. [7]
[medeverdachte] heeft op 6 oktober 2017 bij de politie verklaard dat hij een keer geld van de rekening van [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [verdachte]) moest halen van twee jongens. [medeverdachte] verklaarde dat hij de pinpas en pincode aan [verdachte] had gevraagd en dat [verdachte] die gelijk had gegeven. Vervolgens had hij geld gepind met de pinpas van [verdachte] . Dat geld had hij aan die jongens gegeven. Hij had gepind bij de Albert Heijn op de Voorstraat en de ING op de Neude in Utrecht. [8]
Interpretatie van de bewijsstukken
Uit de hierboven besproken bewijsstukken leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte heeft in juli 2017 zijn pinpas aan ‘ [verdachte] ’ van [instelling] gegeven. Dit was in de periode waarin de feiten 1 tot en met 3, waarvan de rechtbank verdachte vrijspreekt, hebben plaatsgevonden. Toen verdachte er via zijn internetbankierenapp achter kwam dat zijn rekening voor verkeerde doeleinden werd gebruikt, heeft hij zijn pinpas teruggevraagd. Uit de aangiftes van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] , die zijn opgelicht op 24 en 25 september 2017, en de verklaring van [medeverdachte] blijkt dat verdachte daarna nog eens zijn pinpas heeft uitgeleend. Verdachte wist toen dat zijn rekening voor verkeerde doeleinden kon worden gebruikt en dat er crimineel geld op de rekening kon worden gestort. Dit is ook daadwerkelijk gebeurd. Verdachte heeft zonder toezicht te houden op wat er met zijn rekening gebeurde, zijn pinpas en pincode beschikbaar gesteld. Hiermee heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij hierdoor behulpzaam was aan het opzettelijk witwassen van geld dat van een misdrijf afkomstig was. Dit levert dus twee keer medeplichtigheid aan witwassen op, zoals meer subsidiair ten laste gelegd. Verdachte wordt vrijgesproken van medeplichtigheid aan oplichting en medeplegen aan witwassen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
4. ( (zaak 15)
(onbekend gebleven) personen in de periode van 24 september 2017 tot en met 25 september 2017 te Utrecht, tezamen en in vereniging met elkaar een geldbedrag (van in totaal €1.168,78) hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl deze onbekend gebleven personen wisten,dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
tot en bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 24 september 2017 tot en met 25 september 2017 te Utrecht opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door die (onbekend gebleven) personen toegang tot zijn bankrekening, pinpas en pincode te geven en zijn pinpas en pincode aan die (onbekend gebleven) personen ter beschikking te stellen;
5. ( (zaak 16)
(onbekend gebleven) personen in de periode van 25 september 2017 tot en met 27 september 2017 te Utrecht tezamen en in vereniging met elkaar een geldbedrag (van in totaal €1.268,78) hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl deze (onbekend gebleven) personen wisten dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
tot en bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 25 september 2017 tot en met 27 september 2017 te Utrecht opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door die (onbekend gebleven) personen toegang tot zijn bankrekening, pinpas en pincode te geven en zijn pinpas en pincode aan die (onbekend gebleven) personen ter beschikking te stellen.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. De door verdachte gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
- feit 3 en feit 4: telkens: medeplichtigheid aan witwassen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie neemt het verdachte kwalijk dat hij schade heeft veroorzaakt voor de slachtoffers. De officier van justitie houdt rekening met het tijdsverloop, maar vindt ook dat er vanuit de straf een generaal preventieve werking moet uitgaan. Hij vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte voert geen verweer over de op te leggen straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij de straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft bijgedragen aan het witwassen van geldbedragen. Door aan opbrengsten van misdrijven een schijnbaar legale herkomst te verschaffen wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Bovendien bevordert het handelen van verdachte het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
De rechtbank neemt verdachte dit handelen kwalijk.
De rechtbank vindt dat bij de ernst van de feiten in beginsel een taakstraf van behoorlijke duur past. Dat neemt zij dus ook als uitgangspunt bij het bepalen van de straf.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van verdachte blijkt dat hij eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Omdat dat geen vergelijkbare strafbare feiten zijn als de feiten waar verdachte nu voor wordt veroordeeld, hebben die veroordelingen geen invloed op het bepalen van de straf.
Advies van Reclassering Nederland
Verdachte heeft gesprekken gevoerd met de heer B. Frankes van Reclassering Nederland. Frankes heeft een rapport over verdachte geschreven.
Volgens de reclassering bevond verdachte zich ten tijde van het plegen van de delicten in een andere situatie dan nu. Hij kwam in aanraking met een risicovol netwerk vanuit zijn woongroep en omgeving, had schulden en was een stuk jonger. Nu heeft verdachte sinds ongeveer een jaar een eigen appartement, krijgt hij hulp bij praktische zaken en worden zijn financiën door bewindvoering beheert. De reclassering denkt dat de kans op herhaling van strafbare feiten klein is. Om die reden adviseert de reclassering om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
8.3.3
Conclusie
Zoals gezegd vindt de rechtbank een taakstraf van lange duur in beginsel passend. De strafbare feiten hebben echter al bijna vier jaar geleden plaatsgevonden en het onderzoek naar de betrokkenheid van verdachte bij deze strafbare feiten is ook al bijna vier jaar geleden begonnen. De redelijke termijn is dus overschreden. De rechtbank vindt het daarom niet meer passend als verdachte nu een taakstraf van lange duur moet uitvoeren. Hierbij houdt de rechtbank ook nog rekening met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten.
Alles afwegend, vindt de rechtbank een taakstraf van 40 uur passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte voert geen verweer over de vorderingen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
9.3.1
[slachtoffer 4]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert een bedrag van € 1.168,78. Dat is het bedrag waarvoor hij is opgelicht.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 4 bewezenverklaarde en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.168,78, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 september 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 21 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte of zijn mededader aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
9.3.2
[slachtoffer 6]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert een bedrag van € 1.268,78. Dat is het bedrag waarvoor zij is opgelicht.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 5 bewezenverklaarde en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 6] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.268,78, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 september 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 22 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22b, 36f, 48, 49, 57, en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 4, meer subsidiair, en feit 5, meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
- wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 1.168,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2017;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] ;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] € 1.168,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2017, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 21 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van € 1.268,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2017;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 6] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] € 1.268,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2017, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 22 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.M. Heppe, voorzitter, mrs. E.J.W. Verhaagh en C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 mei 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. (zaak 2)
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 22 juli 2017 tot en met 24 juli 2017 te Utrecht en/of Delft, althans in (elders) Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €186,95), door
- zich onder de naam [A] op marktplaats.nl voor te doen als bonafide verkoper van een Iphone SE en/of
- met die [slachtoffer 1] over de verkoop en/of verkoopprijs en/of verzending van een Iphone SE te communiceren en/of te onderhandelen en/of
- die [slachtoffer 1] te berichten dat de Iphone SE de volgende dag als pakket zou worden verstuurd en de track & trace code nagestuurd zou worden, waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 17 juli 2017 tot en met 24 juli 2017 te Utrecht en/of Delft, althans (elders) in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- die (onbekend gebleven) personen toegang tot zijn bankrekening en/of pinpas en/of pincode te geven en/of
- zijn bankrekenignummer en/of pinpas en/of pincode aan die (onbekend gebleven) personen ter beschikking te stellen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2017 tot en met 24 juli 2017 te Utrecht en/of Delft, althans in (elders) Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €186,95), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €186,95), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten, althans redelijkerwijs moesten
vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 22 juli 2017 tot en met 24 juli 2017 te Utrecht en/of Delft, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €186,95), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €186,95) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl deze (onbekend gebleven) personen wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 17 juli 2017 tot en met 24 juli 2017 te Utrecht en/of Delft, althans (elders) in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- die (onbekend gebleven) personen toegang tot zijn bankrekening en/of pinpas en/of pincode te geven en/of
- zijn bankrekenignummer en/of pinpas en/of pincode aan die (onbekend gebleven) personen ter beschikking te stellen;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a
Wetboek van Strafrecht )
2. ( (zaak 3)
een of meer (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 20 juli 2017 te Utrecht en/of Amsterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €267,-), door
- zich onder de naam [B] op marktplaats.nl voor te doen als bonafide verkoper van een Iphone 6 en/of
- met die [slachtoffer 2] over de verkoop en/of verkoopprijs en/of verzending van een Iphone 6 te communiceren en/of te onderhandelen en/of
- die [slachtoffer 2] te berichten dat de Iphone 6 direct zou worden verzonden zodra het geld op de rekening stond, waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 20 juli 2017 te Utrecht en/of Amsterdam, althans (elders) in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- die (onbekend gebleven) personen toegang tot zijn bankrekening en/of pinpas en/of pincode te geven en/of
- zijn bankrekenignummer en/of pinpas en/of pincode aan die (onbekend gebleven) personen ter beschikking te stellen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juli 2017 te Utrecht en/of Amsterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €267,-), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €267,-) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a
Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
een of meer (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 20 juli 2017 te Utrecht
en/of Amsterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €267,-), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €267,-) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl deze (onbekend gebleven) personen wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 20 juli 2017 te Utrecht en/of Amsterdam, althans (elders) in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- die (onbekend gebleven) personen toegang tot zijn bankrekening en/of pinpas en/of pincode te geven en/of
- zijn bankrekeningnummer en/of pinpas en/of pincode aan die (onbekend gebleven) personen ter beschikking te stellen;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a
Wetboek van Strafrecht )
3. ( (zaak 4)
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 20 juli 2017 tot en met 21 juli 2017 te Utrecht en/of Hoogkarspel, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €240,-), door
- zich onder de naam [B] (woonachtig op de [adres ] te [woonplaats] ) op marktplaats.nl voor te doen als bonafide verkoper van een Iphone 6 en/of
- met die [slachtoffer 3] over de verkoop en/of verkoopprijs en/of verzending van een Iphone 6 te communiceren en/of te onderhandelen en/of
- die [slachtoffer 3] te berichten dat de Iphone 6 verzonden was en dat de track & trace code nagestuurd zou worden, waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 20 juli 2017 tot en met 21 juli 2017 te Utrecht en/of Hoogkarspel, althans (elders) in Nederland,, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- die (onbekend gebleven) personen toegang tot zijn bankrekening en/of pinpas en/of pincode te geven en/of
- zijn bankrekenignummer en/of pinpas en/of pincode aan die (onbekend gebleven) personen ter beschikking te stellen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 20 juli 2017 tot en met 21 juli 2017 te Utrecht en/of Hoogkarspel, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €240,-), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €240,-) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten, althans redelijkerwijs moesten
vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a
Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 20 juli 2017 tot en met 21 juli 2017 te Utrecht en/of Hoogkarspel, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €240,-), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €240,-) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl deze onbekend gebleven personen wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 20 juli 2017 tot en met 21 juli 2017 te Utrecht en/of Hoogkarspel, althans (elders) in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- die (onbekend gebleven) personen toegang tot zijn bankrekening en/of pinpas en/of pincode te geven en/of
- zijn bankrekeningnummer en/of pinpas en/of pincode aan die (onbekend gebleven) personen ter beschikking te stellen;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a
Wetboek van Strafrecht )
4. ( (zaak 15)
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 24 september 2017 tot en met 25 september 2017 te Utrecht en/of Ermelo, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.268,78), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 4] te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 4] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 4] en/of (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die [slachtoffer 4] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [C] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 4] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 24 september 2017 tot en met 25 september 2017 te Utrecht en/of Ermelo, althans (elders) in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- die (onbekend gebleven) personen toegang tot zijn bankrekening en/of pinpas en/of pincode te geven en/of
- zijn bankrekeningnummer en/of pinpas en/of pincode aan die (onbekend gebleven) personen ter beschikking te stellen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 24 september 2017 tot en met 25 september 2017
te Utrecht en/of Ermelo, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.168,78), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.168,78) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 24 september 2017 tot en met 25 september 2017 te Utrecht en/of Ermelo, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.168,78), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of
van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.168,78) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl deze onbekend gebleven personen wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 24 september 2017 tot en met 25 september 2017 te Utrecht en/of Ermelo, althans (elders) in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door die (onbekend gebleven) personen toegang tot zijn bankrekening en/of pinpas
en/of pincode te geven en/of zijn pinpas en/of pincode aan die (onbekend gebleven) personen ter beschikking te stellen;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a
Wetboek van Strafrecht )
5. ( (zaak 16)
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 25 september 2017 tot en met 27 september 2017 te Utrecht en/of Breda, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.268,78), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 6] te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 6] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van
elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 6] en/of (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die [slachtoffer 6] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 6] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 6] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die [slachtoffer 6] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 25 september 2017 tot en met 27 september 2017 te Utrecht en/of Breda, althans (elders) in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- die (onbekend gebleven) personen toegang tot zijn bankrekening en/of pinpas en/of pincode te geven en/of
- zijn bankrekeningnummer en/of pinpas en/of pincode aan die (onbekend gebleven) personen ter beschikking te stellen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 25 september 2017 tot en met 27 september 2017 te Utrecht en/of Breda, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.268,78), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.268,78) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a
Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 25 september 2017 tot en met 27 september 2017 te Utrecht en/of Breda, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.268,78), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal €1.268,78) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl deze onbekend gebleven personen wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 25 september 2017 tot en met 27 september 2017 te Utrecht en/of Breda, althans (elders) in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door die (onbekend gebleven) personen toegang tot zijn bankrekening en/of pinpas en/of pincode te geven en/of zijn pinpas en/of pincode aan die (onbekend gebleven) personen ter beschikking te stellen;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a
Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. De processen-verbaal in deze zaak zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2020096766 van 20 april 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1028. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 455-456.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 475-476.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 106.
5.Een geschrift, te weten: een rekeningafschrift van rekening [rekeningnummer] , p. 119.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 87-88.
7.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 172.