ECLI:NL:RBMNE:2021:2172

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
16-089023-20; 16-109796-20 (niet gevoegd)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zes mannen voor oplichting en witwassen met gebruik van WhatsApp

Op 26 mei 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zes mannen die betrokken waren bij verschillende oplichtingen en witwaspraktijken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het oplichten van meerdere slachtoffers door zich voor te doen als familieleden via WhatsApp. De slachtoffers werden benaderd met valse verhalen over financiële problemen, waardoor zij geldbedragen overmaakten naar de rekeningen van de verdachten. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot straffen die variëren van taakstraffen tot gevangenisstraffen, afhankelijk van de ernst van de feiten en de rol van elke verdachte in de gepleegde misdrijven. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, waaronder hun leeftijd en eerdere veroordelingen. De straffen zijn opgelegd met het oog op de bescherming van de maatschappij en de noodzaak om een duidelijk signaal af te geven tegen dit soort crimineel gedrag. De rechtbank heeft daarnaast schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de oplichtingen financiële schade hebben geleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-089023-20; 16-109796-20 (niet gevoegd)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 mei 2021
in de strafzaken tegen
[verdachte],
geboren op [1999] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaken tegen verdachte hebben in het openbaar plaatsgevonden op de zitting van 7 april 2021. Verdachte was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek is op de zitting van 12 mei 2021 gesloten.
Gezien het belang van verdachte bij gelijktijdige berechting van alle tenlastegelegde feiten zoals vermeld op de dagvaarding van verdachte als meerderjarige (parketnummer 16089023-20) en op de dagvaarding van verdachte als minderjarige (parketnummer 16109796-20) en de omstandigheid dat de feiten in de dagvaardingen zo nauw met elkaar samenhangen dat zij zich tot splitsing daarvan in een gedeelte voor en een gedeelte na het bereiken van de leeftijd van 18 jaren begaan niet lenen, brengt een doelmatige rechtspleging met zich mee dat de rechtbank alle voormelde feiten in één vonnis opneemt en in dit vonnis uitspraak doet en een beslissing neemt over de strafoplegging voor al deze feiten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, zijn advocaat mr. W.B.O. van Soest en de officier van justitie mr. T. Tanghe.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlasteleggingen, die als bijlagen zijn opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
16-089023-20
op 11 december 2017 samen met anderen [slachtoffer 1] heeft opgelicht in Maarssen, Utrecht of Raalte;
op 21 december 2017 samen met anderen [slachtoffer 2] heeft opgelicht in Maarssen, Utrecht of Alkmaar;
in de periode van 21 december 2017 tot en met 22 december 2017 samen met anderen € 1.400,- heeft witgewassen;
op 19 december 2017 samen met anderen [slachtoffer 3] heeft opgelicht in Maarssen, Utrecht of Leek;
op 7 december 2017 samen met anderen [slachtoffer 4] heeft opgelicht in Maarssen, Utrecht of Oude Wetering;
op 14 december 2017 samen met anderen [slachtoffer 5] heeft opgelicht in Maarssen, Utrecht of Heerlen;
op 18 december 2017 samen met anderen [slachtoffer 6] heeft opgelicht in Maarssen, Utrecht of Teteringen;
op 19 december 2017 samen met anderen [slachtoffer 7] heeft opgelicht in Maarssen, Utrecht of Delfzijl;
16-109796-20
op 9 februari 2017 samen met anderen een geldbedrag van [slachtoffer 8] heeft geprobeerd te stelen, door met de pas van die [slachtoffer 8] te pinnen;
in de periode van 23 december 2016 tot en met 17 februari 2017 samen met anderen meerdere geldbedragen heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
16-089023-20
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Volgens de officier van justitie blijkt uit het dossier dat de Samsungtelefoon waarop de WhatsApp-gesprekken met de aangevers stonden door verdachte werd gebruikt. Daarnaast hebben meerdere medeverdachten belastend verklaard over verdachte.
16-109796-20
De officier van justitie vindt dat de ten laste gelegde feiten in deze zaak ook wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de advocaat
16-089023-20
De advocaat van verdachte vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De advocaat wijst er ten eerste op dat de belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] overduidelijk onjuist, gelogen en onbetrouwbaar zijn. Daarnaast blijkt uit het dossier volgens de advocaat niet dat de WhatsApp-gesprekken met de aangevers die op de Samsung telefoon zijn gevonden door verdachte zijn verstuurd en dat verdachte ten tijde van de oplichtingen gebruik maakte van die telefoon. De advocaat wijst er ook op dat de WhatsApp-berichten naar aangevers met een ander telefoonnummer zijn verzonden dan de telefoonnummers die gekoppeld waren aan de simkaarten in de telefoon.
16-109796-20
De advocaat voert geen verweer tegen de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten in deze zaak. Verdachte verklaart dat iemand anders zijn identiteit heeft gebruikt tegenover [M] en zijn neef [O] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
16-089023-20 [2]
Inleiding
In de periode van 7 tot en met 22 december 2017 hebben zeven personen aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp. De aangevers werden benaderd door een persoon of groep personen die zich voorde(e)d(en) als een familielid met een nieuw telefoonnummer dat om hulp vroeg bij de betaling van facturen. Alle aangevers hebben geld overgemaakt naar de opgegeven rekeningen en kwamen er later achter dat zij waren opgelicht. De gesprekken die de aangevers met de oplichter(s) via WhatsApp voerden zijn gevonden op een telefoon van het merk Samsung. Die Samsung lag bij de aanhouding van verdachte op 22 december 2017 in het dashboardkastje van een auto die op naam van zijn moeder stond. De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of bewezen kan worden dat verdachte degene is geweest die de gebruiker was van de Samsung. Daarna beoordeelt de rechtbank of verdachte verantwoordelijk is voor de oplichtingen van de hiervoor genoemde aangevers.
De Samsung
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de Samsung heeft gebruikt. [3]
In de Samsung stonden, naast de gesprekken met de aangevers, ook veel gesprekken met telefoonnummer [telefoonnummer] , opgeslagen onder de naam ‘ [A] ’. Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat dit telefoonnummer in 2018 in bezit was bij [A] . [4] Van de 1.842 SMS’jes op de telefoon, welke verstuurd of ontvangen zijn in de periode 13 oktober 2017 tot en met 22 december 2017, was meer dan de helft, namelijk 1.106 berichten, uitgewisseld met [A] . [5] De gesprekken met [A] vonden onder andere in de periode van 24 november 2017 tot en met 18 december 2017 plaats. [6] Verdachte heeft op de zitting bevestigd dat dit gesprekken zijn die hij met zijn vriendin [A] heeft gevoerd. [7]
Op de Samsung stond ook een gesprek met [telefoonnummer] onder de naam ‘ [contactnaam] ’. Dat nummer is van medeverdachte [medeverdachte 2] . [8] Op 22 december 2017 werd naar [contactnaam] gestuurd “waar zie ik jou?”, waarop [contactnaam] antwoordde “Smaragdplein”. [9]
De telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] is ook uitgelezen. Op die telefoon stond een SMSgesprek met het contact ‘ [verdachte] ’. Op 22 december 2017 om 10.12 uur stuurde [verdachte] “waar zie ik jou?”, waarop [medeverdachte 2] om 10.12 uur antwoordde “Smaragdplein”. [10]
Op 22 december 2017 rond 10.45 uur is verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] aangehouden op het Smaragdplein in Utrecht. [11]
Tussenconclusie over de Samsung
Uit de hierboven besproken bewijsstukken leidt de rechtbank af dat verdachte in de periode waarin de oplichtingen hebben plaatsgevonden gebruik maakte van de Samsung. Dat de telefoon (ook) door iemand anders werd gebruikt, zoals verdachte heeft verklaard, is niet aannemelijk geworden. Het strafdossier bevat hiervoor geen aanknopingspunten en verdachte heeft niet willen zeggen wie die ander is.
De oplichtingen: feiten 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 8 en het witwassen: feit 3
Feit 1
Op 12 december 2017 deed [slachtoffer 1] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op 11 december 2017 telefonisch werd benaderd door iemand die zich voordeed als zijn schoondochter [B] . Diegene gaf aan een nieuw nummer te hebben. Kort daarna vroeg ‘ [B] ’ of [slachtoffer 1] geld kon overmaken, omdat haar internetbankieren niet werkte en zij daardoor niet kon betalen. Het ging om een bedrag van € 1.343,86. [slachtoffer 1] heeft dat bedrag overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [medeverdachte 2] . Later kwam [slachtoffer 1] erachter dat hij was opgelicht. [12]
Op de Samsung is het in de aangifte genoemde WhatsApp-gesprek met het telefoonnummer van [slachtoffer 1] gevonden. [13]
Feiten 2 en 3
Op 24 december 2017 deed [slachtoffer 2] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij op 21 december 2017 een WhatsApp-bericht kreeg van een onbekend nummer met de volgende tekst: “Hee mam, hoe is het? Dit is mijn nieuwe nummer, groetjes [C] ”. Bij het berichtje was een foto van de dochter van [slachtoffer 2] gevoegd, die ook [C] heet. Op een gegeven moment kreeg [slachtoffer 2] het volgende bericht “Ik heb even kort je hulp nodig… Ik heb het volgende probleem, mijn internetbankieren heeft een storing waardoor ik mijn rekeningen niet kan betalen. Zou jij ze voor mij in orde kunnen maken, dat ik je het geld contant geef. Of terug boek zodra de storing verholpen is…” ‘ [C] ’ stuurde vervolgens het volgende:
“ [D]
Bedrag 1400,00
Rekening nummer: [rekeningnummer] ”.
[slachtoffer 2] heeft het geld op bovengenoemde rekening overgeschreven. Later kwam [slachtoffer 2] erachter dat zij was opgelicht. [14]
Op de Samsung is het in de aangifte genoemde WhatsApp-gesprek met het telefoonnummer van [slachtoffer 2] gevonden. [15]
Vanaf de rekening van [D] is op 22 december 2017 € 1.370,- overgemaakt naar [rekeningnummer] . [16] Dat rekeningnummer stond op naam van [E] . [17]
Op 22 december 2017 rond 10.45 uur kreeg de politie een melding dat drie jongens meerdere keren gepind hadden bij verschillende pinautomaten op het Smaragdplein in Utrecht. Op het Smaragdplein werd verdachte daarna aangehouden. Hij was daar samen met twee anderen, waaronder [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] had een contant bedrag van € 1.389,50 en een pinpas op naam van [E] bij zich. [18] Op de pinpas stond het rekeningnummer [rekeningnummer] vermeld. [19]
Op de Samsung van verdachte stond een gesprek met [telefoonnummer] onder de naam ‘ [contactnaam] ’. Dat nummer is van medeverdachte [medeverdachte 2] . [20] Op 22 december werd naar [contactnaam] gestuurd “waar zie ik jou?”, waarop [contactnaam] antwoordde “Smaragdplein”. [21]
De telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] is ook uitgelezen. Op die telefoon stond een SMS-gesprek met het contact ‘ [verdachte] ’. Op 22 december 2017 om 10.11 uur stuurde [medeverdachte 2]
“ [rekeningnummer] ”. Om 10.12 uur stuurde [verdachte] “waar zie ik jou?”, waarop [medeverdachte 2] om 10.12 uur antwoordde “Smaragdplein”. [22]
Feit 4
Op 21 december 2017 deed [slachtoffer 3] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op 19 december 2017 een WhatsApp-bericht kreeg van een onbekend nummer van iemand die zich voordeed als zijn dochter [F] . Na een kort gesprek was [slachtoffer 3] ervan overtuigd dat hij met zijn dochter sprak. Uiteindelijk vroeg ‘ [F] ’ of [slachtoffer 3] een geldbedrag wilde overmaken. [23] ‘ [F] ’ zou het geldbedrag zo snel mogelijk contant teruggeven. [24] [slachtoffer 3] heeft toen € 300,- overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] . Later kwam [slachtoffer 3] erachter dat hij was opgelicht. [25]
Op de Samsung is het in de aangifte genoemde WhatsApp-gesprek met het telefoonnummer van [slachtoffer 3] gevonden. [26]
Feit 5
Op 8 januari 2018 deed [slachtoffer 4] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij op 7 december 2017 een WhatsApp-bericht kreeg van iemand die zich voordeed als haar zus [G] . Het eerste bericht betrof “Heey zus hoe is het ? Dit is mijn nieuwe nummer. Grtjs [G] ”. Onder dat bericht stuurde de persoon een foto van de zus van [slachtoffer 4] . Daarna vroeg ‘ [G] ’ of [slachtoffer 4] € 1.575,23 kon overmaken naar rekeningnummer [rekeningnummer] . [27] ‘ [G] ’ zou het geld contant teruggeven. [28] Dat heeft [slachtoffer 4] gedaan. Later kwam [slachtoffer 4] erachter dat zij was opgelicht. [29]
Op de Samsung is het in de aangifte genoemde WhatsApp-gesprek met het telefoonnummer van [slachtoffer 4] gevonden. [30]
Feit 6
Op 20 december 2017 deed [slachtoffer 5] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij op 14 december 2017 een bericht kreeg van een onbekend nummer van iemand die zich voordeed als haar dochter. Diegene stuurde onder andere:
“Mam, kun je voor mij een rekening betalen? Tot mijn internetbankieren weer werkt. Of dat ik het contant breng”
en
“ [rekeningnummer]
Bedrag: 1250,10
Tennaamvan: [H] ”
en
“Mam, ik heb nog een rekening die evt. Ook kunnen?”
en
“ [rekeningnummer]
Bedrag: 930,00
Tennaamvan: [I] ”
[slachtoffer 5] heeft de bedragen op de genoemde rekeningnummers overgemaakt. Later kwam [slachtoffer 5] erachter dat zij was opgelicht. [31]
Op de Samsung is het in de aangifte genoemde WhatsApp-gesprek met het telefoonnummer van [slachtoffer 5] gevonden. [32]
Feit 7
Op 21 december 2017 deed [slachtoffer 6] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op 18 december 2017 een WhatsApp-bericht kreeg van een onbekend nummer, met daarbij het volgende bericht: “Hallo papa, ik heb een nieuwe telefoonnummer. Je weet zeker wel van wie”. [slachtoffer 6] stuurde toen terug: “je bent [J] zeker”. Vervolgens stuurde ‘ [J] ’ dat zij een storing had en vroeg of [slachtoffer 6] een rekening kon betalen, omdat zij een rekening gelijk moest betalen. ‘ [J] ’ zou het bedrag zo snel mogelijk terug storten. Er moest een bedrag van € 1.611,09 worden overgemaakt naar [rekeningnummer] . De vrouw van [slachtoffer 6] heeft het bedrag toen naar het genoemde rekeningnummer overgemaakt. Later kwam [slachtoffer 6] erachter dat hij was opgelicht. [33]
Op de Samsung is het in de aangifte genoemde WhatsApp-gesprek met het telefoonnummer van [slachtoffer 6] gevonden. [34]
Feit 8
Op 21 december 2017 deed [slachtoffer 7] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op 19 december 2017 een WhatsApp-bericht ontving van een onbekend nummer. [slachtoffer 7] was in de veronderstelling dat hij met zijn dochter [K] sprak. [K] zei dat ze hulp nodig had omdat haar internetbankieren het niet deed en vroeg of [slachtoffer 7] een rekening kon betalen. Ze zou het bedrag op de rekening van [slachtoffer 7] terugstorten. Het ging om de volgende gegevens: [rekeningnummer] , bedrag: 1661,09, ten name van: [L] . [slachtoffer 7] heeft dat bedrag naar het genoemde rekeningnummer overgemaakt. Later kwam [slachtoffer 7] erachter dat hij was opgelicht. [35]
Op de Samsung is het in de aangifte genoemde WhatsApp-gesprek met het telefoonnummer van [slachtoffer 7] gevonden. [36]
Interpretatie van de bewijsstukken
Feit 1, 2, 4, 5, 6, 7, en 8
Nu de WhatsApp-gesprekken die de aangevers met de oplichter(s) hebben gevoerd ook op de Samsung, die bij verdachte in gebruik was, zijn gevonden, gaat de rechtbank ervan uit dat de berichten door verdachte vanaf die telefoon zijn verstuurd.
De advocaat van verdachte heeft erop gewezen dat de telefoonnummers die ten tijde van de aanhouding van verdachte aan de Samsung gekoppeld waren, niet overeenkomen met het telefoonnummer waarmee de aangevers zijn benaderd. Omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer waarmee de oplichtingen zijn gepleegd, kan volgens de advocaat ook niet worden bewezen dat verdachte de berichten aan de aangevers heeft verstuurd. De rechtbank verwerpt dit verweer. Dat de WhatsApp-berichten vanaf een ander telefoonnummer zijn verzonden dan de telefoonnummers die tijdens de aanhouding van verdachte aan de Samsung waren gekoppeld, betekent niet dat de berichten aan de aangevers niet vanaf de Samsung kunnen zijn verstuurd door verdachte. Aan de verklaring van verdachte dat de berichten door iemand anders zijn verstuurd hecht de rechtbank geen geloof, nu verdachte deze verklaring op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd en deze daardoor niet verifieerbaar is. In het strafdossier is ook geen enkele aanwijzing te vinden dat iemand anders de Samsung heeft gebruikt en/of de berichten heeft verstuurd. .
Partiële vrijspraak medeplegen
Niet kan worden vastgesteld dat verdachte de oplichtingen in nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) heeft gepleegd. De rechtbank spreekt hem daarvan dan ook vrij.
Feit 3
Uit de hierboven besproken bewijsstukken leidt de rechtbank af dat verdachte – nadat hij [slachtoffer 2] had opgelicht – samen met een ander het geld dat van de oplichting afkomstig was van de rekening van [E] heeft gepind. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het geldbedrag van € 1.370,-, dat afkomstig was uit een eigen misdrijf, namelijk de oplichting, samen met een ander voorhanden heeft gehad en heeft omgezet en dus heeft witgewassen.
16-109796-20 [37]
Feit 1: vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de poging tot diefstal van geld van [slachtoffer 8] . Uit het dossier blijkt dat op de rekening van [slachtoffer 8] geld stond dat afkomstig was van oplichting. Aangezien verdachte [slachtoffer 8] had benaderd met de vraag of hij zijn rekening mocht gebruiken om een bedrag op te laten storten, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte het geld dat afkomstig was van oplichting van de rekening van [slachtoffer 8] wilde halen. Uit de bewijsstukken in het dossier blijkt dan ook niet dat verdachte het oogmerk had om geld van [slachtoffer 8] te stelen.
Feit 2
Bedragen gestort op rekening [slachtoffer 8]
Op 6 maart 2017 deed [aangever 1] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij namens zijn [bouwbedrijf] B.V. facturen had gestuurd naar debiteuren. Toen de debiteuren de facturen ontvingen stond daar een ander rekeningnummer op dan het rekeningnummer van het bedrijf van [aangever 1] . Volgens [aangever 1] moet iemand de enveloppen waar de facturen in zaten hebben geopend en de facturen hebben vervalst. [38]
Op 5 maart 2017 deed [aangeefster 1] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij een factuur had ontvangen van [bouwbedrijf] B.V. en een bedrag van € 680,81 had overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] . Later bleek dat de factuur was vervalst, doordat iemand een ander rekeningnummer op de factuur had gezet. [39]
Op 13 februari 2017 deed [aangever 2] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij een WhatsApp-bericht had ontvangen van iemand die zich voordeed als zijn beste vriend. Diegene vroeg of hij rekeningen voor hem kon voorschieten. Oosterhof heeft toen drie bedragen van € 810,40, € 795,10 en € 479,20 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] . Later kwam Oosterhof erachter dat hij was opgelicht. [40]
Op 7 maart 2017 deed [aangever 3] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij een factuur had ontvangen van [bedrijf] . Hij had € 1.119,03 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] . Daarna bleek dat de factuur van [bedrijf] was vervalst, doordat iemand een ander rekeningnummer op de factuur had gezet. [41]
Uit onderzoek van de politie bleek dat rekeningnummer [rekeningnummer] en rekeningnummer [rekeningnummer] op naam stonden van [slachtoffer 8] , geboren op 12 juli 1995. [42]
[slachtoffer 8] heeft op 21 februari 2017 tegen de politie verklaard dat hij eind januari 2017 zijn bankpas had afgegeven aan ene ‘ [verdachte] ’. [verdachte] had gezegd dat hij geen eigen rekening had en dat hij eerlijk geld op de rekening wilde storten. [43] [slachtoffer 8] verklaarde ook dat [verdachte] had geprobeerd de bedragen die op zijn rekening waren gestort van zijn rekening te pinnen. [44]
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij samen met [slachtoffer 8] heeft gepind met de pinpas van [slachtoffer 8] . [45]
Interpretatie van de bewijsstukken
Uit de hierboven besproken bewijsstukken leidt de rechtbank af dat verdachte samen met een ander geldbedragen van een rekening heeft gepind die van oplichting afkomstig waren. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte wist dat die bedragen van oplichting afkomstig waren. Niet valt anders in te zien waarom verdachte aan [slachtoffer 8] heeft gevraagd of er bedragen op zijn rekening mochten worden gestort. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van deze bedragen.
Bedragen gestort op rekening [M]
Op 28 december 2016 deed [aangeefster 2] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij op 22 december 2016 een bericht op haar telefoon ontving van een onbekend nummer. Diegene deed zich voor als haar schoondochter [N] . ‘ [N] ’ vroeg of [aangeefster 2] twee rekeningen kon voorschieten. [aangeefster 2] heeft toen twee bedragen van € 810,70 en € 367,15 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] . Later kwam [aangeefster 2] erachter dat zij was opgelicht. [46]
Het rekeningnummer [rekeningnummer] bleek op naam te staan van [M] , geboren op [1998] . [47]
[M] heeft op 23 mei 2017 tegen de politie verklaard dat ‘ [verdachte] ’ vóór de kerst in 2016 aan hem vroeg of hij een bedrag op zijn rekening mocht laten storten en of [M] dat voor [verdachte] kon pinnen. Het ging om een bedrag van € 1.150,-. [M] heeft dat bedrag gepind en gegeven aan een klasgenoot, die het vervolgens weer aan [verdachte] heeft gegeven. [48]
[M] heeft op 20 december 2017 verklaard dat ‘ [verdachte] ’ aan hem vroeg of hij een bedrag voor [verdachte] kon pinnen. [M] kreeg twee bedragen op zijn rekening gestort: € 367,15 en € 810,70. Hij heeft € 1.000,- gepind en aan een klasgenoot gegeven, die het vervolgens aan [verdachte] heeft gegeven. Op 30 december 2016 zijn twee bedragen van € 367,15 en € 710,70 overgemaakt naar de rekening van [M] . Hij heeft dat bedrag vervolgens op verzoek van [verdachte] overgemaakt naar iemand met de tekst ‘ [omschrijving] ’. [M] verklaarde dat hij dit had gedaan omdat [verdachte] hem lastig viel. [M] verklaarde ook dat de vriendin van [verdachte] [A] heette. [49]
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat zijn vriendin [A] heet. [50]
Uit onderzoek van de politie bleek dat het bedrag dat onder de omschrijving ‘ [omschrijving] ’ was overgemaakt, was overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [O] . [O] verklaarde dat hij was opgelicht door zijn neef [verdachte] Taghi . [verdachte] had [O] gevraagd of hij een geldbedrag naar zijn rekeningnummer mocht overmaken, waarna [O] dat voor [verdachte] zou pinnen. [51]
Interpretatie van de bewijsstukken
Verdachte heeft verklaard dat hij niet degene is geweest die heeft gevraagd om de bedragen op de rekening van [M] te laten storten en ook niet degene is geweest die contact heeft gehad met [O] . Volgens verdachte heeft een ander zich voorgedaan als hem. Die stelling van verdachte is niet aannemelijk geworden. Dat een neef van verdachte zich in 2017 één keer heeft voorgedaan als verdachte – zoals uit door de officier van justitie overgelegde stukken is gebleken – is daarvoor onvoldoende. Bovendien heeft verdachte op zitting verklaard dat hij is opgegroeid met [M] . De rechtbank twijfelt daarom niet aan de verklaring van [M] dat hij te maken heeft gehad met verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte wist dat de bedragen van oplichting afkomstig waren. Niet valt anders in te zien waarom verdachte aan [M] heeft gevraagd of er bedragen op zijn rekening mochten worden gestort. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van deze bedragen.
Partiële vrijspraak medeplegen
Niet kan worden vastgesteld dat verdachte het witwassen in nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) heeft gepleegd. De rechtbank spreekt hem daarvan dan ook vrij.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
16-089023-20
1. op 11 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Raalte, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €1.343,86), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 1] te verzamelen en
- die [slachtoffer 1] te benaderen via WhatsApp-berichten en
- zich voor te doen als de schoondochter van die [slachtoffer 1] en (daarbij) aan te geven dat die schoondochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en
- aan te geven dat die dochter een financieel probleem had en een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en
- die [slachtoffer 1] om financiële hulp te vragen en te verzoeken om een rekening te betalen en
- die [slachtoffer 1] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden, waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed;
2. op 21 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Alkmaar, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €1.400,-), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 2] te verzamelen en
- die [slachtoffer 2] te benaderen via WhatsApp-berichten en
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 2] en (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en
- die [slachtoffer 2] om financiële hulp te vragen en te verzoeken om een rekening te betalen en
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 2] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en
- die [slachtoffer 2] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden, waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed;
3. op 22 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid geld (van in totaal € 1.370,-), voorhanden heeft gehad en heeft omgezet, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
4. op 19 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Leek, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €300), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 3] te verzamelen en
- die [slachtoffer 3] te benaderen via WhatsApp-berichten en
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 3] en (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en
- die [slachtoffer 2] om financiële hulp te vragen en te verzoeken om een rekening te betalen en
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 3] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en
- die [slachtoffer 3] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden, waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed;
5. op 7 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Oude Wetering (gemeente Kaag en Braassem), althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €1.575,23), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 4] te verzamelen en
- die [slachtoffer 4] te benaderen via WhatsApp-berichten en
- zich voor te doen als de zus van die [slachtoffer 4] en (daarbij) aan te geven dat die zus een nieuw telefoonnummer zou hebben en
- aan te geven dat die zus een (spoedeisend) financieel probleem had en een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en
- die [slachtoffer 4] om financiële hulp te vragen en te verzoeken om een rekening te betalen en
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 4] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en
- die [slachtoffer 4] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden, waardoor die [slachtoffer 4] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed;
6. op 14 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Heerlen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €2.180,10), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 5] te verzamelen en
- die [slachtoffer 5] te benaderen via WhatsApp-berichten en
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 5] en (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en
- die [slachtoffer 5] om financiële hulp te vragen en te verzoeken om rekeningen te betalen en
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 5] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en
- die [slachtoffer 5] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden, waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed;
7. op 18 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Teteringen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €1.611,09), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 5] te verzamelen en
- die [slachtoffer 6] te benaderen via WhatsApp-berichten en
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 6] en (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en
- die [slachtoffer 6] om financiële hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een rekening te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 6] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk terug zou krijgen en
- die [slachtoffer 6] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden, waardoor die [slachtoffer 6] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed;
8. op 19 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Delfzijl, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €1611,09), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 7] te verzamelen en
- die [slachtoffer 7] te benaderen via WhatsApp-berichten en
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 7] en (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/
- die [slachtoffer 7] om financiële hulp te vragen en te verzoeken om een rekening te betalen en
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 7] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk terug zou krijgen en
- die [slachtoffer 7] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden, waardoor die [slachtoffer 7] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed;
16-109796-20
2. op tijdstippen in de periode van 23 december 2016 tot en met 17 februari 2017 te Utrecht, althans in Nederland, meermalen telkens voorwerpen, te weten
- geldbedragen (gestort op de bankrekening [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] ten name van [slachtoffer 8] ) van 680,81 euro en 1.119,03 euro en 810,40 euro en 795,10 euro en 479,20 euro,
- geldbedragen (gestort op de bankrekening [rekeningnummer] ten name van [M] ) van 810,70 euro en 367,15 euro en 710,70 euro en 367,15 euro, heeft voorhanden gehad, en/of omgezet, terwijl hij, verdachte wist dat voornoemde voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is volgens de rechtbank niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. De door verdachte gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
  • 16-089023-20: feit 1, feit 2, feit 4, feit 5, feit 6, feit 7, feit 8: telkens: oplichting;
  • 16-089023-20: feit 3: medeplegen van witwassen;
  • 16-109796-20: feit 2: witwassen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
16-089023-20
De officier van justitie neemt het verdachte enerzijds kwalijk dat hij het vertrouwen van meerdere mensen heeft beschaamd en de slachtoffers financieel heeft benadeeld. Hij vindt dat – ook gelet op de generale preventie – een duidelijk signaal moet worden afgegeven aan de maatschappij dat dit soort gedrag niet wordt getolereerd. Aan de andere kant houdt de officier van justitie ook rekening met het tijdsverloop.
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
16-109796-20
Ook in deze zaak houdt de officier van justitie rekening met de schade die verdachte heeft veroorzaakt en met het tijdsverloop. Daarnaast houdt de officier van justitie rekening met het feit dat verdachte ten tijde van het plegen van deze feiten minderjarig was en met de forse eis in de hiervoor genoemde zaak.
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren. Wanneer verdachte die werkstraf niet of niet goed uitvoert, moet verdachte de vervangende jeugddetentie - als het aan de officier van justitie ligt - in de volwassengevangenis uitzitten.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat verzoekt om bij het bepalen van eventuele straffen rekening te houden met een aantal factoren. Verdachte is verloofd en heeft een eigen woning en onderneming. Als verdachte naar de gevangenis moet zal hij zijn onderneming niet kunnen voortzetten en loopt hij veel inkomsten mis. Daarnaast verzoekt de advocaat de rechtbank rekening te houden met het tijdsverloop, de overschrijding van de redelijke termijn en de leeftijd van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van passende straffen rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij de straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft in een periode van enkele maanden zeven mensen opgelicht en heeft meerdere geldbedragen witgewassen. Verdachte ging daarbij geraffineerd en professioneel te werk: nadat hij het vertrouwen van de slachtoffers had gewonnen door zich voor te doen als een familielid van de slachtoffers, vroeg verdachte geldbedragen over te maken. Om de oplichtingen mogelijk te maken, regelde verdachte de toegang tot bankrekeningen, pinpassen en pincodes van andere mensen.
Dit handelen van verdachte heeft veel schade veroorzaakt voor de slachtoffers en hun vertrouwen is beschaamd. Digitale fraudezaken zorgen ervoor dat mensen in het algemeen minder vertrouwen hebben in het elektronisch bankieren. Verdachte heeft bovendien niet alleen schade veroorzaakt voor de slachtoffers, maar ook misbruik gemaakt van de personen die hun rekeningnummer aan hem beschikbaar stelden.
Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
De rechtbank vindt dat bij de ernst van de feiten in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf en jeugddetentie passen. Dat neemt zij dus ook als uitgangspunt bij het bepalen van de straf.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van verdachte blijkt dat hij eerder voor strafbare feiten is veroordeeld, waaronder voor vermogensdelicten. Omdat verdachte niet eerder voor oplichting of witwassen is veroordeeld, heeft het strafblad geen invloed op het bepalen van de straf.
8.3.3
Conclusie
Zoals gezegd vindt de rechtbank een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf en jeugddetentie in beginsel passend. De strafbare feiten hebben echter al bijna vier jaar geleden plaatsgevonden en het onderzoek naar de betrokkenheid van verdachte bij deze strafbare feiten is ook al bijna vier jaar geleden begonnen. De redelijke termijn is dus overschreden. De rechtbank houdt daar rekening mee. Ook houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van verdachte tijdens het plegen van de feiten.
De rechtbank vindt het niet meer passend om een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf en jeugddetentie aan verdachte op te leggen. Om die reden legt zij aan verdachte, in de zaak waarin hij meerderjarig was, een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank kiest, ondanks het tijdsverloop, voor een proeftijd van twee jaren, omdat zij het gelet op de (vele) recente veroordelingen en de houding van verdachte belangrijk vindt dat verdachte nog voor langere tijd eraan herinnerd wordt geen strafbare feiten te plegen.
In de zaak waarin verdachte minderjarig was volstaat de rechtbank met het schuldig verklaren van verdachte zonder een straf op te leggen. Omdat de feiten in die zaak eind 2016/begin 2017 hebben plaatsgevonden, heeft oplegging van een straf op dit moment geen pedagogische meerwaarde meer.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk moeten worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat verzoekt de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, aangezien verdachte volgens hem moet worden vrijgesproken.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
16-089023-20
9.3.1
[slachtoffer 2]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. In de vordering staat dat zij voor € 1.500,- is opgelicht.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 1.400,- een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezenverklaarde en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. In de aangifte heeft [slachtoffer 2] namelijk een bedrag van € 1.400,- genoemd. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2017 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank verklaart [slachtoffer 2] nietontvankelijk in de vordering voor zover die ziet op het meer gevorderde, aangezien de vordering op dat punt onvoldoende onderbouwd is. [slachtoffer 2] kan de vergoeding van dit deel van de vordering aan de burgerlijke rechter verzoeken.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.400,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 december 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 24 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte of zijn mededader aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
9.3.2
[slachtoffer 4]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert een bedrag van € 1.575,23. Dat is het bedrag waarvoor zij is opgelicht.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 5 bewezenverklaarde en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.575,23, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 december 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte of zijn mededader aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
9.3.3
[slachtoffer 5]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert een bedrag van € 2.680,10. Dat bestaat uit een bedrag van € 2.180,10 aan materiële schade, het bedrag waarvoor zij is opgelicht, en uit een bedrag van € 500,- aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 6 bewezenverklaarde en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2017 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank verklaart [slachtoffer 5] nietontvankelijk in de vordering voor zover die ziet op de immateriële schade, aangezien de vordering op dat punt onvoldoende onderbouwd is. [slachtoffer 5] kan de vergoeding van dit deel van de vordering aan de burgerlijke rechter verzoeken.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.180,10, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 december 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 31 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte of zijn mededader aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
9.3.4
[slachtoffer 6]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert een bedrag van € 1.611,09. Dat is het bedrag waarvoor hij is opgelicht.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 7 bewezenverklaarde en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.611,09, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 december 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 26 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte of zijn mededader aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
9.3.5
[slachtoffer 7]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert een bedrag van € 360,-. Dat bestaat uit een bedrag van € 180,- aan materiële schade, de dagomzet die hij heeft gemist door het doen van aangifte, en uit een bedrag van € 180,- aan immateriële schade.
De rechtbank vindt aannemelijk dat [slachtoffer 7] de gevorderde materiële schade heeft geleden en is van oordeel dat die schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 8 bewezenverklaarde en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank verklaart [slachtoffer 7] nietontvankelijk in de vordering voor zover die ziet op de immateriële schade, aangezien de vordering op dat punt onvoldoende onderbouwd is. [slachtoffer 7] kan de vergoeding van dit deel van de vordering aan de burgerlijke rechter verzoeken.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 7] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 180,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 december 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte of zijn mededader aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
16-109796-20
9.3.6
[aangeefster 2]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert een bedrag van € 1.393,21. Dat is het bedrag waarvoor zij is opgelicht.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezenverklaarde en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.393,21, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 december 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 23 dagen jeugddetentie, waarbij toepassing van de jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 60a, 63, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
16-089023-20
Bewezenverklaring
  • verklaart de primair ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van deze straf
  • stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
  • als voorwaarden gelden dat veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14 c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.400,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2017;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] € 1.400,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2017, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 24 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 1.575,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 2017;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] € 1.575,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 2017, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 25 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 2.180,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2017;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 5] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] € 2.180,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2017, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 31 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van € 1.611,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2017;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 6] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] € 1.611,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2017, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 26 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 7] toe tot een bedrag van € 180,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 7] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 7] € 180,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 3 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
16-109796-20
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16-109796-20 onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het overige ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- bepaalt dat geen straf wordt opgelegd;
Benadeelde partij [aangeefster 2]
  • wijst de vordering van [aangeefster 2] toe tot een bedrag van € 1.393,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 2] ;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 2] € 1.393,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 23 dagen. De toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.W. Verhaagh, voorzitter, mrs. C. van de Lustgraaf, kinderrechter, en mr. L.M.M. Heppe, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 mei 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-089023-20
1. (zaak 18)
hij op of omstreeks 11 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Raalte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €1343,86), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 1] te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 1] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die [slachtoffer 1] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 1] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 1] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2. ( (zaak 19)
hij op of omstreeks 21 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €1400), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 2] te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 2] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die [slachtoffer 2] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 2] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 2] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3. ( (zaak 19)
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 21 december 2017 tot en met 22 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Alkmaar, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (van in totaal (ongeveer) €1400), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (van in totaal (ongeveer) €1400), was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (van in totaal (ongeveer) €1400), voorhanden heeft gehad,
en/of
een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (van in totaal (ongeveer) €1400), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (van in totaal (ongeveer) €1400) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
4. ( (zaak 20)
hij op of omstreeks 19 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Leek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €300), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 3] te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 3] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 3] en/of (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die [slachtoffer 2] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 3] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 3] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
5. ( (zaak 21)
hij op of omstreeks 7 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Oude Wetering (gemeente Kaag en Braassem), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €1575,23), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 4] te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 4] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de zus van die [slachtoffer 4] en/of (daarbij) aan te geven dat die zus een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die zus een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die [slachtoffer 4] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 4] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 4] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die [slachtoffer 4] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
6. ( (zaak 22)
hij op of omstreeks 14 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €2180,10), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 5] te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 5] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 5] en/of (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die [slachtoffer 5] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 5] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 5] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
7. ( (zaak 23)
hij op of omstreeks 18 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Teteringen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €1611,09), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 5] te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 6] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 6] en/of (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die [slachtoffer 6] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 6] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 6] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die [slachtoffer 6] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
8. ( (zaak 24)
hij op of omstreeks 19 december 2017 te Maarssen en/of Utrecht en/of Delfzijl, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal €1611,09), door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die [slachtoffer 7] te verzamelen en/of
- die [slachtoffer 7] te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de dochter van die [slachtoffer 7] en/of (daarbij) aan te geven dat die dochter een nieuw telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die dochter een (spoedeisend) financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die [slachtoffer 7] om (financiële) hulp te vragen en/of te verzoeken om (per ommegaande) een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 7] dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk (contant) terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 7] een bankrekeningnummer door te geven waarop het geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die [slachtoffer 7] werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven goed;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
16-109796-20
1. hij op of omstreeks 9 februari 2017 te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pinautomaat van de Rabobank weg te nemen een hoeveelheid geld geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, verdachte en/of zijn mededader(s) met een bankpas van voornoemde [slachtoffer 8] bij een pinautomaat heeft getracht een geldbedrag op te nemen/te pinnen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

2. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 december 2016 tot en met 17 februari 2017 te Utrecht, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten
- een of meer geldbedragen (gestort op de bankrekening [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] ten name van [slachtoffer 8] ) van 1.393,21 euro en/of 680,81 euro en/of 1.119,03 euro en/of 810,40 euro en/of 795,10 euro en/of 479,20 euro, althans een of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 5.277,75 euro, althans enig geldbedrag en/of
- een of meer geldbedragen (gestort op de bankrekening [rekeningnummer] ten name van [M] ) van 810,70 euro en/of 367,15 euro en/of 710,70 euro en/of 367,15 euro, althans een of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 2.255,70 euro, althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van (een) voorwerp(en), te weten voornoemde geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal.
2.De processen-verbaal in deze zaak zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2020096766 van 20 april 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1028. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 776.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 776.
6.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 781.
7.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 776.
9.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 785.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 744-745.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 599-601.
12.Proces-verbaal van aangifte, p. 515.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 778 en de bijlage op p. 913-924.
14.Proces-verbaal van aangifte, p. 523-524.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 779 en de bijlage op p. 798 t/m 818.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 535.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 557.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 599-601.
19.Een geschrift, te weten: een kennisgeving van inbeslagneming, p. 617.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 776.
21.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 785.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 744-745.
23.Proces-verbaal van aangifte, p. 641.
24.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, p. 644.
25.Proces-verbaal van aangifte, p. 641.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 778 en de bijlage op p. 819-834.
27.Proces-verbaal van aangifte, p. 940.
28.Proces-verbaal van aangifte, p. 946.
29.Proces-verbaal van aangifte, p. 940.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 779 en de bijlage op p.925-933.
31.Proces-verbaal van aangifte, p. 982-984.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 778 en de bijlage op p. 879-897.
33.Proces-verbaal van aangifte, p. 987-989.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 778 en de bijlage op p. 862-878.
35.Proces-verbaal van aangifte, p. 1018.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 778 en de bijlage op p. 835-852.
37.De processen-verbaal in deze zaak zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2016395977 van 19 februari 2018, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 451. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
38.Proces-verbaal van aangifte, p. 28-29.
39.Proces-verbaal van aangifte, p. 40.
40.Proces-verbaal van aangifte, p. 45-46.
41.Proces-verbaal van aangifte, p. 66-67.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 63 en proces-verbaal van bevindingen, p. 172.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 93A-93B.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 18.
45.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
46.Proces-verbaal van aangifte, p. 372-374.
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 412.
48.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 264.
49.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 276-277.
50.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 412-413.