In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 mei 2021 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 18 januari 2021, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het te laat was ingediend. De opposant, vertegenwoordigd door zijn vader, voerde aan dat hij niet in staat was om zelfstandig het beroepschrift in te dienen vanwege persoonlijke omstandigheden binnen de familie, waaronder de ziekte en het overlijden van zijn oma. De rechtbank heeft in deze uitspraak de omstandigheden van de opposant en zijn familie in overweging genomen en vastgesteld dat er sprake was van een geldige reden voor de te late indiening van het beroepschrift. De rechtbank oordeelde dat de situatie binnen de familie, die leidde tot grote zorgen en aandacht voor de zorg van de oma, de aandacht voor de wettelijke termijn voor het indienen van het beroep heeft beïnvloed. Hierdoor heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 18 januari 2021 vervalt. De zaak zal nu verder worden behandeld op een zitting, waarbij de rechtbank nog geen beslissing heeft genomen over de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is openbaar gemaakt op 18 mei 2021.