ECLI:NL:RBMNE:2021:2168

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
UTR 19/4007
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen eerdere uitspraak inzake schadefonds geweldsmisdrijven

Deze uitspraak betreft het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin zijn beroep tegen het besluit van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven van 2 augustus 2019 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak van 16 oktober 2020 geoordeeld dat de opposant te laat beroep had ingesteld. De opposant ging in verzet, maar vroeg niet om een zitting. De rechtbank moest nu beoordelen of de eerdere uitspraak terecht was en of er geldige redenen waren voor de te late indiening van het verzetschrift.

De rechtbank oordeelt dat het verzetschrift te laat is ingediend, aangezien het uiterlijk op 1 december 2020 ingediend had moeten zijn, maar pas op 21 december 2020 is ontvangen. De rechtbank heeft de opposant gevraagd om uitleg over de vertraging, waarop de opposant aangaf dat hij door intensieve behandelingen en medicijngebruik niet in staat was om zijn post te beheren. Ondanks de moeilijke omstandigheden van de opposant, oordeelt de rechtbank dat deze redenen niet voldoende zijn om de te late indiening te rechtvaardigen. De rechtbank verwijst naar haar eerdere uitspraak en benadrukt dat de opposant had moeten zorgen voor tijdige indiening van het verzet, eventueel met hulp van derden.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het verzet niet-ontvankelijk is en dat de eerdere uitspraak van 16 oktober 2020 in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De beslissing is genomen door mr. J.G. Nicholson, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 mei 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4007- V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2021 op het verzet van

[opposant] , te [plaats] , opposant.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven van 2 augustus 2019. In de uitspraak van 16 oktober 2020 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan en heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 16 oktober 2020 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposant te laat beroep heeft ingesteld. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 16 oktober 2020 niet juist was.
3. Opposant is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank van 16 oktober 2020. Daarom heeft hij verzet ingesteld. De rechtbank vindt dat de uitspraak van 16 oktober 2020 in stand kan blijven. Zij legt hierna uit waarom.
4. Een verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat de uitspraak van de rechtbank is verzonden. In dit geval is de uitspraak van 16 oktober 2020 door de rechtbank verzonden op 20 oktober 2020. Het verzetschrift had dus uiterlijk op 1 december 2020 ingediend moeten zijn. De rechtbank heeft het verzetschrift ontvangen op 21 december 2020. Dat is te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het verzet niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het verzetschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar opposant niets aan kan doen.
5. De rechtbank heeft opposant op 2 februari 2021 een aangetekende brief gestuurd en gevraagd waarom hij zijn verzetschrift te laat heeft ingediend. Opposant heeft hier met een brief van 9 februari 2021 op gereageerd. Hij schrijft dat hij door intensieve behandelingen bij Altrecht en medicijngebruik niet helder genoeg kon nadenken om de juiste prioriteiten te stellen. Ook werd hij geteisterd door angsten waardoor hij niemand zijn sleutel toevertrouwt om zijn post te controleren. Daarnaast geeft opposant aan dat hij alle brieven negeerde omdat hij zeer bang was en zijn brieven niet open durfde te maken.
6. De rechtbank begrijpt dat opposant een moeilijke periode heeft doorgemaakt, maar dit zijn geen geldige redenen die maken dat het opposant niet valt te verwijten dat hij te laat was met het instellen van verzet. De rechtbank verwijst hierbij naar rechtsoverweging 5 van haar uitspraak van 16 oktober 2020 en vult hierbij aan dat van opposant mocht worden verwacht dat hij de termijn voor het indienen van (pro forma) verzet in de gaten zou houden, zo nodig met inschakeling van hulp van derden, of van rechtskundige bijstand.
7. De conclusie is dat het verzet van opposant niet-ontvankelijk is, omdat hij te laat was met het indienen van zijn verzetschrift. De uitspraak van de rechtbank van 16 oktober 2020 blijft in stand.
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 20 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.