In deze zaak vordert VGZ Zorgverzekeraar N.V. betaling van openstaande zorgpremies van gedaagde, die een achterstand heeft van € 794,90. De procedure begon met een dagvaarding op 22 december 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 7 april 2021. Gedaagde heeft eerder een betalingsregeling getroffen, maar VGZ stelt dat deze regeling niet goed is nagekomen en daarom is komen te vervallen. Tijdens de zitting heeft VGZ verklaard dat gedaagde op 2 februari en 2 maart 2021 € 50 heeft betaald, waardoor de vordering is verminderd tot € 59,45. De kantonrechter heeft geoordeeld dat VGZ voldoende bewijs heeft geleverd dat de betalingsregeling niet is nagekomen en heeft de vordering toegewezen. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van het verminderde bedrag en de proceskosten, die zijn begroot op € 303,09. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter mr. H.A.M. Pinckaers op 26 mei 2021.