ECLI:NL:RBMNE:2021:2117

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
UTR - 20 _ 4271
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tot openbaarmaking van WOB-stukken in asielprocedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die verblijft in [vestigingsplaats], had een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om bepaalde documenten openbaar te maken. Het primaire besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Dienst Terugkeer en Vertrek, om het verzoek niet in behandeling te nemen, leidde tot bezwaar van verzoeker. Hij vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij de gevraagde informatie nodig had voor zijn lopende asielprocedure, die zich in de hoger-beroepsfase bevond bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De voorzieningenrechter overwoog dat er geen situatie was waarin op voorhand duidelijk was dat het besluit om de gevraagde stukken niet openbaar te maken onrechtmatig was. Verzoeker had bezwaren geuit, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat deze niet voldoende zwaarwegend waren om de gevraagde voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, maar verleende verzoeker wel vrijstelling van het griffierecht op basis van zijn financiële situatie. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter benadrukte dat voor toewijzing van een verzoek om voorlopige voorziening, er een zeer zwaarwegend spoedeisend belang moet zijn, wat in dit geval niet aannemelijk was gemaakt. De beslissing werd op dezelfde dag openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4271

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 april 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , verblijvend te [vestigingsplaats] (V-nummer: [V-nummer] ), verzoeker

(gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp),
en
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Dienst Terugkeer en Vertrek, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2020 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoeker medegedeeld dat hij het verzoek van verzoeker op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) niet in behandeling neemt en opvat als verzoek om informatie.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

Verzoeker heeft gevraagd te worden vrijgesteld van het betalen van griffierecht omdat hij dit niet kan betalen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe op basis van de door verzoeker verstrekte informatie op het formulier betalingsonmacht.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van Awb alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist.
Verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die inhoudt dat aan verweerder wordt opgedragen om de informatie die hij heeft gevraagd in zijn Wob-verzoek alsnog bekend te maken. Het spoedeisend belang bij deze gevraagde voorziening is volgens verzoeker gelegen in zijn lopende asielprocedure. Deze bevindt zich in de hoger-beroepsfase bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) en de verwachting is dat de ABRvS ergens in de komende weken tot maanden tot een beslissing komt op het ingediende hoger beroep van verzoeker. Verzoeker wil de in zijn Wob-verzoek gevraagde informatie alsnog kunnen overleggen in hoger beroep.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Een verzoek om voorlopige voorziening waarin wordt gevraagd om openbaarmaking van de gevraagde stukken komt niet snel voor toewijzing in aanmerking, omdat een dergelijke voorziening een onomkeerbaar karakter heeft en feitelijk een beslissing van het geschil ten gronde inhoudt die de uitkomst van de procedure in bezwaar en eventueel in (hoger) beroep zinloos zou maken. Voor toewijzing van een dergelijk verzoek is in beginsel alleen plaats als ernstig moet worden getwijfeld aan de rechtmatigheid van het besluit én er een zeer zwaarwegend spoedeisend belang is dat het treffen van een dergelijke voorziening noodzakelijk maakt.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een zeer zwaarwegend spoedeisend belang in dit geval niet aannemelijk heeft gemaakt. Dat verzoeker de door hem gevraagde stukken nodig heeft om in het hoger beroep van zijn asielprocedure in te dienen, betreft een persoonlijk belang dat geen reden kan vormen om in dit verband onmiddellijke openbaarmaking te gelasten.
8. Dit is verder geen situatie waarin voor de voorzieningenrechter op voorhand duidelijk is dat het besluit om de gevraagde stukken niet openbaar te maken onrechtmatig is. Verzoeker heeft bezwaren naar voren gebracht en verweerder zal hierop moeten reageren in een beslissing op bezwaar. Het kan zijn dat verzoeker gelijk krijgt in bezwaar, maar dat is dus niet evident. Ook ziet de voorzieningenrechter aan de kant van verzoeker geen belangen die zo zwaar wegen dat de gevraagde voorziening om die reden moet worden toegewezen. Voor zover verzoeker vindt dat de wijze waarop zijn asielverzoek is behandeld door verweerder getuigt van vooringenomenheid, overweegt de voorzieningenrechter dat hij dit kan aanvoeren in de hiervoor genoemde hoger-beroepsprocedure. Verzoeker zal de behandeling van het bezwaar door verweerder moeten afwachten.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.H.W. Schierbeek, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 29 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De voorzieningenrechter is verhinderddeze uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.