8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel bij personen te duchten is geweest. Nadat hij na een conflict was ingesloten heeft hij spullen uit zijn eigen kamer in brand gestoken, waardoor binnen een kort tijdsbestek een hevige brand is ontstaan en waardoor bewoners en personeel moesten worden geëvacueerd. Door dit feit heeft verdachte niet alleen schade aan het pand toegebracht, maar heeft hij ook gevoelens van angst en onveiligheid bij zowel de bewoners als het personeel teweeggebracht.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 13 augustus 2020 blijkt dat verdachte niet eerder voor het plegen van brandstichting is veroordeeld. Verdachte heeft eerder wel een (grotendeels voorwaardelijke) gevangenisstraf opgelegd gekregen voor het plegen van mishandeling en een geldboete opgelegd gekregen voor het plegen van vernieling.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met een rapportage Pro Justitia van 7 april 2021, opgemaakt door M. Fluit, psychiater, en I.W.J. ten Post, GZ-psycholoog, locatie Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC-rapport).
Uit het PBC-rapport blijkt dat verdachte naar vermogen heeft meegewerkt aan het onderzoek. Ondanks dat verdachte meerdere malen de gesprekken met de rapporteurs vroegtijdig afbreekt wordt er door die (korte) contacten in combinatie met klinische observatie, gegevens over zijn levensloop en eerdere functioneren voldoende informatie verkregen om tot diagnostische conclusies te komen.
Op basis van het onderzoek wordt door rapporteurs vastgesteld dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis, te classificeren als schizofrenie, ernstig en chronisch. De schizofrenie beschadigt verdachte op ernstige wijze in zijn functioneren, onder meer vanwege een chronisch falende realiteitstoetsing en oordeels- en kritiekstoornissen. Verdachte heeft geen ziektebesef. De rapporteurs komen verder tot de conclusie dat bij betrokkene een ernstige stoornis is in het cannabisgebruik (in vroege gedwongen remissie), mede gelet op het psychotisch effect bij hem. Verdachte scoort binnen de intelligentietest op een verstandelijk beperkt niveau, maar – zo merken de rapporteurs op – de score wordt mogelijk gedrukt door gebrekkige motivatie, het toestandsbeeld, de medicatie effecten of een combinatie daarvan.
Verdachte heeft volgens rapporteurs in zijn jeugdjaren en adolescentie antisociale gedragsproblemen ontwikkeld die zouden kunnen passen bij een heftig verlopende levensfase, maar zouden ook een eerste teken kunnen zijn geweest in de ontwikkeling van de schizofrenie. Er is sprake van regelovertredingen, enige agressie en een gebrek aan afstemming, maar de indruk van rapporteurs is dat dit vooral samenhangt met het feit dat verdachte zo in zichzelf gekeerd is dat informatie niet goed binnenkomt en dat hij als gevolg van zijn psychische situatie beperkt is in zijn oordeelsvorming. Daarnaast noemen rapporteurs andere gedragsproblemen zoals wisselende gemoedsbewegingen en auto destructief gedrag (automutilatie), wat zou kunnen wijzen op borderline persoonlijkheidsproblematiek. De rapporteurs vinden dit moeilijk te beoordelen, omdat de schizofrenie dusdanig op de voorgrond staat dat de onderliggende persoonlijkheid van betrokkene niet goed te beoordelen is.
De geconstateerde schizofrenie is volgens rapporteurs chronisch en was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Ten tijde van het tenlastegelegde was tevens sprake van een stoornis in cannabisgebruik, al is onduidelijk of verdachte op dat moment onder invloed daarvan was. Het kan volgens rapporteurs niet anders dan dat verdachte in de periode van het tenlastegelegde fors werd beïnvloed door de schizofrenie. Rapporteurs noemen in dit kader een ongerichte impulsiviteit met verwarde cognities en een beperkt vermogen te begrijpen wat hij deed. Het advies van rapporteurs is dan ook om het verdachte ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is, gelet op de conclusies van de deskundigen welke zij deelt en overneemt, van oordeel dat de hiervoor bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Het PBC-rapport vermeldt verder dat er bij verdachte sprake is van een gebrek aan zelfinzicht, waardoor hij zich onttrekt aan de noodzakelijke behandeling. Verdachte neigt ertoe de noodzaak van medicatie niet in te zien en te weigeren. Rapporteurs merken daarbij op dat verdachte ook tijdens de observatie in het PBC, waarin hij volledig gestructureerd en ondersteund werd en dagelijks zijn medicatie aangereikt kreeg, functioneerde op een zeer beperkt niveau en het gedesorganiseerd functioneren aanhield met wisselende gemoedsbewegingen en neiging tot auto destructief gedrag. De rapporteurs verwachten ook in de toekomst problemen, omdat de desorganisatie tot soortgelijk agressief en destructief gedrag leidt, ook onder depotmedicatie. Het recidivegevaar wordt ingeschat als hoog. Verder schrijven de rapporteurs dat de geschiedenis van verdachte veel risicofactoren aanwijst. De ernstige psychische stoornissen konden tot op heden onvoldoende behandeld worden, ondanks klinische opnames en beschermd wonen. Daarom komen de rapporteurs tot de conclusie dat verdachte zonder dwingend kader niet in staat is te profiteren van behandeling.
Verdachte zal volgens rapporteurs een langdurige klinische behandeling nodig hebben, waarbinnen moet worden gezocht naar medicatie of een dosering die een betere invloed krijgt op de desorganisatie en wisselende gemoedsbewegingen met impulsief destructief handelen. Niet wordt uitgesloten dat geen medicatie wordt gevonden die genoemde symptomen in zijn geheel doen verdwijnen. De rapporteurs achten van groot belang dat daarbij sprake is van langdurig toezicht met begeleiding en structurering zonder dat verdachte zich hieraan kan onttrekken. De rapporteurs vinden een zorgmachtiging (vanwege de beperkte duur en het lage beveiligingsniveau) of een tbs met voorwaarden (vanwege gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht) niet aangewezen. Volgens rapporteur biedt een tbs met bevel tot verpleging wel alle mogelijkheden tot toezicht, gevaarsreductie, structuur, medicatie, stabilisering en/of in de verre toekomst de mogelijkheid tot enig ziektebesef en/of ziekte-inzicht.
De maatregel
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat bij verdachte sprake is van chronische schizofrenie, aanwezig ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde. Aangezien eerder strafrechtelijk en civielrechtelijk ingrijpen niet heeft gebaat en verdachte zonder dwingend kader niet in staat zal zijn te profiteren van enige behandeling, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van de verdachte eisen. Dat oordeel is mede gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit – een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld - het grote gevaar voor herhaling en de noodzaak van behandeling om het risico op herhaling in te perken. De rechtbank volgt hierin het advies van het PBC-rapport.
Gelet hierop zal de rechtbank aan verdachte de TBS-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege opleggen. De rechtbank overweegt voorts dat deze maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, zoals de feiten hiervoor onder 6 zijn gekwalificeerd. De rechtbank zal de TBS-maatregel niet gemaximeerd aan verdachte opleggen, wat betekent dat de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan.
De straf
Verdachte is een (inmiddels) 23-jarige jongeman van Syrische komaf die in zijn leven al veel heeft meegemaakt. Hij is zijn vader verloren tijdens de oorlog in Syrië en is met zijn moeder, broertje en zusje, via Turkije, naar Nederland gevlucht. De rapporteurs verwachten dat langdurig toezicht met begeleiding, structurering (zonder dat hij zich hieraan kan onttrekken) en medicatie (waarvan de vraag is of dit voldoende aanslaat) noodzakelijk zijn. De rechtbank leidt hieruit af dat klinische behandeling mogelijk een lange periode in beslag zal nemen. Gelet hierop en op de beperkte ontvankelijkheid van verdachte voor behandeling is de rechtbank van oordeel dat het van belang is dat verdachte zo spoedig mogelijk met zijn behandeling kan starten. De rechtbank zal daarom geen langere gevangenisstraf opleggen dan de periode waarin hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht en zal in die zin de officier van justitie in haar eis volgen. Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank tot een totaal aan 340 dagen voorarrest die verdachte heeft vastgezeten tot en met de datum van uitspraak.
Alles overwegend acht de rechtbank de hierna toe noemen straf en maatregel passend en geboden.