ECLI:NL:RBMNE:2021:2107

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
1618924420
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor straatroof met vrijspraak voor een tweede straatroof

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van twee straatroven. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. C.J. Booij, de vordering heeft ingediend. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B. Molleman. Tijdens de zitting waren ook de ouders van de verdachte en vertegenwoordigers van de benadeelde partijen aanwezig. De tenlastelegging omvatte twee incidenten: de eerste op 8 mei 2020, waarbij de verdachte samen met anderen een pet, bodywarmer en Airpods van slachtoffer 1 heeft gestolen, en de tweede op 13 juli 2020, waarbij hij betrokken zou zijn geweest bij de beroving van slachtoffer 2.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Na het horen van de bewijsvoering heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt in het tweede incident, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, in het eerste incident heeft de rechtbank voldoende bewijs gevonden voor de betrokkenheid van de verdachte, die een actieve rol heeft gespeeld door dreigend geweld te gebruiken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht en begeleiding.

Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, slachtoffer 1, in zijn vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, terwijl de vordering van slachtoffer 2 werd afgewezen omdat de verdachte van dat feit werd vrijgesproken. De rechtbank heeft ook de proceskosten en de vorderingen van andere benadeelde partijen behandeld, waarbij enkele vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard. De uitspraak is gedaan met inachtneming van de relevante wetgeving en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en eerdere contacten met de politie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/189244-20; 16/289920-20 (gev.ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2021. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. B. Molleman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Tevens waren ter zitting aanwezig:
  • de ouders van verdachte, bijgestaan door een tolk Somali, dhr. S. Mahed;
  • dhr. [A] namens [organisatie 1] ;
  • de benadeelde partij [slachtoffer 1] en zijn broer;
  • mw. [B] namens Slachtofferhulp Nederland.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
ten aanzien van parketnummer 16/189224-20:
op 8 mei 2020 te Amersfoort samen met anderen met (bedreiging met) geweld een pet, bodywarmer en Airpods van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
en ten aanzien van parketnummer 16/289920-20:
op 13 juli 2020 te Amersfoort samen met anderen met (bedreiging met) geweld Ipods en geld van [slachtoffer 2] heeft gestolen
en/of
op 13 juli 2020 te Amersfoort samen met anderen met [slachtoffer 2] heeft afgeperst.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder parketnummers 16/189244-20 en 16/289920-20 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummers 16/189244-20 en 16/289920-20 ten laste gelegde.
Ten aanzien van parketnummer 16/189244-20 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte alleen in de buurt is geweest en geen actieve rol heeft gehad. Dit is onvoldoende om van medeplegen te kunnen spreken.
Ten aanzien van parketnummer 16/289920-20 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen sprake was van een vooropgezet plan en verdachte geen rol heeft gehad. Het handelen van verdachte is van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder parketnummer 16/289920-20 ten laste gelegde
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte op 13 juli 2020 bij de beroving van aangever [slachtoffer 2] aanwezig is geweest. Aangever, getuige [getuige 2] en getuige [getuige 3] verklaren allen dat verdachte erbij was, maar verder niks of niet veel deed. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de rol van verdachte niet van voldoende substantieel gewicht is geweest om hem aan te kunnen merken als medepleger van de beroving. Het enkel aanwezig zijn is immers onvoldoende om van medeplegen te kunnen spreken. Getuige [getuige 2] vond verdachte wel opdringerig en vond hem intimiderend overkomen. Ook dit acht de rechtbank onvoldoende om te komen tot een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de jongen die de beroving pleegde. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
4.3.2
Bewezenverklaring van het onder parknummer 16/189224-20 ten laste gelegde
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van een straatroof. Hij verklaarde dat hij op 8 mei 2020 een appje kreeg van zijn vriend [medeverdachte 1 (voornaam)]
( [medeverdachte 1] )om af te spreken op de [straatnaam] . Toen hij hier aan kwam stond hij even met [medeverdachte 1 (voornaam)] en [getuige 1 (voornaam)]
( [getuige 1] )voordat een groepje jongens op hem kwam afgelopen. Dit groepje bestond uit vier donkere jongens en een kleine Marokkaanse jongen. Een van de jongens uit dit groepje had een stok bij zich en hield deze dreigend voor zich. De Airpods, pet en bodywarmer van [slachtoffer 1 (voornaam)] zijn afgepakt. [slachtoffer 1 (voornaam)] verklaarde dat het doosje van zijn Airpods uit zijn zak is afgepakt door de langste jongen van het groepje. [2] Na de beroving heeft aangever via foto’s op sociale media achterhaald dat de Marokkaanse jongen [medeverdachte 2 (voornaam)] heet, de jongen die de stok vast hield [verdachte (voornaam)]
( [verdachte] )heet en dat de jongen die zijn Airpods heeft afgepakt [E (voornaam)]
( [E] )heet. [3]
Ook [getuige 1 (voornaam)] heeft gezien dat een groep van vier jongens zich op [slachtoffer 1 (voornaam)] richtte. De groep ging om hem heen staan en begon aan zijn kleding te trekken. Hij zag dat de bodywarmer van [slachtoffer 1 (voornaam)] werd afgepakt en dat een van de jongens een stok in zijn handen hield en deze dreigend voor zich hield. [4]
Tot slot heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij die dag met [E (voornaam)] en [C (voornaam)] bij [slachtoffer 1 (voornaam)] is geweest. [5]
Bewijsoverweging
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat (1) de straatroof door meerdere personen in groepsverband is gepleegd, (2) verdachte tot die groep behoorde, en (3) hij degene is geweest die de stok in zijn handen heeft gehad. De verklaring van verdachte, zijnde dat hij de stok van iemand anders had afgepakt omdat die persoon er kabaal mee maakte, vindt geen ondersteuning in het dossier. De rechtbank acht deze verklaring dan ook niet geloofwaardig. Verdachte maakte direct deel uit van de groep en heeft door het dreigend vasthouden van de stok een dusdanig actieve rol gespeeld, dat hij als medepleger van de straatroof kan worden aangemerkt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
t.a.v. parketnummer 16/189244-20:
op 8 mei 2020 te [plaatsnaam] , aan de openbare weg, te weten de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, een pet, een bodywarmer en Airpods, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door:
- met meerdere personen op die [slachtoffer 1] af te lopen en dichtbij die [slachtoffer 1] te gaan staan en
- de kleding van die [slachtoffer 1] vast te pakken en hieraan te trekken en
- daarbij dreigend een stok zichtbaar vast te houden voor die [slachtoffer 1] en
- een pet van het hoofd van die [slachtoffer 1] te pakken en
- een bodywarmer van die [slachtoffer 1] uit te trekken en
- van die [slachtoffer 1] Airpods te pakken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder parketnummer 16/189244-20 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl dit feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 30 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 27 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden toezicht & begeleiding, meewerken aan begeleiding van [organisatie 1] , het vinden en behouden van dagbesteding en een contactverbod met de medeverdachten;
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat de eis van de officier van justitie, gelet op de straffen die zijn opgelegd in de zaken van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , onbegrijpelijk is. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het al lang goed gaat met verdachte, hij een first offender is en een contactverbod geen meerwaarde heeft. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de proeftijd op 1 jaar te stellen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof. Hierbij is geweld en het dreigen met geweld niet geschuwd. Straatroven zijn ernstige feiten die grote impact hebben op het leven van slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. Dit blijkt onder meer uit de aangifte van [slachtoffer 1] , waarin hij verklaart dat hij niet meer goed naar buiten durft en niemand meer vertrouwt. Aangever heeft nachtmerries aan het incident overgehouden en is prikkelbaar geworden. Daarnaast neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij geen verantwoordelijkheid neemt en zijn betrokkenheid bij de incidenten ontkent.
Persoonlijke omstandigheden
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 maart 2021 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit leidt tot strafmatiging noch tot strafverzwaring.
Rapportages
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het advies van de Raad van de Kinderbescherming (de Raad) van 2 maart 2021, opgemaakt door [D] , raadsonderzoeker. De Raad schat het recidiverisico in op hoog, omdat verdachte al meermalen in aanraking is gekomen met de politie. Ouders van verdachte hebben onvoldoende zicht op wat hij buitenshuis doet. Verdachte heeft ADHD en slikt hiervoor medicatie. Verdachte reageert impulsief, is gevoelig voor groepsdruk en overziet de gevolgen van de keuzes die hij maakt maar in beperkte mate. Vanaf september 2020 zijn [organisatie 2] en [organisatie 1] betrokken bij verdachte en dit heeft positieve effecten. Voor het voorkomen van herhaling op de lange termijn is het van belang dat de huidige begeleiding en coaching gecontinueerd wordt. De Raad adviseert de rechtbank om verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen met hierbij de bijzondere voorwaarden dat hij meewerkt aan begeleiding vanuit [organisatie 1] en een contactverbod met de medeverdachten.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de strafoplegging heeft de rechtbank daarnaast acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor minderjarigen. Daarbij wordt bij een straatroof een taakstraf van 60 uren, dan wel 1 maand jeugddetentie, tot uitgangspunt genomen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij als bijzondere voorwaarden toezicht & begeleiding, meewerken aan [organisatie 1] , het verkrijgen en behouden van een dagbesteding en een contactverbod met de medeverdachten, passend en geboden is. De rechtbank acht een kortere proeftijd onvoldoende om de risico’s op herhaling op de lange termijn af te wenden. De rechtbank wijkt hiermee af van de eis van de officier van justitie, gelet op het feit dat verdachte van een verdenking wordt vrijgesproken en deze strafmaat aansluit bij straffen in vergelijkbare zaken en de zaak van de medeverdachte, alsmede bij de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €945,50. Dit bedrag bestaat uit €284,00 materiële schade en €600,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/189244-20 ten laste gelegde. Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van €61,50 aan reis- en parkeerkosten.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd overeenkomstig het in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte 1] toegewezen bedrag.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5, feit 1 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert de schade aan de pet en de bodywarmer op respectievelijk €30 en €40 en zal het materiële gedeelte van de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van €249,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2020 tot dag van volledige betaling. In het resterende deel van de vordering met betrekking tot de materiële schade verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot hoofdelijke betaling aan de Staat van het bedrag van €249,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank stelt het aantal dagen gijzeling op 0 dagen, omdat het jeugdstrafrecht van toepassing is
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Immateriële schade
De rechtbank stelt voorop dat de gevolgen van de door de verdachte verrichte handelingen voor de benadeelde partij buitengewoon vervelend zijn. Nu in dit geval geen sprake is van lichamelijk letsel of aantasting van de eer en goede naam van de benadeelde partij, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de opgevoerde schade kan worden gekwalificeerd als een andere aantasting in zijn persoon zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b BW. Daarbij moet een zekere terughoudendheid worden betracht die meebrengt dat niet alles wat de persoon onaangenaam raakt, kan worden aangemerkt als persoonsaantasting die recht geeft op vergoeding van immateriële schade.
Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een persoonsaantasting die recht geeft op immateriële schadevergoeding, moeten voldoende concrete gegevens worden aangevoerd om te kunnen vaststellen dat sprake is van óf (i) een aantasting van de geestelijke gezondheid (geestelijk letsel in de zin van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld) óf (ii) andersoortige schending van een persoonlijkheidsrecht. De benadeelde partij heeft geen (medische) rapportage of andere concrete gegevens overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aantasting van de persoon op andere wijze. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de impact die dit feit op de benadeelde partij heeft gehad, volgt uit de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan niet dat sprake is van een zodanig ernstige aantasting van de persoon, dat de benadeelde partij zonder meer recht heeft op vergoeding van immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in het immateriële deel van de vordering en bepalen dat dat deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Reis- en parkeerkosten
De rechtbank zal de gevorderde reis- en parkeerkisten toewijzen als proceskosten. Aangezien de gevorderde reis- en parkeerkosten tevens betrekking hebben op de zaken van de medeverdachten, zal de rechtbank de reiskosten voor deze zaak begroten €25,75 (€17,75 aan reiskosten en €8,00 aan parkeerkosten). Voor het overige deel zal de vordering worden afgewezen.
9.2
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €184,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/289920-20 ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vordering.
9.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu verdachte van het onder parketnummer 16/289920-20 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
9.3
Benadeelde partij [benadeelde partij]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €449,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat de straatroof waarbij [benadeelde partij] slachtoffer is geweest niet aan verdachte ten laste is gelegd.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] .
9.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] houdt geen verband met de ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal de vordering van [benadeelde partij] dan ook afwijzen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/289920-20 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/189244-20 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen meer of anders ten laste is gelegd niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder parketnummer 16/189244-20 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat van de taakstraf in de vorm van een werkstraf een
gedeelte van 30 uren niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
-
als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, binnen drie dagen na dit vonnis meldt bij [organisatie 2] , [adres 2] ( [postcode 2] ) te [plaatsnaam] , en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen die hem in dit kader worden gegeven;
* meewerkt aan het vinden en behouden van een passende dagbesteding;
* meewerkt begeleiding vanuit [organisatie 1] ;
* gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal hebben met zijn mededaders [medeverdachte 1 (voornaam)] [medeverdachte 1] , geboren op [2005] , en [E] , geboren op [2003] . De politie wordt belast met de controle op dit verbod;
waarbij de jeugdreclassering [organisatie 2] opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering hoofdelijk toe tot een bedrag van €249,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2020 tot aan de dag van algehele betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat €249,00 te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2020 tot de dag van de volledige betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen gijzeling;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dat deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, tot op heden begroot op €25,75;
- wijst het overige deel van de gevorderde proceskosten af;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- verklaart benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [benadeelde partij]
- wijst de vordering af;
- Nu de benadeelde partij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot bewaring.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. R.A. Hebly en A.G. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 mei 2021.
Mr. A.G. Bakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
t.a.v. parketnummer 16/189244-20:
hij op of omstreeks 8 mei 2020 te Amersfoort, op of aan de openbare weg, te weten
de [straatnaam] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een pet en/of een bodywarmer en/of airpods, in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- met meerdere perso(o)n(en) op die [slachtoffer 1] af te lopen en/of
dichtbij die [slachtoffer 1] te gaan staan en/of
- de kleding en/of schoenen van die [slachtoffer 1] vast te pakken
en/of aan de kleding en/of schoenen van die [slachtoffer 1] te
trekken en/of
- ( daarbij) dreigend een stok omhoog te houden en/of voor die [slachtoffer 1]
zichtbaar vast te houden en/of
- een pet van het hoofd van die [slachtoffer 1] te trekken/pakken en/of
- een bodywarmer van die [slachtoffer 1] uit te trekken en/of
- uit een broekzak van die [slachtoffer 1] airpods te pakken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
t.a.v. parketnummer 16/289920-20:
hij op of omstreeks 13 juli 2020 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening op of aan de openbare
weg, te weten het [naam locatie] , heeft weggenomen IPods en/of geld, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- bellen en/of erbij halen van een andere persoon ter ondersteuning van het
plegen van onderhavig feit en/of
- dreigend om die [slachtoffer 2] heen gaan staan en/of in de nabijheid van
die [slachtoffer 2] te verblijven, althans het creëren van een dreigende
sfeer en/of
- dreigend aan die [slachtoffer 2] de woorden toevoegen: "wat heb je in je
buiktas" en/of "als je je tas niet open doet krijg je klappen" en/of "ik
heb een pistool bij me", althans woorden van dreigende aard en/of
strekking en/of
- ( vervolgens) (nadat die [slachtoffer 2] zijn tas opende) kijken in de tas
van die [slachtoffer 2] en/of
- ( vervolgens) pakken/graaien in de tas van die [slachtoffer 2] ;
en/of
hij op of omstreeks 13 juli 2020 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging, met een of meer anderen, althans alleen, op of aan de
openbare weg, te weten het [naam locatie] ,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de
afgifte van Ipods en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- bellen en/of erbij halen van een andere persoon ter ondersteuning van het
plegen van onderhavig feit en/of
- dreigend om die [slachtoffer 2] heen gaan staan en/of in de nabijheid van
die [slachtoffer 2] te verblijven, althans het creëren van een dreigende
sfeer en/of
- dreigend aan die [slachtoffer 2] de woorden toevoegen: "wat heb je in je
buiktas" en/of "als je je tas niet open doet krijg je klappen" en/of "ik
heb een pistool bij me", althans woorden van dreigende aard en/of
strekking en/of
- ( vervolgens) (nadat die [slachtoffer 2] zijn tas opende) kijken in de tas
van die [slachtoffer 2] en/of
- ( vervolgens) pakken/graaien in de tas van die [slachtoffer 2] ;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0900-2020146982, opgemaakt door de Districtsrecherche Oost-Utrecht, Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 379. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 127.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 128.
4.Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 1] , p. 138 – 139.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 118.