ECLI:NL:RBMNE:2021:2106

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
1618922420
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor straatroof en afpersing met vrijspraak voor een tweede straatroof

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van straatroof en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de straatroof en afpersing, maar heeft hem vrijgesproken van een tweede straatroof. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 60 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden die direct uitvoerbaar zijn. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat plaatsvond op de terechtzitting van 20 april 2021, waar de officier van justitie, mr. C.J. Booij, de vordering indiende. De verdachte ontkende de betrokkenheid bij de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de straatroof en afpersing. De rechtbank overwoog dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de straatroof, waarbij geweld en bedreiging met geweld waren gebruikt. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn beperkte cognitieve capaciteiten, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de daden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/189224-20; 16/289895-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2021. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. T. de Heer, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.
Tevens waren ter zitting aanwezig:
  • de moeder van verdachte, bijgestaan door een tolk Amhaars, mw. N. Fictoor-Ahmed;
  • dhr. [A] , medewerker van [naam organisatie] ( [naam organisatie] );
  • de benadeelde partij [slachtoffer 1] en zijn broer;
  • mw. [B] namens Slachtofferhulp Nederland.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
ten aanzien van parketnummer 16/189224-20:
feit 1:op 8 mei 2020 te Amersfoort samen met anderen met (bedreiging met) geweld een pet, bodywarmer en Airpods van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
feit 2:op 8 juni 2020 te Leusden met (bedreiging met) geweld een jas van [slachtoffer 2] heeft gestolen
en/of
op 8 juni 2020 te Leusden [slachtoffer 2] heeft afgeperst;
en ten aanzien van parketnummer 16/289895-20:
op 13 juli 2020 te Amersfoort samen met anderen met (bedreiging met) geweld Ipods en geld van [slachtoffer 3] heeft gestolen
en/of
op 13 juli 2020 te Amersfoort samen met anderen [slachtoffer 3] heeft afgeperst.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder parketnummer 16/189224-20 feit 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 16/289895-20 wettig en overtuigend te bewijzen en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
4.2.1.
Parketnummer 16/189224-20
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het feit 1 en 2 ten laste gelegde, omdat verdachte betrokkenheid bij de feiten ontkent. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman daarnaast aangevoerd dat de precieze rol van verdachte uit het onderzoek niet duidelijk is geworden. Of sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking – en dus van medeplegen – kan dan ook niet worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is, omdat alleen aangever heeft verklaard dat verdachte hem beroofd zou hebben, wat gebaseerd zou zijn op een onterechte herkenning. Ook hebben de getuigen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] ontlastend verklaard ten aanzien van verdachte.
4.2.3.
Parketnummer 16/289895-20
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, omdat verdachte betrokkenheid bij het feit ontkent. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de vermeende bijdrage van verdachte van onvoldoende gewicht is en een nauwe en bewuste samenwerking ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder parketnummer 16/289895-20 ten laste gelegde
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte op 13 juli 2020 bij de beroving van aangever [slachtoffer 3] aanwezig is geweest en hij voorafgaand aan het incident iemand heeft gebeld. Op basis van de (wisselende) getuigenverklaringen kan echter onvoldoende worden opgemaakt welke rol verdachte heeft gespeeld, wat hij wist van de (aanstaande) beroving en wat zijn bijdrage is geweest aan de beroving van [slachtoffer 3] . Daarom kan niet worden vastgesteld of verdachte een rol van voldoende substantieel gewicht heeft vervuld om hem aan te kunnen merken als medepleger van de beroving. Het enkel aanwezig zijn is immers onvoldoende om van medeplegen te kunnen spreken. Dat verdachte voorafgaand aan de beroving heeft gebeld maakt dit niet anders. Uit het dossier kan namelijk niet worden afgeleid dat verdachte ook daadwerkelijk heeft gebeld met [medeverdachte 3 (voornaam)] , die kort daarna aankwam en [slachtoffer 3] beroofde. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder parketnummer 16/289895-20 ten laste gelegde straatroof.
4.3.2
Bewezenverklaring van het onder parknummer 16/189224-20 ten laste gelegde
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1:
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van een straatroof. Hij verklaarde dat hij op 8 mei 2020 een appje kreeg van zijn vriend [medeverdachte 1 (voornaam)]
( [medeverdachte 1] )om af te spreken op de [straatnaam 2] . Toen hij hier aan kwam stond hij even met [medeverdachte 1 (voornaam)] en [getuige (voornaam)]
( [getuige] )voordat een groepje jongens op hem kwam afgelopen. Dit groepje bestond uit vier donkere jongens en een kleine Marokkaanse jongen. Een van de jongens uit dit groepje had een stok bij zich en hield deze dreigend voor zich. De Airpods, pet en bodywarmer van [slachtoffer 1 (voornaam)] zijn afgepakt. [slachtoffer 1 (voornaam)] verklaarde dat het doosje van zijn Airpods uit zijn zak is afgepakt door de langste jongen van het groepje. [2] Na de beroving heeft aangever via foto’s op sociale media achterhaald dat de Marokkaanse jongen [medeverdachte 3 (voornaam)] heet, de jongen die de stok vast hield [medeverdachte 2 (voornaam)]
( [medeverdachte 2] )heet, [medeverdachte 4 (voornaam)]
( [medeverdachte 4] )bij het groepje hoorde en de jongen die zijn Airpods heeft afgepakt [verdachte (voornaam)]
( [verdachte] )heet. [3]
Ook [getuige (voornaam)] heeft gezien dat een groep van vier jongens zich op [slachtoffer 1 (voornaam)] richtte. De groep ging om hem heen staan en begon aan zijn kleding te trekken. Hij zag dat de bodywarmer van [slachtoffer 1 (voornaam)] werd afgepakt en dat een van de jongens een stok in zijn handen hield en deze dreigend voor zich hield. [4]
Tot slot heeft [medeverdachte 2 (voornaam)] [medeverdachte 2] bij de politie verklaard dat hij die dag met [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte 4 (voornaam)] bij [slachtoffer 1 (voornaam)] is geweest. [5]
Feit 2:
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn jas. Hij verklaarde dat hij op 8 juni 2020 aan het chillen was bij [locatie 1] aan [straatnaam 1] in [plaatsnaam 1] met [medeverdachte 3 (voornaam)] , [medeverdachte 4 (voornaam)] , [medeverdachte 2 (voornaam)] en [verdachte (voornaam)] . Hij kent deze jongens van vroeger, toen ging hij weleens met ze om. De stemming sloeg om en [verdachte (voornaam)] nam [slachtoffer 2 (voornaam)] apart van de andere jongens door hem een hoekje in te drijven. [slachtoffer 2 (voornaam)] kon hierdoor nergens meer heen. Hij hoorde [verdachte (voornaam)] zeggen: ‘doe je jas uit anders ga ik je pompen’ en ‘snel snel’. [slachtoffer 2 (voornaam)] werd hierdoor bang, deed zijn blauwe jas van het merk Stone Island uit en [verdachte (voornaam)] pakte hierop de jas af.
[medeverdachte 2 (voornaam)] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2 (voornaam)] en [verdachte (voornaam)] bij [locatie 1] heeft gezien. Hij heeft gezien dat [verdachte (voornaam)] een jasje aan had met een dikke trui en vroeg zich af waarom hij zoveel kleding droeg, omdat het warm weer was. [6]
Ook [medeverdachte 4 (voornaam)] [medeverdachte 4] ziet bij [locatie 1] [verdachte (voornaam)] en [slachtoffer 2 (voornaam)] staan. Hij hoorde later van [.] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2 (voornaam)] [medeverdachte 2] ) dat er een jas van [slachtoffer 2 (voornaam)] was gejat. [7]
Bewijsoverweging
Feit 1:
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat (1) de straatroof door meerdere personen in groepsverband is gepleegd, (2) verdachte tot die groep behoorde, en (3) hij degene is geweest die de Airpods van het slachtoffer heeft afgepakt. Gelet op deze omstandigheden in samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet bij de straatroof aanwezig was, ongeloofwaardig. Verdachte maakte direct deel uit van de groep en heeft door het wegnemen van de Airpods van aangever een dusdanig actieve rol gespeeld, dat hij als medepleger van de straatroof kan worden aangemerkt.
Feit 2:
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de ten laste gelegde afpersing wettig en overtuigend bewezen. Verdachte drijft aangever immers in een hoek en zegt tegen hem dat hij zijn jas uit moet doen omdat hij hem anders gaat pompen. Hierop doet aangever zijn jas uit, waarna verdachte de jas pakt. Uit het dossier blijkt dat aangever en verdachte elkaar kennen en ook getuigen [medeverdachte 2 (voornaam)] en [medeverdachte 4 (voornaam)] verklaren dat zij verdachte samen met aangever op [straatnaam 1] hebben gezien. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het onaannemelijk dat de herkenning van aangever onjuist is en ook de verklaring van verdachte dat hij niet bij de diefstal aanwezig is geweest, wordt hierdoor weerlegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
t.a.v. parketnummer 16/189224-20:
feit 1:
op 8 mei 2020 te [plaatsnaam 2] , aan de openbare weg, te weten de [straatnaam 2] , tezamen en in vereniging met anderen, een pet, een bodywarmer en Airpods, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door:
- met meerdere personen op die [slachtoffer 1] af te lopen en dichtbij die [slachtoffer 1] te gaan staan en
- de kleding van die [slachtoffer 1] vast te pakken en [slachtoffer 1] hieraan te trekken en
- daarbij dreigend een stok zichtbaar vast te houden voor die [slachtoffer 1] en
- een pet van het hoofd van die [slachtoffer 1] te pakken en
- een bodywarmer van die [slachtoffer 1] uit te trekken en
- van die [slachtoffer 1] Airpods te pakken;
en feit 2:
op 8 juni 2020 te [plaatsnaam 1] , aan de openbare weg, te weten [straatnaam 1] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas (kleur blauw, merk Stone Island), toebehorende aan die [slachtoffer 2] , door:
- die [slachtoffer 2] in een hoek te drijven en die [slachtoffer 2] zo de doorgang te blokkeren en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: ‘doe je jas uit anders ga ik je pompen’ en ‘snel snel’.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder parketnummer 16/189224-20 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl dit feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
t.a.v. feit 2:
afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden toezicht & begeleiding, waarvan 12 maanden ITB Harde Kern, het verkrijgen en behouden van een dagbesteding, meewerken aan begeleiding door een jongerencoach, een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en een locatiegebod met elektronische controle indien en voor zover de reclassering dat nodig acht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.;
- een taakstraf in de vorm van een leerstraf voor de duur van 40 uren (So-Cool), indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen jeugddetentie.
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten in verminderde mate aan verdachte moeten worden toegerekend. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte beschikt over beperkte cognitieve capaciteiten en hij de gevolgen van zijn handelen moeilijk overziet. Verder heeft verdachte al een maand in voorlopige hechtenis gezeten en heeft hij zich al 10 maanden aan strenge schorsingsvoorwaarden gehouden, waaronder het dragen van een enkelband. Verdachte is dus al voldoende gestraft. Tot slot voert de verdediging aan dat ITB Harde Kern voor een jaar niet onderschat moet worden en dat 150 uur werkstraf naast een So-Cool leerstraf te fors is en geen meerwaarde heeft.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich binnen een maand tijd schuldig gemaakt aan zowel een straatroof als een afpersing. Hierbij is geweld en het dreigen met geweld niet geschuwd. Dit zijn ernstige feiten die grote impact hebben op het leven van slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. Dit blijkt onder meer uit de aangifte van [slachtoffer 1] , waarin hij verklaart dat hij niet meer goed naar buiten durft en niemand meer vertrouwt. Aangever heeft nachtmerries aan het incident overgehouden en is prikkelbaar geworden. Daarnaast neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij geen verantwoordelijkheid neemt en zijn betrokkenheid bij de incidenten ontkent.
Persoonlijke omstandigheden
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 maart 2021 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Wel is hem een transactie aangeboden voor de diefstal van een fiets. Dit weegt de rechtbank niet strafverzwarend mee. De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met de toepassing van artikel 63 Sr.
Rapportages
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
  • een Pro Justitia rapportage van 24 november 2020, opgesteld door mw. A.I. de Zwart, GZ-psycholoog; en
  • een advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 16 april 2021, opgesteld door [C] , Raadsonderzoeker; en
  • een rapportage van [naam organisatie] van 6 april 2021, opgesteld door [A] .
In het Pro Justitia rapport concludeert de psycholoog dat bij verdachte sprake is van een zwakke begaafdheid en een lichte oppositionele-opstandige stoornis. De psycholoog adviseert de rechtbank om de feiten bij een bewezenverklaring volledig aan verdachte toe te rekenen. Verdachte is sterk geneigd om zich pas aan de regels te houden als de sancties ernstig en onontkoombaar zijn. Het recidiverisico wordt ingeschat op matig. Verdachte reageert goed op de maatregel ITB Harde Kern en begeleiding vanuit zijn jongerencoach. Om recidive te voorkomen adviseert de psycholoog om de maatregel ITB Harde Kern en begeleiding vanuit de jongerencoach voort te zetten en hiernaast een leerstraf So-Cool op te leggen.
Uit het advies van de Raad volgt dat verdachte stapsgewijs een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt op verschillende leefgebieden. Verdachte heeft inmiddels een bijbaantje en is aangemeld bij het doelgroepregister, zodat een passende dagbesteding gevonden kan worden. Verdachte volgt vier dagen per week onderwijs en krijg één keer per week begeleiding vanuit de jongerencoach. De Raad heeft wel opgemerkt dat de positieve ontwikkelingen erg pril zijn en dat verdachte veel controle en aansturing nodig heeft en gebaat is bij duidelijkheid en structuur. De Raad acht het van belang dat verdachte begeleiding krijgt en blijft behouden. De Raad adviseert daarom om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
  • een jeugdreclasseringsbegeleiding in de vorm van Toezicht & Begeleiding, waarvan 12 maanden ITB Harde Kern;
  • een contactverbod met de medeverdachten en slachtoffers;
  • meewerken aan hulpverlening vanuit de jongerencoach; en
  • volgens het rooster naar school/werk gaan.
Daarnaast adviseert de Raad om een taakstraf in de vorm van een leerstraf op te leggen, bestaande uit de gedragsinterventie So-Cool regulier.
[naam organisatie] komt in haar rapportage tot een nagenoeg gelijkluidend advies als dat van de Raad, op het contactverbod met medeverdachten en slachtoffers na. [naam organisatie] schat het recidiverisico in op hoog. Ter zitting heeft dhr. [A] , medewerker bij [naam organisatie] , naar voren gebracht dat er nog veel zorgen zijn en dat verdachte tegen zijn beperkingen aanloopt. Verdachte overziet niet wat hij doet en heeft veel controle en aansturing nodig. Er is op dit moment geen noodzaak meer voor een enkelband, maar voor de toekomst kan de noodzaak hiertoe nog niet worden overzien. [A] kan zich vinden in het voorstel van de officier van justitie dat [naam organisatie] de vrijheid krijgt verdachte weer te verplichten tot een enkelband mocht [naam organisatie] dat nodig vinden. Een werkstraf naast de So Cool training wordt niet geadviseerd. Het is van belang om het leereffect voorop te stellen. [A] adviseert tot slot om het toezicht en de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Strafoplegging
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij het bepalen van de strafoplegging heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor minderjarigen. Daarbij wordt bij een straatroof een taakstraf van 60 uren, dan wel 1 maand jeugddetentie, tot uitgangspunt genomen. In dit geval is naast een straatroof ook een afpersing bewezen verklaard, zodat de rechtbank een enkele taakstraf niet passend vindt.
De rechtbank is met de psycholoog van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Uit het rapport van de psycholoog komt weliswaar naar voren dat verdachte kampt met de nodige problemen maar onvoldoende is gebleken dat deze problemen een rol hebben gespeeld dan wel verdachtes keuzevrijheid hebben beïnvloed bij het begaan van de strafbare feiten. Verdachte moet hebben geweten dat wat hij deed niet mocht. De rechtbank zal de feiten dan ook volledig aan verdachte toe rekenen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 60 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de deskundigen zijn geadviseerd en door de officier van justitie zijn gevorderd, met uitzondering van het opleggen van een contactverbod met de slachtoffers en medeverdachte [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , omdat hiertoe onvoldoende reden bestaat. Ook zal de rechtbank de mogelijkheid van elektronische controle niet als bijzondere voorwaarde opleggen. Hiertoe wordt overwogen dat verdachte al geruime tijd een enkelband heeft gehad en dat de noodzaak tot een enkelband op dit moment niet wordt gezien.
Gelet op het feit dat verdachte zich al ruim tien maanden aan strikte schorsingsvoorwaarden heeft moeten houden, waaronder het dragen van een enkelband, en hij zich voorts nog 12 maanden aan de maatregel ITB Harde Kern zal moeten houden, acht de rechtbank het daarnaast opleggen van een taakstraf in de vorm van een leerstraf dan wel een werkstraf niet passend en wijkt hierin af van de eis van de officier van justitie.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam en goederen van een of meer personen, te weten een straatroof en een afpersing.
Uit de rapportages en het advies van de Raad, [naam organisatie] en de psycholoog volgt dat er sprake is van een matig tot hoog recidiverisico en dat intensief toezicht en behandeling van verdachte nodig zijn om de ingezette positieve ontwikkeling vast te houden en daarmee de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder het toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering opnieuw een vergelijkbaar misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die aan verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €945,50. Dit bedrag bestaat uit €284,00 materiële schade en € 600,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/189224-20, feit 1 ten laste gelegde. Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van €61,50 aan reis- en parkeerkosten.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het door de benadeelde partij gevorderde bedrag aan immateriële schade dient te worden afgewezen, omdat vaste jurisprudentie voorschrijft dat bij het ontbreken van medische stukken gevoelens van angst onvoldoende zijn om een aantasting van de persoon aan te nemen.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5, feit 1 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert de schade aan de pet en de bodywarmer op respectievelijk €30 en €40 en zal het materiële gedeelte van de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van €249,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2020 tot dag van volledige betaling. In het resterende deel van de vordering met betrekking tot de materiële schade verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot hoofdelijke betaling aan de Staat van het bedrag van € 249,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank stelt het aantal dagen gijzeling op 0 dagen, omdat het jeugdstrafrecht van toepassing is.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Immateriële schade
De rechtbank stelt voorop dat de gevolgen van de door de verdachte verrichte handelingen voor de benadeelde partij buitengewoon vervelend zijn. Nu in dit geval geen sprake is van lichamelijk letsel of aantasting van de eer en goede naam van de benadeelde partij, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de opgevoerde schade kan worden gekwalificeerd als een andere aantasting in zijn persoon zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b BW. Daarbij moet een zekere terughoudendheid worden betracht die meebrengt dat niet alles wat de persoon onaangenaam raakt, kan worden aangemerkt als persoonsaantasting die recht geeft op vergoeding van immateriële schade.
Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een persoonsaantasting die recht geeft op immateriële schadevergoeding, moeten voldoende concrete gegevens worden aangevoerd om te kunnen vaststellen dat sprake is van óf (i) een aantasting van de geestelijke gezondheid (geestelijk letsel in de zin van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld) óf (ii) andersoortige schending van een persoonlijkheidsrecht. De benadeelde partij heeft geen (medische) rapportage of andere concrete gegevens overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aantasting van de persoon op andere wijze. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de impact die dit feit op de benadeelde partij heeft gehad, volgt uit de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan niet dat sprake is van een zodanig ernstige aantasting van de persoon, dat de benadeelde partij zonder meer recht heeft op vergoeding van immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in het immateriële deel van de vordering en bepalen dat dat deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Reis- en parkeerkosten
De rechtbank zal de gevorderde reis- en parkeerkosten toewijzen als proceskosten. Aangezien de gevorderde reis- en parkeerkosten tevens betrekking hebben op de zaken van de medeverdachten, zal de rechtbank de reiskosten voor deze zaak begroten op €28,75 (€17,75 aan reiskosten en €11,00 aan parkeerkosten). Voor het overige deel van deze vordering zal de vordering worden afgewezen.
9.2
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 449,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/189224-20, feit 2 ten laste gelegde.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
9.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5, feit 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal het materiële gedeelte van de vordering als onbetwist toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van €449,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2020 tot dag van volledige betaling. Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €449,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 juni 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank stelt het aantal dagen gijzeling op 0 dagen, omdat het jeugdstrafrecht van toepassing is
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.3
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €184,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/289895-20 ten laste gelegde feit.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden afgewezen.
9.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu verdachte van het onder parketnummer 16/289895-20 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 63, 77a, 77g 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/289895-20 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/189224-20 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen meer of anders ten laste is gelegd niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder parketnummer 16/189224-20 feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een
gedeelte van 29 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
-
als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, waarvan 12 maanden zullen bestaan uit de maatregel ITB Harde Kern, binnen drie dagen na de datum van dit vonnis meldt bij [naam organisatie] , [adres 2] ( [postcode 2] ) [plaatsnaam 3] , en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen die hem in dit kader worden gegeven;
* volgens zijn rooster naar school/werk gaat, dan wel met goedkeuring van de jeugdreclassering andere passende dagbesteding vindt en behoudt;
* meewerkt aan hulpverlening vanuit een jongerencoach;
* gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal hebben met zijn mededaders [medeverdachte 1 (voornaam)] [medeverdachte 1] , geboren op [2005] , en [medeverdachte 2 (voornaam)] [medeverdachte 2] , geboren op [2004] . De politie wordt belast met de controle op dit verbod;
waarbij de jeugdreclassering [naam organisatie] opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering hoofdelijk toe tot een bedrag van €249,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2020 tot aan de dag van algehele betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat €249,00 te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2020 tot de dag van de volledige betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen gijzeling;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het restende deel van de vordering en bepaalt dat dat deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, tot op heden begroot op €28,75;
- wijst het overige deel van de gevorderde proceskosten af;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering toe tot een bedrag van €449,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2020 tot aan de dag van algehele betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat €449,00 te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 juni 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen gijzeling;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- verklaart benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mrs. H.F. Koenis en A.G. Bakker, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 mei 2021.
Mr. A.G. Bakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
t.a.v. parketnummer 16/189224-20:
1. hij op of omstreeks 8 mei 2020 te Amersfoort, op of aan de openbare weg, te weten de [straatnaam 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pet en/of een bodywarmer en/of airpods, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met meerdere perso(o)n(en) op die [slachtoffer 1] af te lopen en/of dichtbij die [slachtoffer 1] te gaan staan en/of
- de kleding en/of schoenen van die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of aan de kleding en/of schoenen van die [slachtoffer 1] te trekken en/of
- ( daarbij) dreigend een stok omhoog te houden en/of voor die [slachtoffer 1] zichtbaar vast te houden en/of
- een pet van het hoofd van die [slachtoffer 1] te trekken/pakken en/of
- een bodywarmer van die [slachtoffer 1] uit te trekken en/of
- uit een broekzak van die [slachtoffer 1] airpods te pakken;
2. hij op of omstreeks 8 juni 2020 te Leusden, op of aan de openbare weg te weten [straatnaam 1] , een jas (kleur blauw, merk Stone Island), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 2] in een hoek te drijven en/of voor die [slachtoffer 2] te gaan staan terwijl deze [slachtoffer 2] in een hoek stond en die [slachtoffer 2] zo de doorgang te blokkeren en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: ‘doe je jas uit anders ga ik je pompen’ en/of ‘snel snel’ en/of
- ( daarbij) zijn, verdachtes, hand dreigend in zijn jaszak te houden door
- die [slachtoffer 2] in een hoek te drijven en/of voor die [slachtoffer 2] te gaan staan terwijl deze [slachtoffer 2] in een hoek stond en die [slachtoffer 2] zo de doorgang te blokkeren en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: ‘doe je jas uit anders ga ik je pompen’ en/of ‘snel snel’ en/of
- ( daarbij) zijn, verdachtes, hand dreigend in zijn jaszak te houden;
en/of
hij op of omstreeks 8 juni 2020 te Leusden, op of aan de openbare weg te weten [straatnaam 1]
, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas (kleur blauw, merk Stone Island), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] of aan een derde, toebehoorde, door
- die [slachtoffer 2] in een hoek te drijven en/of voor die [slachtoffer 2] te gaan staan terwijl deze [slachtoffer 2] in een hoek stond en die [slachtoffer 2] zo de doorgang te blokkeren en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: ‘doe je jas uit anders ga ik je pompen’ en/of ‘snel snel’ en/of
- ( daarbij) zijn, verdachtes, hand dreigend in zijn jaszak te houden;
t.a.v. parketnummer 16/289895-20
hij op of omstreeks 13 juli 2020 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening op of aan de openbare weg, te weten het [locatie 2] , heeft weggenomen IPods en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- bellen en/of erbij halen van een andere persoon ter ondersteuning van het plegen van onderhavig feit en/of
- dreigend om die [slachtoffer 3] heen gaan staan en/of in de nabijheid van die [slachtoffer 3] te verblijven, althans het creëren van een dreigende sfeer en/of
- dreigend aan die [slachtoffer 3] de woorden toevoegen: "wat heb je in je buiktas" en/of "als je je tas niet open doet krijg je klappen" en/of "ik heb een pistool bij me", althans woorden van dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) (nadat die [slachtoffer 3] zijn tas opende) kijken in de tas van die [slachtoffer 3] en/of
- ( vervolgens) pakken/graaien in de tas van die [slachtoffer 3] ;
en/of
hij op of omstreeks 13 juli 2020 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging, met een of meer anderen, althans alleen, op of aan de
openbare weg, te weten het [locatie 2] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van Ipods en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- bellen en/of erbij halen van een andere persoon ter ondersteuning van het plegen van onderhavig feit en/of
- dreigend om die [slachtoffer 3] heen gaan staan en/of in de nabijheid van
die [slachtoffer 3] te verblijven, althans het creëren van een dreigende sfeer en/of
- dreigend aan die [slachtoffer 3] de woorden toevoegen: "wat heb je in je buiktas" en/of "als je je tas niet open doet krijg je klappen" en/of "ik heb een pistool bij me", althans woorden van dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) (nadat die [slachtoffer 3] zijn tas opende) kijken in de tas van die [slachtoffer 3] en/of
- ( vervolgens) pakken/graaien in de tas van die [slachtoffer 3] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0900-2020146982, opgemaakt door de Districtsrecherche Oost- Utrecht , Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 379. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 127.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 128.
4.Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige] , p. 138 – 139.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 118.
6.Proces-verbaal van getuigenverhoor [medeverdachte 2] , p. 240.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 245.