ECLI:NL:RBMNE:2021:2103

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
UTR 20/2581
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen besluit urgentieaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoekster had eerder een urgentieaanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, welke was afgewezen in een besluit van 31 januari 2020. Na een ongegrondverklaring van haar bezwaar op 5 juni 2020, heeft verzoekster op 11 januari 2021 opnieuw een urgentieverklaring aangevraagd. Deze aanvraag werd ingewilligd op 10 maart 2021, waarna verzoekster haar beroep introk en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek.

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van tegemoetkomen aan het beroep van verzoekster, omdat het nieuwe besluit was gebaseerd op informatie die na het oorspronkelijke bestreden besluit was overgelegd. De rechtbank concludeerde dat verweerder de afwijzing van de urgentieaanvraag in stand had gelaten en dat er geen proceskosten vergoed hoefden te worden. Het verzoek om proceskostenvergoeding werd dan ook afgewezen als kennelijk ongegrond.

De uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de uitspraak en de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2581

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2021 in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster(gemachtigde: mr. E.D. van Tellingen),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder(gemachtigde: mr. J.H.S. Biervliet).

Procesverloop

In het besluit van 31 januari 2020 heeft verweerder de urgentieaanvraag van verzoekster afgewezen.
In het besluit van 5 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard en de motivering van het besluit op de aanvraag aangevuld.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 11 januari 2021 heeft verzoekster nogmaals een urgentieverklaring aangevraagd. Verweerder heeft die aanvraag ingewilligd bij besluit van 10 maart 2021.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft daar bij brief van 8 april 2021 gebruik van gemaakt.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verweerder stelt zich in zijn reactie op het verzoek om vergoeding van de proceskosten op het standpunt dat hij verzoekster niet geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen in haar beroep. Verweerder heeft het bestreden besluit van 5 juni 2020 namelijk niet herroepen, maar heeft de afwijzing van de urgentieaanvraag in het besluit op de aanvraag in stand gelaten met aanvulling en verbetering van de motivering daarvan.
4. Naar het oordeel van de rechtbank kan in deze zaak niet gesproken worden van tegemoetkomen aan het beroep van verzoekster door verweerder. Van tegemoetkomen is namelijk geen sprake als het nieuwe besluit is gebaseerd op informatie die na het oorspronkelijke bestreden besluit is overgelegd en die nieuw licht op de zaak werpt (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juni 2020). [1] Dat is in deze zaak het geval. Uit de motivering van het inwilligende besluit van 10 maart 2021 blijkt namelijk dat verweerder de urgentieaanvraag heeft ingewilligd mede op basis van een brief van een maatschappelijk hulpverlener van [instantie] van 18 december 2020, en meerdere mails van deze hulpverlener van januari en februari 2021. Die stukken hebben als onderbouwing van de urgentie gediend en zijn bij de eerdere procedure niet overgelegd. Van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
5. Gelet op het voorgaande hoeft verweerder geen proceskosten te vergoeden. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.P.M. VeermanTimmer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
de rechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.