Het onderzoek van de Belastingdienst heeft geleid tot een definitief rapport van 5 maart 2018. In dat rapport heeft de Belastingdienst, voor zover relevant, het volgende geoordeeld:
“
Met de invoering van de Wet VAP is het fiscale kader voor pensioenregelingen per 1 januari 2014 aangepast.
[…]
Door de pensioenregeling niet aan te passen is deze met ingang van 1 januari 2014 bovenmatig (onzuiver) geworden.
Zowel nieuwe als bestaande pensioenovereenkomsten moeten vanaf 1 januari 2014 voldoen aan het gewijzigde fiscale regime. De pensioenregeling van de heer [A] bij [procesdeelnemer I] B.V. is niet aangepast aan de Wet VAP. Derhalve vindt de pensioenopbouw in 2014 plaats op basis van de laatste VPL pensioenbrief. Deze brief gaat uit van een te hoog opbouwpercentage van 2% en van een pensioenleeftijd van 65 jaar. De VPL pensioenbrief voldoet met ingang van 1 januari 2014 niet meer aan het geldende fiscale kader, waardoor de regeling bovenmatig (onzuiver) is geworden.
Bij een bovenmatige pensioenregeling worden de totale pensioenaanspraken aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking (artikel 19b, eerste lid, onderdeel a Wet op de loonbelasting 1964).
[…]
In verband met de pensioenopbouw in de onzuivere pensioenregeling is er in 2014 te weinig loonbelasting afgedragen door de vennootschap. Op grond van artikel 20 Algemene wet inzake rijksbelastingen moet er een naheffingsaanslag loonbelasting 2014 worden opgelegd, […]
Voor de belastingjaren 2015, 2016 en later moeten er ook nog naheffingsaanslagen loonbelasting worden opgelegd.
[…]
Op 4 januari 2018 is een conceptrapport uitgebracht. Naar aanleiding van dit conceptrapport heeft de heer [E] contact opgenomen met [F] . De heer [E] gaf aan dat de heer [A] hem had verzocht om te reageren op het conceptrapport.
[…]
Naar aanleiding van de brief van de heer [E] hebben we nader onderzoek verricht.
[…]
Om de bewering dat de opbouw reeds met ingang van 2012 zou zijn gestaakt op zijn juistheid te kunnen beoordelen hebben we contact opgenomen met de vorige betrokkenen bij de aangiften vennootschapsbelasting. Tot en met 2012 heeft [C] & [G] de aangifte vennootschapsbelasting verzorgd. Als adviseur trad de heer [procesdeelnemer III] vanuit [onderneming 2] B.V. als adviseur en begeleider op. [onderneming 3] B.V. werd ingeschakeld voor de berekeningen inzake de toegezegde pensioenen.
Onafhankelijk van elkaar hebben deze betrokkenen verklaard dat er geen sprake is geweest van een staking van de pensioenopbouw. […]”