ECLI:NL:RBMNE:2021:2089

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
UTR 21/238
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht en gebrek aan gronden

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 12 mei 2021, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal van 2 november 2020 behandeld. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht van € 48,- niet heeft betaald. Dit griffierecht is verplicht volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft eiser op 5 februari 2021 geïnformeerd over de betalingsverplichting en hem verzocht het griffierecht binnen vier weken te betalen. Aangezien eiser niet binnen deze termijn heeft betaald, heeft de rechtbank op 6 maart 2021 een herinnering gestuurd. Eiser heeft echter geen geldige reden gegeven voor het niet betalen van het griffierecht.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser niet heeft uitgelegd waarom hij het niet eens is met het besluit van 2 november 2020, wat ook vereist is volgens artikel 6:5 van de Awb. Eiser is op 10 maart 2021 gewezen op dit verzuim en kreeg de kans om dit binnen vier weken te herstellen. Deze brief is echter niet door eiser afgehaald en is geretourneerd. Een tweede poging om eiser te bereiken vond plaats op 13 april 2021, maar ook hierop heeft eiser niet gereageerd.

Op basis van deze feiten heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zoals bepaald in artikel 8:54 Awb. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/238

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
2 november 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 48,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 5 februari 2021 een brief gestuurd waarin staat dat hij binnen vier weken het griffierecht moet betalen aan de rechtbank. Omdat eiser niet binnen deze termijn heeft betaald, heeft de rechtbank op 6 maart 2021 eiser per aangetekende brief een herinnering gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Eiser heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. De rechtbank stelt verder vast dat eiser niet heeft uitgelegd waarom hij het niet eens is met het besluit van 2 november 2020. Dat moet wel. Dat staat in artikel 6:5 van de Awb. Ook als hier niet aan wordt voldaan, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Bij aangetekend verzonden brief van 10 maart 2021 is eiser gewezen op dit verzuim en is verzocht om dit uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Deze brief is door eiser niet afgehaald en aan de rechtbank geretourneerd. Op 13 april 2021 is deze brief, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb, met een begeleidende brief nogmaals per gewone postzending verstuurd. In de begeleidende brief is aan eiser verzocht om binnen twee weken na de datum van de begeleidende brief een schriftelijke reactie toe te sturen. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
7. Het beroep is om bovenstaande redenen kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk zal behandelen.
8. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van H. Achrak, griffier. De beslissing is gedaan op 12 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven. Deze uitspraak heeft geen gevolgen zolang er nog verzet kan worden ingediend, of zolang er nog niet op het verzet is beslist.