ECLI:NL:RBMNE:2021:208

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
16/057555-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een veroordeelde die betrokken was bij een hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 30.487,43 bedraagt. De vordering is behandeld op meerdere terechtzittingen, waarbij de officier van justitie, mr. W.B. Gaasbeek, heeft gepleit voor een hogere ontneming van € 87.527,52. De verdediging heeft echter verzocht om de hoogte van het vast te stellen voordeel te matigen, waarbij de veroordeelde heeft verklaard dat hij slechts twee succesvolle oogsten heeft gehad van 144 planten.

De rechtbank heeft de verklaringen van de veroordeelde in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat de berekeningen in het ontnemingsrapport, dat is opgesteld door het Functioneel Parket Afpakken, als uitgangspunt genomen kunnen worden. De rechtbank heeft de opbrengsten en kosten van de hennepkwekerij beoordeeld en vastgesteld dat de totale bruto opbrengst per oogst minimaal € 17.875,44 bedraagt, met inachtneming van de kosten die in mindering moeten worden gebracht. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 30.487,43 en de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen.

De rechtbank heeft ook de redelijke termijn in deze zaak beoordeeld en geconcludeerd dat deze slechts minimaal is overschreden, zonder dat hieraan gevolgen worden verbonden. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 3 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/057555-19 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde] ,
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is aan de orde geweest op de terechtzittingen van 3 september 2019, 20 november 2019, 19 maart 2020, 23 juni 2020, 22 september 2020 en 12 januari 2021.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. W.B. Gaasbeek en van hetgeen veroordeelde en zijn raadsman mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie d.d. 29 juli 2019 strekt tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 87.527,52 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gepersisteerd bij deze vordering.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de hoogte van het vast te stellen wederrechtelijk verkregen voordeel te matigen. Veroordeelde heeft verklaard twee keer een oogst te hebben gehad van de kweektent met 144 planten. Deze kweektent stond volgens veroordeelde – anders dan het rapport vermeldt - op de vliering. Met de opbrengst van deze twee oogsten heeft veroordeelde vervolgens een tweede kweektent op de begane grond gefinancierd. De eerste oogst van deze kweektent op de begane grond en de derde oogst van de tent met 144 planten is mislukt wegens spint. Deze mislukte oogst is door de politie in zakken aangetroffen. Bij de vierde kweekronde van de tent met 144 planten en de tweede ronde van de tent op de begane grond is de hennepkwekerij opgerold. Veroordeelde heeft dus slechts 2 succesvolle oogsten van 144 planten gehad. Deze verklaring past bij de informatie van Stedin. Veroordeelde heeft
hiermee een bedrag van € 10.400,00 per oogst verdiend. De kosten voor de kweektenten zijn volgens veroordeelde € 6.000,00 per tent en ook moest twee keer een bedrag van ongeveer € 1.000,00 voor de stekjes en de grond betaald worden. Volgens de verdediging moeten die bedragen in de berekening worden meegenomen.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De grondslag van de vordering
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank, voor zover van belang, veroordeeld voor de volgende strafbare feiten:
Feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod in de periode van 19 januari 2018 tot en met 30 maart 2018.
Feit 2:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking in de periode van 25 augustus 2017 tot en met 30 maart 2018.
De grondslag voor de ontnemingsvordering is een veroordeling voor een strafbaar feit. Voor de ontnemingsvordering betekent dit dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gelet op voordeel afkomstig uit de strafbare feiten die de veroordeelde heeft begaan en strafbare feiten waarvan aannemelijk is dat veroordeelde deze heeft begaan (artikel 36e, lid 2 Wetboek van Strafrecht).
3.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
3.2.1
De berekening
Voor de berekening van de opbrengsten en kosten neemt de rechtbank – voor zover niet anders wordt vermeld – tot uitgangspunt wat is opgenomen in het ontnemingsrapport. [1]
In dit rapport is voor de berekening uitgegaan van de normen, zoals weergegeven in het rapport 'Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht' van Functioneel Parket Afpakken (voorheen BOOM) van 1 juni 2016, waarin standaardberekeningen en normen met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht zijn vermeld.
3.2.2
Periode, aantal oogsten en aantal planten per oogst
In het ontnemingsrapport is de ontnemingsperiode vastgesteld van 15 augustus 2017 tot 23 maart 2018. Deze periode beslaat 31 weken. In het rapport wordt er vanuit gegaan dat er in beide kweekruimtes 3 oogsten hebben plaatsgevonden. Dit is vastgesteld aan de hand van hennepresten, stof op koolstoffilters, stof op voorwerpen, verkleuring van houten latten en knipscharen met hennepresten. Veroordeelde heeft ter terechtzitting van 12 januari 2021 verklaard dat hij met de kweektent van 144 planten (op de vliering) twee keer heeft geoogst en dat de derde oogst, waarbij sprake was van twee kweektenten, is mislukt. De rechtbank acht deze verklaring van veroordeelde aannemelijk. De periode komt overeen met de periode zoals in het ontnemingsrapport is vastgesteld en de hiervoor genoemde factoren op basis waarvan in het rapport drie eerdere oogsten zijn vastgesteld, weerleggen deze verklaring niet. Die factoren duiden op meerdere oogsten, maar op basis daarvan is niet met zekerheid vast te stellen dat in beide kweekruimtes drie oogsten zijn geweest. De rechtbank zal daarom uitgaan van twee succesvolle oogsten, waarbij sprake is van één kweektent met 144 planten.
3.2.3
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Bij het schatten van het voordeel neemt de rechtbank over wat in het ontnemingsrapport met betrekking tot de opbrengst en kosten beredeneerd en onderbouwd is vastgesteld. Verdachte heeft iets anders over de opbrengsten en kosten verklaard, maar hij heeft dit verder op geen enkele manier aannemelijk gemaakt. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan moet worden aangenomen dat de bedragen zoals genoemd in het ontnemingsrapport anders moeten worden vastgesteld.
In de kweekruimte op de vliering stonden minimaal 144 hennepplanten in potten. De opbrengst aan hennep per plant van deze kweekruimte is volgens de tabel van het rapport van Functioneel Parket Afpakken minimaal 30,5 gram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt 144 x 30,5 gram = 4,392 kilogram. [2]
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken is dit minimaal € 4.070,00 per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 4,392 kilogram x € 4.070,00 = € 17.875,44 per oogst. [3]
De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij zijn op basis van het ontnemingsrapport als volgt:
Afschrijvingskosten € 150,00
Hennepstekken € 548,64
Variabele kosten € 558,72
Elektriciteitskosten € 0,00
Kosten knippers € 0,00
Huisvestingskosten € 0,00
Totaal aan kosten € 1.257,36. [4]
3.2.4
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Bruto opbrengst – 2 oogsten x € 17.875,44 € 35.750,88
Totale kosten – 2 oogsten x € 1.257,36 -/- € 2.514,72
Voldane elektriciteitskosten -/- € 2.748,73
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 30.487,43. [5]
Conclusie
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 30.487,43.
3.3
Wederrechtelijke verkregen voordeel en betalingsverplichting
Redelijke termijn
De redelijke termijn is in de onderhavige zaak aangevangen op 30 maart 2018, te weten de datum van binnentreden van de garage/ schuur achter de woning. Nadat de zaak op 3 september 2019 op zitting is aangebracht, is deze nog een aantal keren ter terechtzitting aangehouden. De rechtbank is van oordeel dat, ongeacht de verschillende redenen van deze aanhoudingen, de redelijke termijn slechts minimaal is overschreden. De rechtbank zal, gelet op deze geringe overschrijding, daaraan geen gevolgen verbinden.
Op grond van het vorenstaande wordt vastgesteld dat veroordeelde een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gekregen van € 30.487,43.
De rechtbank zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen om ter zake van de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel voornoemd bedrag aan de Staat te voldoen.

4.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 30.487,43;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
€ 30.487,43aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 3 jaar;
- wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2021.
Mr. Riani el Achhab en mr Janssens zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36a 2a lid Sr ”, met bijlagen, opgenomen in het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900-2018363831 (pagina 403 tot en met 413).
2.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 406.
3.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 406.
4.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 407.
5.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 410.