Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De verdere beoordeling van het incident
3.De beslissing in het incident
;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 mei 2021 een tussenvonnis gewezen in een incident tot opheffing van conservatoire beslagen die door de gewezen werkgever, [partij I] B.V., zijn gelegd ten laste van de ex-werkneemster, [partij II]. De zaak betreft een geschil over de schending van een geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst tussen partijen. De kantonrechter heeft de procedure in het incident behandeld op 30 april 2021, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [partij II] niet in strijd heeft gehandeld met het geheimhoudingsbeding, omdat er geen bewijs is dat zij bedrijfsgegevens heeft geopenbaard aan derden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de conservatoire beslagen die door [partij I] zijn gelegd, niet gerechtvaardigd zijn, en heeft [partij I] veroordeeld om deze beslagen op te heffen. Tevens is [partij I] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [partij II]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de hoofdzaak is verwezen naar de rol van 26 mei 2021 voor verdere behandeling.