ECLI:NL:RBMNE:2021:2069

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
UTR - 20 _ 4390-T2
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging termijn voor herstel van een besluit inzake omgevingsvergunning voor parkeerplaatsen

In deze tussenuitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 17 mei 2021, wordt de verlenging van de termijn voor het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort besproken. Het college had eerder de voorzieningenrechter verzocht om de termijn te verlengen die was gesteld in een eerdere tussenuitspraak van 28 januari 2021. Deze termijn was bedoeld om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college zijn verzoek om verlenging tijdig heeft ingediend en dat er bijzondere omstandigheden zijn die deze verlenging rechtvaardigen. Het college is actief bezig met het herstellen van het gebrek en heeft een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de aanleg van 15 parkeerplaatsen, waarvan 2 bewonersparkeerplaatsen en 13 bezoekersparkeerplaatsen. De voorzieningenrechter heeft besloten de termijn te verlengen tot 1 november 2021, omdat het college niet in staat is om de benodigde procedure voor 28 maart 2021 af te ronden. Tevens is er geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening in de vorm van een bouwstop te treffen, aangezien er voldoende zicht is op herstel van het besluit. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4390-T2

tussenuitspraak van de voorzieningenrechter van 17 mei 2021 in de zaak tussen

[verzoekers], te [woonplaats], namens zichzelf en 63 andere verzoekers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. B.J. Eising).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:

Stichting Omnia Wonen, te Harderwijk
(gemachtigde: W. van Haarst).

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 28 januari 2021 (de tussenuitspraak) heeft de voorzieningenrechter het college in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Voor het verdere procesverloop verwijst de voorzieningenrechter naar die tussenuitspraak.
Met een brief van 25 maart 2021 heeft het college de voorzieningenrechter verzocht de in de tussenuitspraak gestelde termijn te verlengen tot nadat hij een besluit heeft genomen op de aanvraag van vergunninghouder voor een omgevingsvergunning voor het in strijd met het bestemmingsplan aanleggen van 15 parkeerplaatsen (2 bewonersparkeerplaatsen en 13 bezoekersparkeerplaatsen).
Met een brief van 20 maart 2021 hebben verzoekers aangegeven bezwaar te hebben tegen verder uitstel en de voorzieningenrechter gevraagd om als zij wel uitstel verleent aan het college, daarbij een voorlopige voorziening te treffen in de vorm van een bouwstop. Met een brief 29 maart 2021 hebben verzoekers inhoudelijk op de aanvraag van vergunninghouder voor het aanleggen van 15 parkeerplaatsen gereageerd.

Overwegingen

1. Alleen in bijzondere gevallen willigt de voorzieningenrechter een verzoek om verlenging van de in de tussenuitspraak gestelde termijn in. Het verzoek moet daarom zijn gemotiveerd. Ook moet het verzoek binnen de bij de tussenuitspraak bepaalde termijn worden ingediend.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college zijn verzoek om verlenging van de termijn om het gebrek te herstellen heeft gedaan binnen de oorspronkelijke termijn die de voorzieningenrechter hiervoor heeft gesteld in de tussenuitspraak.
3. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft het college in overleg met vergunninghouder nader onderzocht op welke wijze bij de appartementengebouwen 2 extra bewonersparkeerplaatsen en 13 bezoekersparkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. Het voornemen is om de 15 extra parkeerplaatsen naast de appartementengebouwen in te passen in het park. Om de aanleg van deze parkeerplaatsen mogelijk te kunnen maken is een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan vereist. Vergunninghouder heeft hiertoe een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college. Bij het voorbereiden van de omgevingsvergunning moet het college op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de uitgebreide voorbereidingsprocedure volgen. Daarop is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit betekent dat het college eerst een ontwerpomgevingsvergunning ter inzage moet leggen voordat hij een besluit op de aanvraag zal nemen.
4. De voorzieningenrechter acht dit een bijzonder geval dat verlenging van de termijn rechtvaardigt. Uit het verzoek van het college en de aanvraag van vergunninghouder blijkt dat het college bewust bezig is met het herstellen van het gebrek in het bestreden besluit. Het is voor het college onmogelijk om de procedure die hiervoor nodig is voor
28 maart 2021 af te ronden. De voorzieningenrechter overweegt hierbij dat elke andere beslissing van de voorzieningenrechter naar alle waarschijnlijkheid tot een minder finale vorm van geschilbeslechting voor verzoekers en vergunninghouder leidt. Daarom ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de termijn te verlengen tot 1 november 2021.
5. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening in de vorm van een bouwstop te treffen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er voldoende zicht op een mogelijk herstel van het gebrek in het bestreden besluit. Het college kan de inhoudelijke bezwaren van verzoekers tegen de aanvraag van vergunninghouder voor een omgevingsvergunning voor de aanleg van de extra parkeerplaatsen betrekken bij zijn besluit op die aanvraag.
6. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt het college tot 1 november 2021 in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 mei 2021en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.