ECLI:NL:RBMNE:2021:2068

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
UTR - 20 _ 3917-T3
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over verlenging termijn voor herstel gebreken in omgevingsvergunning aanvraag

In deze tussenuitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 17 mei 2021, wordt ingegaan op een verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort om de termijn voor het herstellen van gebreken in een eerder bestreden besluit te verlengen. De voorzieningenrechter had eerder in een tussenuitspraak van 22 december 2020 het college de gelegenheid gegeven om binnen zes weken de gebreken te herstellen. Deze termijn werd later verlengd tot twee maanden na een tweede tussenuitspraak op 28 januari 2021. Het college verzocht om verdere verlenging tot na de beslissing op de aanvraag van vergunninghouder Stichting Omnia Wonen voor een omgevingsvergunning voor het aanleggen van 15 parkeerplaatsen.

De voorzieningenrechter overweegt dat alleen in bijzondere gevallen een verzoek om verlenging van de termijn wordt ingewilligd. Het college heeft zijn verzoek tijdig ingediend en is actief bezig met het herstellen van de gebreken. De voorzieningenrechter concludeert dat het college niet in staat is om de benodigde procedure voor 28 maart 2021 af te ronden, en dat een andere beslissing waarschijnlijk zou leiden tot een minder definitieve oplossing voor de betrokken partijen. Daarom wordt de termijn verlengd tot 1 november 2021. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een voorlopige voorziening in de vorm van een bouwstop te treffen, aangezien er voldoende zicht is op herstel van de gebreken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3917-T3

tussenuitspraak van de voorzieningenrechter van 17 mei 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. B.J. Eising).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:

Stichting Omnia Wonen(vergunninghouder), te Harderwijk
(gemachtigde: W. van Haarst).

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 22 december 2020 (de tussenuitspraak) heeft de voorzieningenrechter het college in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, de gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
Bij tussenuitspraak van 28 januari 2021 (de tweede tussenuitspraak) heeft de voorzieningenrechter de termijn om de gebreken te herstellen verlengd tot twee maanden na verzending van de tweede tussenuitspraak.
Voor het procesverloop tot aan de tussenuitspraak verwijst de voorzieningenrechter naar de tussenuitspraak.
Met een brief van 25 maart 2021 heeft het college de voorzieningenrechter verzocht de in de tweede tussenuitspraak gestelde termijn te verlengen tot nadat hij een besluit heeft genomen op de aanvraag van vergunninghouder voor een omgevingsvergunning voor het in strijd met het bestemmingsplan aanleggen van 15 parkeerplaatsen (2 bewonersparkeerplaatsen en 13 bezoekersparkeerplaatsen).
Met een brief van 21 maart 2021 heeft verzoeker aangegeven bezwaar te hebben tegen verder uitstel en de voorzieningenrechter gevraagd om als zij wel uitstel verleent aan het college, daarbij een voorlopige voorziening te treffen in de vorm van een bouwstop. Met een brief 27 maart 2021 heeft verzoeker inhoudelijk op de aanvraag van vergunninghouder voor het aanleggen van 15 parkeerplaatsen gereageerd.

Overwegingen

1. Alleen in bijzondere gevallen willigt de voorzieningenrechter een verzoek om verlenging van de in de tussenuitspraak gestelde termijn in. Het verzoek moet daarom zijn gemotiveerd. Ook moet het verzoek binnen de bij de tussenuitspraak bepaalde termijn worden ingediend.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college zijn verzoek om verlenging van de termijn om de gebreken te herstellen heeft gedaan binnen de oorspronkelijke termijn die de voorzieningenrechter hiervoor heeft gesteld in de tussenuitspraak.
3. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft het college in overleg met vergunninghouder nader onderzocht op welke wijze bij de appartementengebouwen 2 extra bewonersparkeerplaatsen en 13 bezoekersparkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. Het voornemen is om de 15 extra parkeerplaatsen naast de appartementengebouwen in te passen in het park. Om de aanleg van deze parkeerplaatsen mogelijk te kunnen maken is een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan vereist. Vergunninghouder heeft hiertoe een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college. Bij het voorbereiden van de omgevingsvergunning moet het college op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de uitgebreide voorbereidingsprocedure volgen. Daarop is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit betekent dat hij eerst een ontwerpomgevingsvergunning ter inzage moet leggen voordat hij een besluit op de aanvraag zal nemen.
4. De voorzieningenrechter acht dit een bijzonder geval dat verlenging van de termijn rechtvaardigt. Uit het verzoek van het college en de aanvraag van vergunninghouder blijkt dat het college bewust bezig is met het herstellen van de gebreken in het bestreden besluit. Het is voor het college onmogelijk om de procedure die hiervoor nodig is voor
28 maart 2021 af te ronden. De voorzieningenrechter overweegt hierbij dat elke andere beslissing van de voorzieningenrechter naar alle waarschijnlijkheid tot een minder finale vorm van geschilbeslechting voor verzoeker en vergunninghouder leidt. Daarom ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de termijn te verlengen tot 1 november 2021.
5. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening in de vorm van een bouwstop te treffen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er voldoende zicht op een mogelijk herstel van de gebreken in het bestreden besluit. Het college kan de inhoudelijke bezwaren van verzoeker tegen de aanvraag van vergunninghouder voor een omgevingsvergunning voor de aanleg van de extra parkeerplaatsen betrekken bij zijn besluit op die aanvraag.
6. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt het college tot 1 november 2021 in de gelegenheid de gebreken in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.