ECLI:NL:RBMNE:2021:2067
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Redelijk voorstel voor huurprijsverhoging bij geliberaliseerde woonruimte en de vergelijkbaarheid van woonruimte
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder, [eiseres] B.V., en haar huurders, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De verhuurder vorderde een verklaring voor recht dat haar voorstel om de huurprijs van het gehuurde per 1 januari 2020 te verhogen naar € 1.500,00 en per 1 januari 2021 naar € 1.600,00 een redelijk voorstel is volgens artikel 7:274 lid 1 sub d BW. De huurders verzetten zich tegen deze verhoging en stelden dat de huurprijs niet in overeenstemming is met de marktwaarde en dat de referentiepanden die door de verhuurder zijn aangedragen niet vergelijkbaar zijn.
De procedure begon met schriftelijke stukken, gevolgd door een mondelinge behandeling op 13 april 2021. De kantonrechter oordeelde dat het aanbod van de verhuurder op zichzelf niet onredelijk was, maar dat de ingangsdatum van de huurverhoging per 1 januari 2020 niet redelijk was. De kantonrechter wees de vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst en de ontruiming af, maar verklaarde dat de huurprijs per 1 januari 2021 naar € 1.600,00 kan worden verhoogd. De kantonrechter benadrukte dat de huurders in staat zijn de voorgestelde huurprijs te betalen en dat de verhuurder een gerechtvaardigd belang heeft bij een marktconforme huurprijs.
De kantonrechter concludeerde dat de huurprijsverhoging per 1 januari 2020 niet redelijk was, maar dat de verhoging per 1 januari 2021 wel redelijk is. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De tegenvorderingen van de huurders werden afgewezen, omdat de wet geen ruimte biedt voor de gevorderde aanpassing van de huurprijs.