4.2.1Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om het onder 1 primair tenlastegelegde bewezen te verklaren. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
Vrijspraak feit 1 subsidiair
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om het onder 1 subsidiair tenlastegelegde bewezen te verklaren. Het door het slachtoffer opgelopen letsel kan op basis van de inhoud van het dossier niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feit 1 meer subsidiair
[slachtoffer 2]is als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 6 oktober 2019 zaten we thuis in [woonplaats] . Eén, die [verdachte] heet
(de rechtbank begrijpt: verdachte), kwam. Toen ik de kamer uit kwam, stak hij mij in mijn borst. [verdachte] Islam kwam achter mij aan en wilde mij nog een keer steken. Ik werd toen nogmaals gestoken. Dat was in mijn nier.
V: Omschrijf het mes eens?
A: Het hele mes is ongeveer tussen de 20 en 25 cm lang.
V: Wat gebeurde er nadat [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: verdachte)jou in je borst gestoken had?
A: Ik wilde het raam uitspringen en toen voelde ik dat [verdachte] mij in mijn onderrug stak. Ik laat u nu mijn rug zien met een pleister.
[slachtoffer 1]is als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Wat kunt u verklaren over wat er op 6 oktober 2019 te Almere gebeurd is?
A: Er was een jongen die heel lastig was.
En hij begon mijn vriend ook neer te steken voordat hij weg was.
V: Hoe heet de jongen die lastig was en die met die drie vrienden van hem kwam?
A: [verdachte]
V: Nog even terugkomend op het mes. Hoe lang was het mes?
A: Vijftien centimeter ongeveer. Vijftien centimeter zonder handvat.
Drs. J.A. Kortmann, forensisch arts, heeft een geneeskundige verklaring opgesteld met betrekking tot [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
In het Flevoziekenhuis werd bij dhr. [slachtoffer 2] op 7-10-2019 vastgesteld:
- Oppervlakkige ‘snijwond’ van ‘10 cm’ op de rechter borstkas.
- Op de linker kant van de onderrug ter hoogte van ‘L4’ een steekwond van ‘1.2 cm’ lengte en bij onderzoek (‘exploratie’) bleek deze ‘6 cm’ diep was, verlopend richting het hoofdeinde (‘craniaal’).
Verdachteis gehoord door de politie. Hij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
V: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
(de rechtbank begrijpt: aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] )hebben steekwonden. Kan jij dat uitleggen?
A: Ik ging rondzwaaien met een mes.
V: Waar heb jij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geraakt?
A: Eén in zijn rug, de ander in zijn gezicht.
Bewijsoverweging feit 1 meer subsidiair
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte met een mes met een lemmet van 15 centimeter heeft gestoken in de borststreek en in de onderrug van aangever. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de borstkas vitale organen en kwetsbare lichaamsdelen bevinden. Door het aldus te handelen is de kans dat [slachtoffer 2] hierdoor zwaar lichamelijk letsel op zou lopen aanmerkelijk. Het handelen van verdachte kan naar haar uiterlijke verschijningsvorm daarom worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans hierop bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om het onder 1 primair tenlastegelegde bewezen te verklaren. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 2 subsidiair
[slachtoffer 1]is als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Wat kunt u verklaren over wat er op 6 oktober 2019 te [woonplaats] gebeurd is?
A: Er was een jongen die heel lastig was.
Hij werd boos en hij sloeg mij met een glazen fles. En hij trok in één keer een mes en
begon hij mij neer te steken. In mijn buik en ik hield het mes met mijn handen tegen.
V: Hoe heet de jongen die lastig was en die met die drie vrienden van hem kwam?
A: [verdachte] .
Hij sloeg mij eerst met een glazen fles in mijn gezicht, toen pakte hij het mes.
V: Waar had [verdachte] een mes vandaag gehaald?
A: Uit de keuken. Hij pakte en begon mij direct te steken. Hij begon mij in mijn gezicht te steken.
V: Nog even terugkomend op het mes. Hoe lang was het mes?
A: Vijftien centimeter ongeveer. Vijftien centimeter zonder handvat.
V: Je bent geslagen me een fles. Je bent gestoken met een mes. In welke volgorde is het gebeurd?
A: Nadat hij mij met de glazenfles sloeg. Pakte hij een mes. Hij stak mij eerst in mijn gezicht. Daarna nog een keer in mijn gezicht. Vervolgens wilde hij me in mijn buik steken maar doordat ik mijn arm bij mijn buik hield stak hij in mijn arm.
[slachtoffer 2]is als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 6 oktober 2019 zaten we thuis in [woonplaats] . Eén, die [verdachte] heet
(de rechtbank begrijpt: verdachte), kwam en had een fles alcohol. Hij sloeg met die fles een ander in het gezicht. Hij ging naar de keuken en stak hem toen met een mes.
V: Wat gebeurde er toen ze binnen kwamen?
A: We zaten daar en [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: verdachte)zat tegenover [slachtoffer 1]
(de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 1] ). [verdachte] pakte plotseling de fles en sloeg daarmee [slachtoffer 1] in zijn gezicht.
V: Pakte hij daarna het mes?
A: [verdachte] ging toen gelijk naar de keuken en pakte daar een mes.
V: Omschrijf het mes eens?
A: Het hele mes is ongeveer tussen de 20 en 25 cm lang.
V: Waar stak [verdachte] [slachtoffer 1] met het mes?
A: Hij stak hem in zijn gezicht en raakte hem ook aan zijn pols.
Drs. J.A. Kortmann, forensisch arts, heeft een geneeskundige verklaring opgesteld met betrekking tot [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
In het Flevoziekenhuis werd bij dhr. [slachtoffer 1] op 7-LO-2019 vastgesteld:
- Een “steekverwonding’ aan de linker onderarm van ‘1.5cm’ met een onderliggende ‘ei vormige zwelling’ van ‘3-4cm’, zonder aanwijzingen voor schade aan de bloedvaten dan wel zenuwen (‘neurovasculair’).
- Een ‘winkelhaak’ in de linkerwang van ‘3cm’.
- Een ‘snee’ bij de linker mondhoek van ‘3-4cm’.
- Een ‘oppervlakkige zeer dunne kras’ op de rechter neusvleugel.
Verdachteis gehoord door de politie. Hij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Er werd een fles naar mij gegooid en ik heb toen een mes gepakt.
V: Gooide jij vervolgens dezelfde fles terug?
A: Ik gooide een andere fles.
V: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
(de rechtbank begrijpt: aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] )hebben steekwonden. Kan jij dat uitleggen?
A: Ik ging rondzwaaien met een mes.
V: Waar heb jij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geraakt?
A: Eén in zijn rug, de ander in zijn gezicht.
Bewijsoverwegingen feit 2 subsidiair
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte met een mes met een lemmet van 15 centimeter heeft gestoken in het gezicht en in de onderarm van aangever. Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een mes in het gezicht de aanmerkelijke kans in het leven roept dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt. Het handelen van verdachte kan naar haar uiterlijke verschijningsvorm daarom worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans hierop bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het slachtoffer onder meer letsel heeft opgelopen op zijn wang en in zijn mondhoek. Deze wonden zijn gehecht. Gelet op de lengte, de diepte en vorm van de sneeën, is het aannemelijk dat het slachtoffer hier zichtbare ontsierende littekens aan over zal houden. Dit maakt dat het toegebrachte letsel naar het oordeel van de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. De rechtbank acht daarbij van belang dat het letsel in het gezicht zich op een duidelijk zichtbare plek bevindt.