ECLI:NL:RBMNE:2021:206

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
16/057551-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan wederrechtelijk voordeel uit hennepkwekerij

Op 26 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16/057551-19, betreffende een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering was aan de orde geweest op meerdere terechtzittingen, waarbij de inhoudelijke behandeling plaatsvond op 12 januari 2021. De officier van justitie, mr. W.B. Gaasbeek, had op 29 juli 2019 een vordering ingediend tot betaling van een bedrag van € 87.527,52 aan de Staat, ter ontneming van het vermeende wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.G.M. Frerix, pleitte voor afwijzing van de vordering.

De rechtbank heeft in haar vonnis geoordeeld dat betrokkene, die vrijgesproken is van het (medeplegen van) telen van hennepplanten, niet kan worden aangemerkt als iemand die wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de hennepkwekerij. Aangezien de ontnemingsvordering is gebaseerd op de veronderstelling dat er wederrechtelijk genoten inkomsten zijn, kon de rechtbank niet vaststellen dat er sprake was van dergelijk voordeel. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen.

De beslissing is genomen door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. D. Riani el Achhab, en de rechters mrs. E.W.A. Vonk en N.P.J. Janssens. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2021, waarbij mr. V. Soeteman als griffier aanwezig was. Mr. Riani el Achhab en mr. Janssens waren buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/057551-19 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[betrokkene],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is aan de orde geweest op de terechtzittingen van 3 september 2019, 20 november 2019, 19 maart 2020, 23 juni 2020, 22 september 2020 en 12 januari 2021.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en het standpunt van officier van justitie mr. W.B. Gaasbeek, en van hetgeen mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede, namens betrokkene, naar voren heeft gebracht.

2.VORDERING

2.1
De vordering van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie d.d. 29 juli 2019 strekt tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 87.527,52 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ter terechtzitting van 12 januari 2021 heeft de officier van justitie tot afwijzing van de vordering gerekwireerd.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering af te wijzen.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van 26 januari 2021 heeft deze rechtbank betrokkene vrijgesproken van (primair) het (medeplegen van) telen/bewerken/verwerken/bereiden en/of opzettelijk aanwezig hebben
van 261 hennepplanten en (subsidiair) de medeplichtigheid daaraan. Gelet op deze integrale vrijspraak kan niet worden vastgesteld dat betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de bedoelde hennepkwekerij. Omdat de ontnemingsvordering is gebaseerd op de wederrechtelijk genoten inkomsten uit die kwekerij zal de rechtbank de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afwijzen.

3.BESLISSING

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2021.
Mr. Riani el Achhab en mr Janssens zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.