ECLI:NL:RBMNE:2021:204

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
16-057555-19 en 16-225579-19 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor hennepteelt, diefstal elektriciteit en verduistering van voertuigen

Op 26 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep, diefstal van elektriciteit en verduistering van twee voertuigen. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het telen van 261 hennepplanten in de periode van 19 januari 2018 tot en met 30 maart 2018 in Veenendaal. Daarnaast werd hij beschuldigd van het stelen van elektriciteit van Stedin Netbeheer BV in dezelfde periode. Tevens was er sprake van verduistering van een Audi Q7 en een Volkswagen Crafter, die hij had geleased maar niet teruggegeven. De rechtbank heeft de verdachte op basis van de bewijsmiddelen, waaronder bekennende verklaringen en aangiften van benadeelden, wettig en overtuigend bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk op, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De rechtbank overwoog dat de opgelegde straf lager was dan de eis van de officier van justitie, omdat zij uitging van minder hennepplanten en minder oogsten dan door de officier was gesteld. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij, en verklaarde de in beslag genomen voorwerpen verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-057555-19 en 16-225579-19 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2019, 20 november 2019, 19 maart 2020, 23 juni 2020, 22 september 2020 en 12 januari 2021. De verdachte is op 12 januari 2021 in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.B. Gaasbeek en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 12 januari 2021 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Parketnummer 16-057555-19:
Feit 1: in de periode van 19 januari 2018 tot en met 30 maart 2018 te Veenendaal, alleen of met anderen, in een pand aan de [adres] , 261 hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt dan wel aanwezig heeft gehad;
Feit 2: in de periode van 25 augustus 2017 tot en met 30 maart 2018 te Veenendaal stroom heeft gestolen van Stedin Netbeheer BV door middel van braak en/of verbreking;
Parketnummer 16-225579-19 (ter terechtzitting gevoegd):
Feit 1:in de periode 1 november 2018 tot en met 8 mei 2019 te Veenendaal zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een personenauto (Audi Q7) van [bedrijf 1] B.V.;
Feit 2:in de periode van 10 december 2013 tot en met 8 mei 2019 te Veenendaal zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een bestelauto (Volkswagen Crafter) van [bedrijf 2] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het onder feit 1 (parketnummer 16/057555-19) ten laste gelegde medeplegen. Ten aanzien van het onder feit 1 (parketnummer 16/057555-19) ten laste gelegde gaat de officier van justitie uit van het telen van drie gelukte oogsten van 261 hennepplanten en daarnaast nog het telen van de 261 aangetroffen hennepplanten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde onder feit 1 (parketnummer 16/225579-19). De raadsman voert daartoe aan dat er veel communicatieproblemen zijn geweest tussen verdachte en de leasemaatschappij en dat ervan uitgegaan moet worden dat verdachte te goeder trouw is geweest.
De raadsman concludeert dat feit 2 (parketnummer 16/225579-19) bewezen kan worden, waarbij de raadsman opmerkt dat niet de volledige tenlastegelegde periode bewezen kan worden maar slechts een periode vanaf februari 2019 omdat toen pas sprake was van wederrechtelijke toe-eigening.
Ook de feiten 1 en 2 (parketnummer 16/057555-19) kunnen volgens de raadsman bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 (parketnummer: 16-057555-19)
Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit ter terechtzitting bekend, voor zover het hierna bewezen wordt verklaard. De bekennende verklaring ziet op twee oogsten van 144 planten die gelukt zijn, een mislukte oogst van 261 planten en de 261 aangetroffen planten van ongeveer 10 dagen oud. Door de raadsman van verdachte is voor dit feit in zoverre geen vrijspraak bepleit.
Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
- Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 16 januari 2019; [2]
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 januari 2021. [3]
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen, zodat verdachte partieel zal worden vrijgesproken van het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’ in de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 2 (parketnummer: 16-057555-19)
Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend, voor zover het hierna bewezen wordt verklaard, en door de raadsman van verdachte is voor dit feit evenmin vrijspraak bepleit.
Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens Stedin Netbeheer B.V. van 26 april 2018; [4]
- Rapportage diefstal energie – aangifte van 18 juli 2017; [5]
- Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 16 januari 2019; [6]
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 januari 2021. [7]
Ten aanzien van feit 1 (parketnummer 16-225579-19):
Bewijsmiddelen [8]
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 14 maart 2019 heeft [aangever 2] namens [bedrijf 1] B.V te [vestigingsplaats] aangifte gedaan van verduistering. Daarin staat onder meer het volgende (zakelijk weergegeven):
Op 26 oktober 2018 is tussen [bedrijf 1] en [holding] B.V., welk bedrijf was gevestigd op [adres] te [vestigingsplaats] , een leaseovereenkomst gesloten. De heer [verdachte] , geboren op [1982]
(...) heeft de overeenkomst getekend. Volgens de overeenkomst
diende met ingang van 1 november 2018 gedurende 53 maanden € 488,23 en een slottermijn van euro 5.000,00 te worden betaald. In totaal is nog € 30.876,19 verschuldigd aan [bedrijf 1] en is er tot op heden niets betaald. Het voertuig dat geleased is betreft een personenauto merk Audi Q7 voorzien van het kenteken
[kenteken] . [bedrijf 1] heeft [holding] B.V. diverse
keren aangemaand om de achterstand in de betalingen aan te zuiveren dan wel het
geleasede voertuig in te leveren. Op 7 januari 2019 is aan incassobureau AVS
Netherlands B.V. te Purmerend verzocht om de achterstand in de betalingen te
incasseren of het geleasede object op te halen. AVS Netherlands B.V. heeft het adres, [adres] te
[vestigingsplaats] , meerdere malen bezocht zonder resultaat. Getracht is cliënt zowel
telefonisch als per e-mail te bereiken, echter zonder gehoor. Het e-mailadres
[e-mailadres] .nlis niet meer actief. Tot op heden is zowel cliënt als het
object voorzien van kenteken [kenteken] nimmer waargenomen. [9]
Verdachte heeft op 3 september 2019 (onder meer) het volgende verklaard met betrekking tot de Audi Q7, kenteken [kenteken] in garage/schuur aan de [adres] :
V: Waarom stond het voertuig in de garage annex schuur bij uw woning?
A: Omdat ik wel wist dat Alphera het voertuig als gestolen zou opgeven. [10]
Op woensdag 08 mei 2019 nam een verbalisant op het adres [adres] in [woonplaats] een voertuig in beslag welke als verduisterd stond gesignaleerd, te weten
een Audi Q7 met kenteken [kenteken] . Verbalisant zag dat dit voertuig in de garage stond welke bij de woning hoorde. [11]
In de brief van 22 februari 2019 van AVS Netherlands B.V. aan [holding] B.V. (en ter attentie van verdachte) staat onder meer vermeld:
Ontvangen wij binnen de gestelde termijn geen volledige betaling dan zal verder uitstel niet worden verleend en zijn wij genoodzaakt woensdag 27 februari 2019 over te gaan tot terugname van de Audi Q7 4.2 TDI voorzien van kenteken: [kenteken] . [12]
Conclusie
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 27 februari 2019 tot en met 8 mei 2019 zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van de Audi Q7. Verdachte zal van de ten laste gelegde periode van 1 november 2018 tot en met 26 februari 2019 partieel worden vrijgesproken. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Gelet op de brief van AVS Netherlands B.V. van 22 februari 2019 is de rechtbank van oordeel dat vanaf 27 februari 2019 pas sprake is van wederrechtelijke toe-eigening, omdat op 22 februari 2019 aan verdachte duidelijk is gemaakt wat de consequenties zouden zijn als hij op 27 februari 2019 zijn betalingsachterstand niet zou hebben voldaan, te weten terugname van de auto. Voor die periode was ‘slechts’ sprake van een betalingsachterstand en dat is niet voldoende om te kunnen bewijzen dat verdachte zonder daartoe het recht te hebben als heer en meester over de auto is gaan beschikken. Vanaf 27 februari 2019 is er ook sprake van (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op de wederrechtelijke toe-eigening en dat wordt ook bevestigd door zijn eigen verklaring op 3 september 2019. Hij wist, of heeft in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard, dat hij de Audi onder zich hield terwijl hij daar geen recht op had.
Ten aanzien van feit 2 (parketnummer 16-225579-19):
Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit ter terechtzitting bekend, voor zover het hierna bewezen wordt verklaard, en door de raadsman van verdachte is voor dit feit in zoverre geen vrijspraak bepleit.
Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen. [13]
- De aangifte van [aangever 3] namens [bedrijf 2] te [vestigingsplaats] ; [14]
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 januari 2021; [15]
- Een geschrift, te weten een e-mail van 19 februari 2019 van [aangever 3] namens [bedrijf 2] aan verdachte met de mededeling dat het leasecontract ontbonden is, waarbij het volgende voertuig betrokken is: Volkswagen Crafter met kenteken [kenteken] . [16]
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat de rechtbank van oordeel is dat onvoldoende is komen vast te staan dat de volledige ten laste gelegde periode kan worden bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat vanaf 19 februari 2019 - het moment van de ontbinding van de leaseovereenkomst – sprake is van wederrechtelijke toe-eigening van de bestelauto en dat vanaf dat moment verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering. Verdachte zal partieel worden vrijgesproken van de ten laste gelegde periode van 10 december 2013 tot en met 18 februari 2019.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16/057555-19
1
in de periode van 19 januari 2018 tot en met 30 maart 2018 te Veenendaal telkens opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
in de periode van 25 augustus 2017 tot en met 30 maart 2018 te Veenendaal telkens een hoeveelheid elektriciteit, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan Stedin, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Parketnummer 16/225579-19 (gev. ttz)
1
in de periode van 27 februari 2019 tot en met 8 mei 2019 te Veenendaal opzettelijk een personenauto (Audi Q7), toebehorende aan [bedrijf 1] B.V., en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door
middel van een [bedrijf 1] B.V. leaseovereenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
in de periode van 19 februari 2019 tot en met 8 mei 2019 te Veenendaal opzettelijk een bestelauto (Volkswagen Crafter), toebehorende aan [bedrijf 2] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door middel van de
leaseovereenkomst Auto Cash Financial Lease, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer: 16-057555-19
Feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot het plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Parketnummer 16-225579-19 (gev. ttz)
Feiten 1 en 2:
Telkens: verduistering.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Verdachte heeft veel voor zijn kiezen gekregen als gevolg van het plegen van de feiten. Hij heeft bijvoorbeeld ruzie met zijn familie gekregen en krijgt minder opdrachten als zzp-er omdat in de omgeving bekend is dat hij met politie en justitie in aanraking is gekomen. Hij zal dit soort feiten zeker niet nog een keer begaan. De verdediging heeft gevraagd rekening te houden met het feit dat verdachte ter zitting een bekentenis heeft afgelegd. Hij is bereid een taakstraf te verrichten maar hij wil ook graag zijn bedrijf voortzetten. De eis van de officier van justitie is te begrijpen. Echter, indien met het voorgaande iets meer rekening wordt gehouden in het voordeel van verdachte, zou een lagere taakstraf volgens de verdediging een meer passende straf zijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep en aan diefstal van de voor dat telen benodigde elektriciteit. Het telen van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Kwekerijen waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net leveren (brand)gevaar op voor de omgeving. Verdachte heeft vanwege zijn geldproblemen alleen gehandeld uit financieel oogpunt en heeft geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen die de door hem gepleegde delicten voor de samenleving hebben. Productie van en handel in hennep gaan, los van de nadelige gevolgen voor de volksgezondheid, vaak gepaard met vele andere vormen van criminaliteit die verdachte door zijn handelen heeft bevorderd dan wel mede in stand heeft gehouden.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van een personenauto (Audi Q7) en een bestelauto (Volkswagen Crafter). Hij heeft daarmee het vertrouwen dat de twee verschillende leasemaatschappijen in hem hadden ernstig beschaamd.
De rechtbank heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf gelet op de binnen de strafrechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten zoals opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die dienen als richtsnoer voor een straftoemetingsbeleid. Volgens de oriëntatiepunten is het oriëntatiepunt voor het eenmalig telen van een hoeveelheid van 100 tot 500 hennepplanten een gevangenisstraf van 1 maand geheel voorwaardelijk en daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uren. De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor het telen van hennep niet tevens zien op de diefstal van elektriciteit en dat als sprake is van meerdere oogsten, zoals hier het geval is, navenant hoger kan worden gestraft. Voorts moet in deze zaak ook nog worden meegewogen dat tweemaal sprake is geweest van verduistering van een auto. Voor dit feit bestaat geen LOVS-oriëntatiepunt.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 januari 2020 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Wat betreft zijn persoonlijke omstandigheden heeft verdachte ter terechtzitting onder andere verklaard dat hij nog steeds veel schulden heeft en dat hij een eenmansbedrijf als stukadoor heeft.
De rechtbank is – alles overwegende – van oordeel dat voor bovengenoemde feiten tezamen een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, een passende en geboden reactie vormen. De rechtbank legt daarmee een lagere straf op dan de officier van justitie heeft gevorderd maar merkt daarbij op dat de rechtbank uitgaat van minder hennepplanten en minder oogsten.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 Trap (Omschrijving: hoort bij Jacuzzi)
  • 1 Badkuip (Omschrijving: Skt 888g-1)
verbeurd verklaren, omdat het aannemelijk is dat deze voorwerpen verkregen zijn uit de baten van het bewezenverklaarde strafbare feit onder 1 (parketnummer 16-057555-19). De rechtbank stelt vast dat op deze voorwerpen echter nog wel conservatoir beslag rust.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16-057555-19 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 16-225579-19 onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder parketnummer 16-057555-19 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 16-225579-19 onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
180 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 Trap (Omschrijving: hoort bij Jacuzzi)
  • 1 Badkuip (Omschrijving: Skt 888g-1).
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2021.
Mr. Riani el Achhab en mr Janssens zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/057555-19
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19
januari 2018 tot en met 30 maart 2018 te Veenendaal tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad (
in een pand aan de [adres]) een
hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 261, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C
Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25
augustus 2017 tot en met 30 maart 2018 te Veenendaal (telkens) een
hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoorde, te weten aan Stedin, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht )
Parketnummer 16/225579-19 (gev. ttz)
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1
november 2018 tot en met 8 mei 2019 te Veenendaal, althans in
Nederland, opzettelijk een personenauto (Audi Q7), in elk geval enig
goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] B.V., in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed
verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door
middel van een [bedrijf 1] B.V. leaseovereenkomst,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 10 december 2013 tot en met 8 mei
2019 te Veenendaal, althans in Nederland, opzettelijk een bestelauto
(Volkswagen Crafter), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door
misdrijf onder zich had, te weten door middel van de
leaseovereenkomst AutoCash Financial Lease, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld zijn deze processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2018363831, opgemaakt op 16 januari 2019 door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 413. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 16 januari 2019, blz. 9 tot en met 15.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2021.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens de benadeelde Stedin Netbeheer B.V. van 26 april 2018, blz. 305 en 306.
5.Een geschrift, te weten een Rapportage diefstal energie – aangifte van 30 maart 2018, blz. 307 tot en met 310.
6.Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 16 januari 2019, blz. 9 tot en met 15.
7.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2021.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 september 2019, genummerd PL0900-2019266463, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 93. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
9.Proces verbaal aangifte door [aangever 2] , blz. 4 en 5.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 91.
11.Proces verbaal van bevindingen, blz. 6.
12.Een geschrift, te weten een brief van 22 februari 2019 van AVS Netherlands B.V. [holding] B.V. (en ter attentie van verdachte), blz. 31.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld zijn deze processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 september 2019, genummerd PL0900-2019266463, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 93. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
14.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] namens [bedrijf 2] van 7 mei 2019, blz. 33 tot en met 35.
15.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2021.
16.Een geschrift, te weten een e-mail van [aangever 3] namens [bedrijf 2] , d.d. 19 februari 2019, blz. 54.