In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 april 2021 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam van minderjarige]. De moeder, [belanghebbende 1], en de oma van moederszijde, [belanghebbende 2], zijn betrokken bij de procedure. De kinderrechter heeft eerder op 3 februari 2021 een beschikking gegeven waarin de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] werd verlengd tot 26 februari 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 26 mei 2021. De kinderrechter heeft de zaak opnieuw beoordeeld na een mondelinge behandeling op 31 maart 2021, waarbij de standpunten van de betrokken partijen zijn gehoord. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft zich tegen dit verzoek verzet en verzocht om een contactregeling met [voornaam van minderjarige]. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het opgroeiperspectief van [voornaam van minderjarige] niet bij de moeder ligt, maar in het gezin van de oma. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 26 februari 2022 en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft benadrukt dat er aandacht moet zijn voor de omgang tussen de moeder en [voornaam van minderjarige].