ECLI:NL:RBMNE:2021:2034

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
514818
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een netwerkpleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 april 2021 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam van minderjarige]. De moeder, [belanghebbende 1], en de oma van moederszijde, [belanghebbende 2], zijn betrokken bij de procedure. De kinderrechter heeft eerder op 3 februari 2021 een beschikking gegeven waarin de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] werd verlengd tot 26 februari 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 26 mei 2021. De kinderrechter heeft de zaak opnieuw beoordeeld na een mondelinge behandeling op 31 maart 2021, waarbij de standpunten van de betrokken partijen zijn gehoord. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft zich tegen dit verzoek verzet en verzocht om een contactregeling met [voornaam van minderjarige]. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het opgroeiperspectief van [voornaam van minderjarige] niet bij de moeder ligt, maar in het gezin van de oma. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 26 februari 2022 en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft benadrukt dat er aandacht moet zijn voor de omgang tussen de moeder en [voornaam van minderjarige].

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens : C/16/514818 / JE RK 20-2526
datum uitspraak: 28 april 2021

beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te [vestigingsplaats] - [.]
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. W.B. Janssens,

mevrouw [belanghebbende 2] , hierna: de oma van moederszijde (de oma mz.),

wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft in deze zaak een eerdere beschikking gegeven op 3 februari 2021. Voor het procesverloop tot die datum verwijst de rechtbank naar deze beschikking.
Daarna is bij de rechtbank nog ingekomen:
  • de brief met bijlagen van de GI van 19 februari 2021, ingekomen bij de rechtbank op 22 februari 2021;
  • de brief met bijlage van de advocaat van de moeder van 26 maart 2021.
Het (aangehouden) verzoek is door de meervoudige kamer besproken tijdens de mondelinge behandeling van 31 maart 2021. Hierbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de oma mz.,
- de heer [A] namens de Raad,
- de heer [B] en mevrouw [C] namens de GI.

Waar gaat het over?

Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam van minderjarige] woont in het netwerkpleeggezin van de oma mz.
Bij beschikking van 3 februari 2021 is de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] verlengd tot
26 februari 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 3 februari 2021 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 26 mei 2021. De beslissing op het overige deel van het verzoek van de GI, de resterende negen maanden, heeft de kinderrechter daarbij aangehouden in afwachting van de onderliggende rapportages van het 2thepointtraject en de pleeggezinscreening van De Rading.
De rechtbank moet nog een beslissing nemen op het overige deel van het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] gedurende dag en nacht bij een pleegouder te verlengen voor de resterende duur van negen maanden.

De standpunten

De GI handhaaft haar verzoek om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] gedurende dag en nacht bij een pleegouder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De moeder kan zich niet vinden in het verzoek van de GI. Ook kan zij zich niet vinden in een eventuele netwerkplaatsing in het gezin van de oma mz. Mocht het verzoek van de GI wel worden toegewezen, dan verzoekt de moeder de rechtbank te bepalen dat er een contact-/omgangsregeling zal zijn tussen de moeder en [voornaam van minderjarige] , inhoudende dat de moeder en [voornaam van minderjarige] gedurende tenminste twee uur per week omgang hebben. Voor zover deze regeling begeleid dient plaats te vinden, verzoekt de moeder te bepalen dat de omgang zal plaatsvinden bij de moeder thuis en met de bepaling dat deze regeling zo spoedig mogelijk verder zal worden uitgebreid met een aantal uren en in een frequentie door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
Door de oma mz. is geen verweer gevoerd tegen het verzoek.

De beoordeling

Beslissing over het perspectief
Op basis van de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat het opgroeiperspectief van [voornaam van minderjarige] niet meer bij de moeder ligt, maar in het gezin van de oma mz. Dat betekent dat [voornaam van minderjarige] in het pleeggezin zal opgroeien tot haar volwassenheid en dat de GI geen hulp meer zal inzetten gericht op het wonen van [voornaam van minderjarige] bij moeder. De rechtbank zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] gedurende dag en nacht bij een pleegouder verlengen voor de resterende duur, dus tot
26 februari 2022. Aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van deze machtiging is nog steeds voldaan. [1]
De rechtbank zal deze beslissing hieronder uitleggen.
Toelichting
[voornaam van minderjarige] woont sinds haar geboorte in het ouderlijk huis van de moeder, bij de oma mz, (stief)opa en hun vijf kinderen. [voornaam van minderjarige] is dan ook aan deze omgeving gewend en de gezinsleden zijn hechtingsfiguren voor haar geworden. De moeder woonde tot het voorjaar van 2019 eveneens in het gezin van de oma mz. Uit de stukken komt naar voren dat zij vanaf haar jeugd met chronische problematiek kampt en een lange hulpverleningsgeschiedenis heeft. Er is sprake van een licht verstandelijk beperkt niveau, emotieregulatie problemen, veel ruzies (met name met de oma/stiefopa mz.) en beïnvloedbaarheid (netwerk en vriend). De moeder heeft na één van de ruzies besloten het gezin van de oma mz. te verlaten en heeft vervolgens op verschillende plekken tijdelijk gewoond. [voornaam van minderjarige] is al die tijd in het gezin van de oma mz. gebleven. Er is een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] bij de oma mz. uitgesproken, omdat de moeder zich niet kon vinden in de netwerkplaatsing van [voornaam van minderjarige] bij de oma mz. Binnen deze maatregelen is er hulpverlening en een perspectiefonderzoek (het 2thepointtraject) via De Rading ingezet om binnen een aanvaardbare termijn voor [voornaam van minderjarige] antwoord te krijgen op de vraag waar [voornaam van minderjarige] het beste verder kan opgroeien. Dat maakt dat het 2thepoint-traject vanuit de Rading het laatste moment was om erover na te denken en te onderzoeken of [voornaam van minderjarige] nog volledig bij de moeder zou kunnen gaan wonen.
De uitkomst van het onderzoek van De Rading is – kort samengevat – dat de moeder vanwege haar niveau en persoonlijke problematiek, ondanks de inzet van intensieve hulp, snel overvraagd zal worden en dat zij daardoor niet of onvoldoende in staat is aan te sluiten bij de opvoedingsbehoeften van [voornaam van minderjarige] . De moeder heeft onvoldoende mogelijkheden om de zorg te dragen voor de volledige opvoeding van [voornaam van minderjarige] .
De rechtbank is van oordeel dat het 2thepoint-traject een betrouwbaar beeld geeft van de (opvoed)mogelijkheden van de moeder. De rechtbank neemt deze conclusie daarom over, mede gelet op de toelichting die de GI op de onderzoeksresultaten heeft gegeven tijdens de mondelinge behandeling. Daarnaast past deze informatie in het beeld over de ontwikkeling van moeder, zoals de rechtbank hierboven al heeft aangegeven.
Uit het adviesverslag van De Rading en de toelichting daarop van de GI volgt dat hoewel de moeder haar uiterste best heeft gedaan, het haar onvoldoende lukt om zich zelfstandig, zonder concrete opdracht vanuit de hulpverlening, aan te passen aan de wisselende zorgbehoeften van [voornaam van minderjarige] . Dit maakt dat de moeder onvoldoende leerbaar is als het gaat over de kwaliteiten die nodig zijn voor de opvoeding. Dat de moeder bij de [naam instelling] wel leerbaarheid laat zien op het gebied van eigen verzorging en wonen staat daar los van. Dit maakt de conclusie van het perspectiefonderzoek voor de moeder echter wel verwarrend, te meer omdat zij vanuit de medewerkers van De Rading ook bevestigd heeft gekregen dat zij een positieve ontwikkeling heeft laten zien en stappen in de goede richting heeft gezet.
Verder is de rechtbank, anders dan de moeder, van oordeel dat nu het perspectief van [voornaam van minderjarige] niet bij de moeder ligt, het voor haar het meest wenselijk is dat zij verder opgroeit in het gezin van de oma mz. Hoewel in de pleeggezin screening risico’s worden gezien, is ook geconstateerd dat [voornaam van minderjarige] zich binnen dit gezin goed ontwikkelt en dat zij met liefde wordt omringd. Er worden voldoende kansen gezien dat [voornaam van minderjarige] hier met ondersteuning en begeleiding verder kan opgroeien.
De rechtbank begrijpt dat deze beslissing zeer teleurstellend is voor de moeder en dat zij graag een andere uitkomst had gewild. De rechtbank wil richting de moeder benadrukken dat zij de moeder van [voornaam van minderjarige] is en blijft. De rechtbank vindt daarom dat er de komende periode geïnvesteerd moet worden in een goede omgang en relatie tussen de moeder en [voornaam van minderjarige] . Uit de toelichting van de GI tijdens de mondelinge behandeling volgt dat de GI de komende periode, samen met de moeder, zal kijken hoe zij zo goed mogelijk invulling kan geven aan haar rol als moeder op afstand. Daarvoor wordt de begeleiding vanuit de Rading doorgezet met inzet van video-interactie tijdens de contactmomenten en/of ouder-begeleiding rondom haar rol als moeder zonder opvoed-verantwoordelijkheid. Naar aanleiding van het verloop van dit traject zal de omgang tussen de moeder en [voornaam van minderjarige] voorzichtig worden opgebouwd en voor zover mogelijk worden uitgebreid. Gelet hierop ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding om een contact-/omgangsregeling te bepalen volgens het voorstel van de moeder. De komende periode zal tijdens het hiervoor omschreven traject eerst bekeken moet worden op welke manier het contact tussen [voornaam van minderjarige] en de moeder moet worden vormgegeven en wat daarbij in het belang is van [voornaam van minderjarige] . Verder geeft de rechtbank nog aan de GI en de Raad mee dat zij de komende periode ook moeten nadenken over de te zetten vervolgstappen in de vorm van een verzoek tot onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel nu duidelijk is dat het perspectief van [voornaam van minderjarige] niet bij de moeder ligt.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] gedurende dag en nacht bij een pleegouder, tot uiterlijk 26 februari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door de kinderrechters mr. G. van de Beek, mr. E.A.A. van Kalveen en mr. C.M.A.T. van der Geest in tegenwoordigheid van H. Meerveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden

Voetnoten

1.artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek